Tekst en fotografie: Joop Sijses
Vooral Suzuki begon aan het eind van de jaren zeventig versnellingsindicatoren in te bouwen in het dashboard. Die apparaten werden nog gevoed door een rij van contactjes binnen in de versnellingsbak, op de schakelwals. Met idem zoveel draadjes naar het dashboard. Later gevolgd door een variabele weerstand op de schakelwals, die meer of minder spanning aangaf aan de decoder in het dashboard om de ingeschakelde versnelling aan te geven. Dat zijn allemaal constructies die achteraf niet in een motor in te bouwen zijn als die van huis uit niet van een indicator is voorzien.
Maar nieuwe elektronica op de meer recente motorfietsen biedt nieuwe mogelijkheden. De toerenteller en de snelheidsmeter worden niet meer aangedreven door een mechanische kabel, maar ontvangen hun pulssignaal van een opnemer op de krukas (die wordt ook gebruikt voor de ontsteking en eventueel de injectie) respectievelijk van een opnemer op de uitgaande versnellingsbakas of het voorkettingwiel.
Diezelfde signalen kunnen ook gebruikt worden om een achteraf ingebouwde versnellingsindicator van de nodige informatie te voorzien. Zo’n indicator vergelijkt het motortoerental met de snelheid van de motorfiets. Een processor berekent de verhouding, die voor elke versnelling anders is. Dus is het alleen nog een kwestie van het aansluiten van de bedrading van de indicator aan de motorfiets. Er zijn indicatoren voor bepaalde typen motorfietsen in de handel die voorzien zijn van een stekker en aangesloten kunnen worden op de diagnosestekker van de motorfiets. Per type motorfiets heb je dan wel een passende versnellingsindicator nodig.
Universele indicator
Wij gaan hier een universeel exemplaar monteren, waarbij je zelf de losse draden moet aansluiten op de bedrading van de motorfiets. Je moet dus beginnen met het bemachtigen van een elektrisch schema. Ooit zat zo’n schema achter in het instructieboekje geplakt, maar dat is inmiddels alleen nog in te zien via de elektronische internetverbinding die een dealer met de importeur van het merk heeft. Die kan het vervolgens uitprinten en meegeven. Vraag daar dus om als je zo’n accessoire koopt. Dan volgt het uitzoekwerk waar de draden aangesloten moeten worden. Behalve een pulssignaal voor de snelheid en het toerental heeft de indicator ook nog de via het contact geschakelde plus- en minaansluiting voor de accuspanning nodig – die kun je aansluiten op de draden voor het stadslicht (dat brandt toch altijd als het contact aan staat). En een verbinding met het neutraallampje; die moet aangesloten worden op de draad die van de neutraalschakelaar naar het lampje loopt. Voor het motortoerental kun je verschillende pulssignalen gebruiken, bijvoorbeeld de aansturing van de toerenteller in het dashboard, maar ook de wisselspanning van de dynamo of de primaire aansluiting op de bobine.
Op de foto’s wordt de aansluiting op de tellerunit in beeld gebracht, waar alle draden makkelijk bereikbaar zijn. Maar op andere motorfietsen is dat niet altijd mogelijk. Dan moet de aansluiting op de bedrading van de opnemers gemaakt worden, zoals aangegeven voor de snelheidsopnemer. Zorg dat de bedrading zoveel mogelijk intact blijft. Dus liever niet doorknippen. Maak een degelijke aansluiting met goede elektrische geleiding, bij voorkeur met een soldeerverbinding. Isoleer de zaak met een krimpkous of isolatieband. Zorg ervoor dat de nieuwe bedrading netjes vastgelegd wordt met kabelbinders en indien mogelijk beschermd wordt door een ommanteling. Dat is vooral belangrijk als de draden langs het balhoofd lopen. Controleer ook dat de bedrading niet knel komt te zitten of strak staat bij het indraaien van het stuur. Wees je ervan bewust dat de blanke kern van de draad aan massa komt te liggen als de isolatie van de nieuw aangebrachte bedrading beschadigd raakt. En dan doet de hele motorfiets het niet meer.
Als alle draden aangesloten zijn moet de versnellingsindicator gekalibreerd worden. Dat gebeurt eenvoudig door de motor op de middenbok of een paddockstand door alle versnellingen heen te schakelen. Dat moet in stapjes, dus pas opschakelen als de indicator aangeeft dat het signaal ontvangen en opgeslagen is. Vanaf dat moment kun je altijd aflezen in welke versnelling je rijdt.
Pulsopnemer
Dit soort versnellingsindicatoren kunnen alleen gemonteerd worden op motorfietsen met een conventionele bedrading. Als je motorfiets nog een mechanisch aangedreven snelheidsmeter heeft, is daar een pulsopnemer voor beschikbaar die op een van de wielen gemonteerd wordt. Maar monteer nooit universele accessoires op een motorfiets die, al dan niet gedeeltelijk, met het zogenaamde Can-bussysteem functioneert. Daar kun je alleen originele, voor dat type bestemde accessoires op gebruiken. En dan nog kan dat beter door de dealer gebeuren, omdat er soms instellingen met de diagnose- of testapparatuur ingelezen moeten worden.
Hier een gedeelte van een wat ouder schema van de VTR1000F, waar de Datatool op wordt gemonteerd. In de rechter rode cirkel wordt de snelheidsopnemer schematisch weergegeven, in de linkercirkel vind je dezelfde draadkleuren terug bij het dashboard. Zo’n opnemer heeft in de regel drie aansluitingen: plus en min 12 volt en de signaaldraad, hier met respectievelijk de kleuren zwart/bruin, groen/zwart en roze/groen. Volg in het schema de draden om uit te vinden welke de signaaldraad is. Die heb je nodig voor de aansluiting.
Op de motorfiets vind je de snelheidsopnemer op het carter boven de versnellingsbak (zoals op de VTR1000F) of bij het voorkettingwiel. Volg de aansluitdraad tot de dichtstbijzijnde stekkerverbinding.
Bij de stekker kan een aftakking gemaakt worden om de versnellingsindicator op aan te sluiten. Hier is de roze draad de signaaldraad. Maak de aftakking met een soldeerverbinding, zonder de draad door te snijden (zie andere foto’s).
Voorzie de draden van de indicator van draadoogjes. Gebruik daarvoor de speciale tang en knijp ze goed strak aan.
Alleen de bedrading voor het vrijstandlampje loopt rechtstreeks naar de lampfitting. De lichtgroen/rode draad is verbonden met de neutraalschakelaar op de motor. Verwijder een stukje van de isolatie, zonder de koperdraadjes te beschadigen. Maak het einde van de aansluitdraad blank.
Wikkel de aansluitdraad rondom de draad van het vrijstandlampje.
Soldeer de draden aan elkaar vast. Gebruik daarvoor harskern-soldeertin (dat vloeit beter) en maak de draden met de soldeerbout warm genoeg om het tin goed tussen de draden te laten vloeien.
Wikkel als de verbinding klaar is isolatietape om de soldeerverbinding.
Alle draden zijn aangesloten op de tellerunit. De oranje draad blijft vrij, die moet aan de massa gehouden worden om de versnellingsindicator te kalibreren. Daarna het eindje isoleren met tape.
Vond je dit interessant? Klik hier voor nog meer techniek!