Het weer is het meest besproken thema in ons land. Inmiddels zijn er ook al ontelbare mogelijkheden die over de weersgesteldheid waar ook ter wereld informeren. Waarom dan nog omhoog kijken naar lucht en wolken om het weer zelf te voorspellen?
Motorrijders mopperen vaak over het weer. Vroeg in de morgen straalt de zon triomfantelijk aan de hemel en je besluit een dag lekker te gaan toeren. Het regenpak laat je thuis en tot in de middag is er geen vuiltje aan de lucht. Maar tegen vier uur komen plots dreigende wolkenbuien opzetten en even later rij je in de regen. Thuis vervloek je die avond briesend en snotterend de meteogoeroes en weatherbabes die dit slechte weer maar niet hebben zien aankomen. Andersom kan natuurlijk ook. Je wordt wakker, kijkt door het slaapkamerraam en staart tegen een sombere, laaghangend grijs wolkentapijt. Dus denk je, dat wordt niks vandaag, kruip maar weer onder de wol. Als dan enkele uren later je prachtige parelwitte stapelwolken toelachen, waartussen de zon regelmatig schijnt, voel je je bedrogen.
Zelf voorspellen
Als motorrijder wil je eigenlijk weer hebben waarop je kunt rekenen. Maar helaas, we wonen in dat kikkerlandje aan de Noordzee en niet in een streek met een standvastig klimaat. Toch kent Nederland in principe maar drie weersoorten: zonnig warm zomerweer, koud winterweer met vorst en wisselvallig weer met soms regen of buien, dan weer opklaringen of alleen bewolking. Dit derde type, weer dat onstabiel en dus onberekenbaar is, komt in Nederland het meeste voor. Maar als weersinstituten er regelmatig naast zitten met hun voorspelling, valt er dan voor de gewone biker nog eer te halen om zelf het weer te voorspellen? Jazeker. Wie goed naar wind en wolken kijkt en enkele volkswijsheden in het vizier houdt, kan vooral op lokaal niveau de globale weersverwachting met succes verfijnen en corrigeren. Lucht en wolken zijn prima weervoorspellers, al moet je wel bedenken dat je voorspelling niet langer dan een dag, in uitzonderingsgevallen 36 uur, geldig zijn.
Blauwe luchten en contrails
We beginnen met een wolkenloze hemel. Als er geen wolkje aan de lucht is, let dan allereerst op de kleur van het blauw. Is dit licht en helder dan blijft het mooie, droge weer voortduren. Verbleekt het blauw na verloop van tijd of wordt het wit dan is een weersverandering op til. Dat komt omdat het zonlicht nu meer verstrooid wordt doordat er meer vochtdeeltjes in de lucht zitten. In principe geldt: hoe droger en schoner de lucht, hoe intenser het blauw. Maak je trouwens niet bezorgd als je van het platteland, waar de hemel nog strakblauw was, een stad of industriecomplex binnenrijdt en het blauwe firmament opeens fletser van kleur is. Dat komt door de uitstoot van gassen in die gebieden waardoor het aandeel stofdeeltjes en waterdamp in de lucht stijgt en het zonlicht dus meer verstrooid wordt. Een ander fenomeen is als de lucht in het voorjaar of in de zomer plotseling zeer diep blauw kleurt, want dan is het zeer snel gedaan met het mooie weer. Dit donkerblauw of indigo treedt alleen op in onstabiele atmosfeer met krachtige winden op middelbare hoogte. Binnen enkele uren kun je zware buien met onweer en hagel verwachten.
Cirrus
Deze uitgewaaide cirruswolk lijkt op een in de breedte uitgetrokken contrail. Ze ontstaan als een warmtefront tegen een koudefront opkruipt. Zet dit door dan regent het vaak binnen 24 uur.
Een extra indicatie hoe het weer zich bij wolkenloze hemel ontwikkelt, geven de condensstrepen van vliegtuigen. Deze contrails (een samenvoeging van condensation en trails) verraden veel over de atmosfeer op grote hoogte. Daar vriest het meer dan veertig graden en omdat koude lucht maar weinig waterdamp kan bevatten, condenseert de extra waterdamp die uit de straalmotoren komt meteen en leidt zo tot wolkenvorming in de vorm van strepen. Blijven die contrails maar korte tijd als smalle, rechte lijnen zichtbaar dan valt er op korte termijn geen verandering te verwachten. Lossen de vliegtuigstrepen daarentegen langzaam op, rafelen ze uiteen en bedekken ze steeds meer blauw dan is in de regel slecht weer op komst.
Wolkenatlas
De wolken kun je in ruwweg twee groepen verdelen: gelaagde wolken en stapelwolken. De gelaagde wolken hebben, doordat lucht over grote afstand met geringe snelheid opstijgt, zo’n uitgestrektheid dat ze eruit zien als een egale horizontale laag. Men deelt ze naar hoogte waarin ze voortdrijven onder in hoge (boven 6 km), middelbare (tussen 2 en 6 km) en lage bewolking (lager dan 2 km). Stapelwolken ontwikkelen zich daarentegen verticaal. Ze ontstaan wanneer lucht van kleinere omvang zeer snel opstijgt, waardoor de wolken bloemkool- of torenachtige vormen aannemen.
Mengvormen van deze twee groepen komen ook voor en al deze wolkengeslachten en -variëteiten dragen Latijnse namen. In het begin is dit wat lastig, maar als je het volgende onthoudt, kom je er wel uit: zo zit in de namen van stapelachtige soorten altijd het woord cumulus. Gelaagde bewolking gaat altijd vergezeld van het woord stratus. Alto is hoog, nimbus is regenwolk en cirrus betekent veer of vezel. Alle verschillende wolkenvormen zijn samengebracht in een internationale wolkenatlas die over de hele wereld wordt gebruikt, bijvoorbeeld in de luchtvaart. Maar het gaat een beetje te ver om ze hier allemaal op te voeren. We beperken ons dan ook tot de wolkenvormen die ook voor de geïnteresseerde leek en motorrijder een betrouwbare weersvoorspelling opleveren.
Vederwolken, melklucht en schaapjeswolken
Op de eerste plaats zijn dat cirruswolken of vederwolken. Deze witte, vezelige of pluizige wolkjes zeilen in de hoogste etage van de atmosfeer voort, op ongeveer 10 km hoogte. Zijn het krijtstrepen die niet rafelen en vrijwel stil hangen, of heel langzaam van oost naar west trekken, dan blijft het mooie weer aanhouden. Maar windveren met aan de uiteinden haakjes of komma’s die snel van west naar oost drijven, duiden op een weersverslechtering. Deze worden door de straalstroom tot ver voor het lagedrukgebied en het warmtefront uitgeblazen en binnen 36 uur mag je regen verwachten. Warme lucht is lichter dan koude lucht en bij de komst van een warmtefront kruipt de warme lucht dus tegen de koude lucht op. Cirruswolken met haakjes en komma’s zijn daarvan op grote hoogte de eerste voortekenen. Daarna komt de wolkenbasis geleidelijk omlaag en vormt zich op ongeveer 8 km hoogte een melklucht, cirrostratus ge-naamd. Het is een egale melkwitte wolkensluier waar de zon of de maan nog doorheen kunnen schijnen. Vaak zijn dan prachtige kringen om zon of maan te zien die ontstaan doordat ijskristallen in de cirrostratus de lichtstralen op een bepaalde manier breken. Het oude gezegde ‘kring om de zon, regen in de ton’ berust inderdaad op waarheid, want bij zo’n verschijnsel mag je in de komende 24 uur regen verwachten. Datzelfde geldt voor cirrocumulus, ook wel fijne schaapjeswolken geheten, die op een gemiddelde hoogte van 8 km vaak in keurig gerangschikte rijen overdrijven. Ook zij duiden op een onstabiliteit van de lucht op grote hoogten.
Minder eenduidig zijn de grove schaapjeswolken die één etage lager op een gemiddelde hoogte van 6 km door de lucht trekken. Deze altocumulus zijn veel dikker dan cirrocumulus en geven schaduw als ze voor de zon kruipen. Soms is de kudde van wollige schaapjes zo aaneengeregen dat de zon helemaal niet zichtbaar is. Als er gaten in deze bewolking ontstaan duiden die op een oplossende wolkenlaag en op de komst van een hogedrukgebied; mooi weer dus. Maar worden de schaapjes almaar dikker dan ligt binnen 12 uur een weersverslechtering op de loer. In warme zomermaanden moet je erop letten of deze schaapjeswolken wattige uitstulpingen in vorm van torentjes of kantelen krijgen. Die wijzen op grote instabiliteit op middelbare hoogten en zijn een voorbode van onweer.
Het tweede wolkengeslacht op middelbare hoogte is altostratus. Dit is evenals melklucht een vrijwel egale bewolking zonder structuur maar dan wel lager – op ongeveer 4 km hoogte, dikker en grauwer. Sommige gedeelten zijn dun genoeg om de zon er vaag door te kunnen zien. Wanneer deze uitgestrekte bewolking zo dik wordt dat er geen zon meer door kan komen, zal er binnen enkele uren neerslag uitvallen. Meestal wordt deze bewolking opgevolgd door nimbostratus. Dit zijn vormloze, donkergrijze wolken op lage hoogten waaruit het een hele dag kan regenen of sneeuwen.
Tot slot nog een geslacht uit de groep van gelaagde wolken. De in Nederland meest voorkomende wolkenvorm is stratocumulus of golfwolk. Het is een vrij gelaagde, lichtgrijze of donkergrijze bewolking op ongeveer 2 km hoogte die soms een duidelijke structuur bezit met daarin evenwijdige banden van rollende golfjes. Heel vaak drijft stratocumulus met een noordwestenwind vanaf de Noordzee ons land binnen. Hoewel deze golfwolken somber en soms zelf dreigend aandoen, valt er vrijwel nooit neerslag uit en kun je je regenpak gerust thuis laten.
Stapelwolken
Cumulus en cumulonimbus zijn de wolkengeslachten van de zich verticaal ontwikkelende wolken. Ze ontstaan door thermiek, als de zon in een hogedrukgebied de aarde kan opwarmen. Warme luchtbellen aan de grond zijn lichter dan hun omgeving en stijgen op, koelen dan af als ze hoger klimmen en op een gegeven moment gaat de waterdamp condenseren om zo een stapelwolk te vormen. Cumulus, de gewone stapelwolk, wordt ook mooi-weer-wolk genoemd, is aan de basis plat en van boven vriendelijk golvende bolletjes. De door de zon beschenen koepelvormige bo-venkant van deze wolken zijn meestal verblindend wit. Naar gelang het ontwikkelingsstadium lijken ze op kleine watten, bloemkolen of gezichten die voortdurend van vorm veranderen. Vaak drijven de stapelwolken op de wind keurig gerangschikt in rijen voort; dit worden wolkenstraten genoemd. Luchten met cumulusbewolking komen in Nederland vaak voor en het is eigenlijk de geroemde Hollandse lucht die favoriet waren bij de 17de eeuwse landschapsschilders. Cumulus geeft zelden neerslag.
Dat verandert als cumulus naarmate de dag vordert, uitgroeit tot cumulonimbus, een buien- of onweerswolk die tot wel 13 km in de hemel kan reiken. Deze bewolking is aan de onderzijde donkergrijs en heeft een nogal dreigend uiterlijk waarbij de bovenzijden tot spectaculaire superbloemkolen aanzwellen. Vaak is aan de top een uitwaaierend aambeeld waar te nemen, een teken dat onweer op komst is. Een cumulonimbus geeft in tegenstelling tot cumulus altijd neerslag en soms kan het flink te keer gaan met stortregens, onweer, hagel en zware windstoten. In West-Europa gebeurt dit laatste vooral in de zomerperiode, als het land warm is en er dus veel thermiek voorhanden is. Niet voor niets heeft de maand juli bij ons de bijnaam dondermaand. De meeste kans op een zomerse onweersbui heb je op de warme zandgronden van de Veluwe, Utrechtse Heuvelrug en de Brabantse Kempen.
Stratocumulus
Behoort tot de lage bewolking en vormt zich dus onder een hoogte van 2,5 kilometer. Er komt vrijwel nooit regen uit.
Onweer
Onweer en de daarmee gepaard gaande bliksem heeft de mens altijd gefascineerd en angst aangejaagd. Onweer kan zich bij twee verschillende omstandigheden ontwikkelen. Ten eerste als een koufront tegen warme lucht botst. De warme lucht moet hierdoor zeer snel opstijgen en die optilling kan doorgaan tot wel 13 km hoogte zodat onweersbuien ontstaan. Dit frontale onweer komt dus ook in de winter voor. Warmteonweer daarentegen is het alleenrecht van warme zomerse middagen en avonden. Ze worden vanaf de grond doorlopend gevoed met warme lucht die veel waterdamp bevat. Je begrijpt nu dat je bij zwoel weer beter een terrasje kunt opzoeken op het platteland. Steden zijn op warme dagen hitte-eilanden die een onweersbui extra activeren. Boven de stad is er veel sterkere opstijging van warme lucht dan boven weilanden, onder andere omdat de wind door de gebouwen minder verkoeling kan geven en het stedelijke asfalt dus snikheet wordt. De beste plek, het klinkt raar, is aan een meer of in elk geval een flinke plas water. Want als de onweersbui boven het veel koelere water terechtkomt, is de motor van de opstijgende lucht verdwenen en zakt de bui in elkaar.
Volksweerkunde
Vroeger was er geen weersinstituut als het KNMI of Meteocon-sult. Toch moesten boer, schipper en molenaar een idee hebben hoe het weer zich zou ontwikkelen. Zo werd van vader op zoon door ervaring een behoorlijke weerkennis opgebouwd. Veel regels werden op rijm gemaakt want dat was gemakkelijk te onthouden. Hoewel veel van deze spreuken op bijgeloof berustten, zijn er toch genoeg die een kern van waarheid hebben en ons ook nu nog een betrouwbare weersvoorspelling opleveren. Spreuken als ‘avondrood, mooi weer aan boord’ en ‘morgenrood, water in de sloot’ hebben zeker voorspellende waarde. Een andere bekende spreuk is ‘wind in de nacht, regen in de gracht.’ Ook die bezit een kern van waarheid. Ge-middeld is de windsnelheid overdag het grootst omdat door verwarming meer thermiek en turbulentie ontstaan. Bij stabiel weer neemt bij het ondergaan van de zon de wind af. Blijft het ook in de nacht waaien of gaat hij juist dan toenemen, is slecht weer in aantocht. De zon kan hier immers niet verantwoordelijk voor zijn maar wel de toenemende luchtdrukverschillen van een naderende depressie.
Cirrostratus
De wolken bestaan uit fijne ijskristallen en vormen vaak mooi gerangschikte propjes. Als cirrocumulus gevolgd wordt door cirrostratus wolken, kan dat wijzen op een naderend warmtefront.
Ook dieren zijn weervoorspellers, maar reageren doorgaans op veranderingen die al plaatsvinden. De voorspellingen die je erin wilt zien, heeft dan ook alleen betrekking op zeer korte termijn, meestal niet langer dan een paar uur. Bijvoorbeeld donderbeestjes, kleine zwarte kevertjes die soms bij onweer-achtig weer in grote aantallen neerstrijken. Of ‘zwaluwen laag, water in de kraag’ tegenover ‘zwaluwen hoog, het blijft droog.’ Spreuken die goed verklaarbaar zijn. Bij mooi weer stijgt warme lucht op die de insecten mee omhoog nemen, de zwaluwen moeten het dan ook hogerop zoeken om aan voedsel te komen. Wordt het nu vochtig weer dan verdwijnt die thermiek en vliegen de insecten én bijgevolg de zwaluwen lager. En als laatste: motorrijders. Hebben hun gedrag voorspellende waarde? Natuurlijk, als je die in groten getale over de asfaltwegen ziet zoeven, dan wordt het beslist fantastisch mooi weer.
Cirrocumulus
Ook deze bewolking kan een voorbode zijn van een naderend warmtefront, vooral als de bewolking dikker wordt..