Het duurde meer dan vijftien jaar voor Honda de tik van Yamaha’s V-Max te boven was en met een antwoord op de proppen kwam. Dat antwoord heette de Honda X4, en die X4 kon nog geen krasje op het succes van de V-Max zetten. Om die reden vergaten we de Honda X4 compleet. Een Vergeet-mij-nietje van de buitencategorie dus.
Men neme een redelijk langgerekte naked met cruiser-achtige lijnen, dicht achterwiel, een luie hoek voor het balhoofd en een recht dragrace-stuur erbij. Ter aandrijving moest er een veel te groot blok komen, waarbij het koppel tussen de blokdeksels uitloopt. Zo zullen ze bij Honda de V-Max van Yamaha geïnterpreteerd hebben. De Honda X4 vinkt al die noodzakelijkheden zonder schroom af, en toch sloeg hij nooit heel erg aan.
De vraag is of dat raar is, want zeg nou zelf; de V-Max kennen we allemaal, maar echt gigantisch veel rijden er nou ook weer niet rond. Maar wel meer dan van de X4. Met reden.
Destillatie
Honda deed met de X4 wat Honda het best doet; een motor bouwen die meteen goed voelt. Alleen al op het oog. Afwerking is voor elkaar, de motor straalt een bepaalde rust uit en alles lijkt gemaakt alsof het tot het einde der dagen mee moet gaan. In het rijden werd de X4 ook geroemd voor het immer aanwezig koppel, prima rijeigenschappen en uitgekiende remmerij. Laat het maar aan Honda over om de formule van een maniakale powercruiser van de concurrent te distilleren.
Helaas liet iemand tijdens genoemd destillatieproces per ongeluk de nagel aan de doodskist van de X4 in de mix vallen. Of ja, het gehele destilleren nekte wat de V-Max had moeten doen vergeten.
Yamaha stopte met de V-Max de ‘zin’ terug in ‘waanzin’.
De Honda X4 heeft bijna net zo veel vermogen en zelfs meer koppel dan de V-Max en de X4 is nog lichter ook. De rationele aanpak dus, zoals we dat van Honda gewend zijn. Alleen was juist het omarmen van het totaal irrationele wat de Yamaha V-Max tot een begeerlijke motor maakte. Yamaha stopte met de V-Max de ‘zin’ terug in ‘waanzin’.
Zie het een beetje als de Grands Prix begin jaren negentig. Na vier jaar van totaal waanzinnige rivaliteit tussen Wayne Rainey en Kevin Schwantz – waarbij Rainey in 1990, 1991 en 1992 de titel won en Schwantz in 1993 – kwam Honda met het alternatief. Dat alternatief heette Mick Doohan. Zeg maar gerust dat Doohan onbetwist de betere coureur was, maar vijf jaar op rij de titel binnenslepen; een beetje saai is het wel. De chaos, de rivaliteit en de waanzin van Rainey en Schwantz – dat was de Yamaha V-Max. Mick Doohan was de Honda X4 – beter, maar niet per se het meest aantrekkelijke.
Hoogglans gepolijste diamant
Gelukkig was niet alles verloren voor de Honda X4. Het jaar na de introductie kwam het blok ook terug in Honda CB1300 Super Four – die overigens, net als de X4, nooit voor de Europese markt bedoeld was. De Super Four-noemerloze CB1300 die daar weer na kwam kregen wij hier wel officieel. De X4 kwam via de grijze import mondjesmaat deze kant op en genoeg liefhebbers zagen de tot een hoogglans gepolijste diamant voor wat hij waard was. In Duitsland heeft de X4 dan ook nog altijd een immens aantal cultvolgelingen, maar in Nederland tref je ze eveneens zelden in slechte staat.
De Honda X4 is een liefhebbersmotor geworden en de prijzen van een tweedehandsje zijn met zo rond de 5.000 euro (met, pak hem beet, een halve ton op de teller) nog best te behappen. Die gedoodverfde concurrent van het merk met de gekruiste stemvorken gaay voor vergelijkbare prijzen van de hand
Maar ja, dan heb je ‘maar een V-Max’. Die zijn er zo veel. Nee, dan een Honda X4!
Foto’s: Honda