Eén moment, één beslissing, één stap, ze kunnen een leven veranderen. De motorsport zit vol met dat soort spreekwoordelijke T-splitsingen. In de rubriek Flashback worden bekende en onbekende mijlpalen uit de racegeschiedenis belicht. Deze aflevering: voormalig motorcrosser Jan Postema (58) over zijn zege tijdens het Ahoy Motorsportgala van 1987.
Tekst: Jarno van Osch
Fotografie: Guus van Goethem en NMBA
Hoe kwam het volgens jou dat het Ahoy Motorsportgala in de jaren tachtig echt een begrip was?
‘Dat had vooral te maken met de initiator van het evenement, Bob de Jong. Hij wist de motorsport heel goed op de kaart te zetten, onder meer door dit soort initiatieven. Het gala kreeg veel media-aandacht en dat was natuurlijk weer goed voor het aantrekken van sponsors. Bob wist wel hoe het moest. Zo werd de show ook compleet gemaakt door muziekacts. Ik weet nog dat Meat Loaf kwam, die dan een potje stond te playbacken. Nou, die was ook weer zo weg. Hij werd gelijk bekogeld met bier en wist niet hoe snel hij weg moest zijn. Ik denk dat hij nog geen vijf minuten heeft opgetreden. Daarnaast kwamen de rijders natuurlijk ook graag richting het motorsportgala, want er werd goed betaald. Ik creëerde daar bijvoorbeeld een buffer mee, zodat ik in de zomer een trainingskamp in Italië kon doen. Plus: het was gewoon echt kicken om in zo’n enorme hal als Ahoy te rijden. Ik keek daar toch wel naar uit. In die tijd reed ik bijvoorbeeld ook dat soort wedstrijdjes in Zwitserland, Oostenrijk en Engeland, allemaal indoor en op beton. Vrij simpel, maar spektakel was altijd gegarandeerd. Tegenwoordig zou dat helemaal niet meer op die manier worden georganiseerd in verband met de veiligheid. Wij reden gewoon de trappen op, waar enkel wat rubberen matten lagen. Als je niet aanzette, kwam je gewoon niet boven. Naar beneden was ook een uitdaging. Als je te ver doorschoot, zat je tegen de boarding aan. Het was echt een soort van cowboyfeestje. En crossen was natuurlijk sowieso heel populair in die tijd, met Nederlandse toppers in de verschillende wereldkampioenschappen.’
En daar moest jij het tegen opnemen in deze stadioncross…
‘Het was een serieuze startlijst, inderdaad. John van den Berk, Dave Strijbos en Gert-Jan van Doorn reden bijvoorbeeld mee. Je ging er vol voor, want er stond toch serieus geld tegenover. Iedereen wilde winnen, absoluut. En sowieso, als een crosser eenmaal achter een starthek staat, wil hij gewoon voor het goud gaan. Een paar jaar eerder had ik al een felle strijd met John van den Berk gehad om de overwinning, maar die verloor ik destijds. Ging ik onderuit in de laatste ronde. In 1987 kon ik revanche nemen en dat leverde in de finale weer een heel mooi gevecht op. We vlamden elkaar er niet vol gas van af, maar kwamen elkaar toch wel af en toe tegen. John zette een ultieme poging in om alsnog te winnen, maar die mislukte. Zijn actie was absoluut fout, maar niet fout genoeg. Ik hield voldoende ruimte over om een vallende John te kunnen ontwijken. Ik kon door en John bleef in de hekken hangen. Uiteraard even omkijken en een middelvingertje opsteken, dat dan weer wel. Heel subtiel. Het was voor mij natuurlijk lekker om John daar in Ahoy te verslaan. Hij was toch de wereldkampioen van dat jaar.’
In het WK motorcross wist je het podium niet te halen. Wat was volgens jou daarvan de oorzaak?
‘Ik denk vooral het feit dat ik me niet volledig kon focussen op het crossen zelf. Doordeweeks moest ik altijd sleutelen en de motor prepareren, omdat ik niet genoeg geld had om een monteur te kunnen betalen. Daar zat wel een groot verschil in, want ik denk dat ik op rijtechnisch vlak niet heel veel onder deed voor de Nederlandse toppers. Voor mij voelde een Grand Prix-weekend juist als rust. En het hielp ook niet echt dat ik in het noorden van het land zat, waar het crossen toch wat minder leefde. Ik moest altijd alleen trainen, terwijl de jongens in het zuiden van Nederland met elkaar aan de slag konden gaan. Op die manier ging hun niveau ook weer omhoog.’
Aan welke Grand Prix denk jij wel eens terug?
‘Dat is Ettelbruck, Luxemburg. We reden daar de laatste ronde van 1984 en Corrado Maddii hoefde alleen maar te finishen om de wereldtitel te pakken. Hij stond volgens mij zo’n dertig punten voor op Michele Rinaldi. Alleen brak Maddii zijn been in de tijdtraining. Rinaldi wist de eerste manche te winnen, maar je zag duidelijk dat hij in de tweede zenuwachtig was. Ik had een goed weekend en lag in de tweede manche op de vierde plek. Rinaldi zat achter me, maar ik reed gemakkelijk bij hem weg. Vier ronden voor het einde heb ik uiteindelijk gewoon het gas dichtgegooid, om hem voorbij te laten gaan. Ik was niet zo’n fan van Maddii en Rinaldi had mij ook wel eens gematst en geholpen. Wat ik wel heel lief vond, waren zijn woorden in het Yamaha-jaarboek: “Met dank aan Jan Postema, om me voorbij te laten gaan.” Een mooi gebaar van hem.’
Profiel
Naam Jan Postema
Woonplaats Assen
Leeftijd 58 jaar
Carrière
– Begint met grasbaanraces en wordt in 1973 Nederlands 50cc- kampioen
– Behaalt een nationale crosstitel in de 250cc
– Samen met het Nederlandse team wint hij de Coupe de Nations (125cc) in 1984
– Stopt zijn actieve racecarrière in 1989
– Was bondscoach motorcross voor de landenteams van Iran en Thailand
– Is momenteel trainer voor de Youthstream Academy en heeft een eigen sportschool