Eerlijkheid. Oprechtheid. Zuiverheid. Je bent ernaar op zoek en als je het dan vindt, schrik je ervoor terug. Het overkwam mij bij ons bezoek aan Voulwames, in rond Nederlands ook te verstaan als Smeerkees of Viezerik. Het ligt net boven Maastricht, daar waar de Geul uitmondt in de Maas.
De naam schreeuwt om uitleg en het is op een winderige maar zonnige herfstdag dat we ons schrap zetten voor de lange reis naar het zuiden. Spijt zullen wij daarvan niet krijgen, integendeel, zelden heb ik me zo verplicht gevoeld tegenover de mensen met wie ik sprak en dat tot twee keer toe. Opnieuw blijkt: zonder mensen geen verhaal en zonder verhaal geen plek – daar helpt geen Google’tje lief aan.
Voordat we Voulwames bezoeken, rijden we door naar Herbricht, aan de overkant van de Maas. De reden is simpel. Nu kan het nog. Over een paar jaar is er geen Herbricht meer, met dank aan de overstromingen van 1993 en 1995 die leidden tot het project Grensmaas. Daarin is geen plaats meer voor bebouwing in het winterbed van de rivier en dat betekende exit Herbricht. De vraag is hoever ze zijn met het van de kaart vegen van deze vlek tegenover Voulwames.
Stinkhoek: een luchtje, dat wel – Aparte plaatsnamen
Tuinieren
Het is altijd weer een verrassing België binnen te rijden. Je bent de grens nog niet over of het straatbeeld verandert volledig. Ineens rijden we over een vierbaansweg zonder middenberm, dwars door de bebouwde kom, bestaande uit een lange, moeilijk te definiëren reeks bedrijfspanden, woonhuizen en winkels. Mooi? Nee, vind ik niet, wel afwisselend en verrassend – je valt van de ene verbazing in de andere. Ook zo vreemd: het lijkt wel of de Belgen een hekel hebben aan tuinieren. Zo goed als alle voortuintjes zijn veranderd in beklinkerde parkeerplaatsen.
Hoe anders is het als we de Staatsbaan verlaten en via de Geulerweg het achterland induiken. Al snel opent zich een majestueus rivierlandschap, een aaneenschakeling van grote waterplassen, grintbanken en oeverlanden, bijeengehouden door de Maas die er statig doorheen slingert. Met een grote boog belanden we in Herbricht en jazeker, er staat nog wel wat overeind – drie, vier, vijf bouwsels op een rij, tegenover een boomgaard vol blozende appels. Het café is sinds 2021 definitief gesloten, laat een groot spandoek weten, maar op nummer 19 wordt nog gewoond – een vrouw doet net de ramen. Of ik haar wat vragen mag?
Even later zit ik binnen, bij Jo Eurlings (64) en Mariet Wevers (68) – de laatste der Mohikanen zogezegd want verder heeft iedereen het gehucht verlaten. Dat zullen zij niet doen, vanwege de rust, vanwege de vrijheid, ‘en zeker hij niet, met zijn paarden’ – Mariet knikt naar haar man. Blijkt dat Jo zes Friese stamboekpaarden heeft staan en ja, hier heeft hij de ruimte, elders is dat maar de vraag, nog afgezien van de kosten. En zonder paarden gaat het niet voor Jo.
Dwarsmens
Al pratende wordt duidelijk waarom en zitten we in het verhaal over een ongelukkige jeugd. Dat Jo een ‘moetje’ was zoals dat toen heette, een kind dat vóór het huwelijk verwekt was – in het katholieke zuiden van die tijd een doodzonde. Dat hem dat nota bene als kind werd nagedragen. Dat zijn ouders scheidden en hij als een soort pingpongbal tussen hen heen en weer stuiterde. Dat hij van jongs af aan zijn toevlucht zocht bij de paarden in de stal – ‘De liefde wat ge van een paard krijgt’, zegt hij, ‘het vertrouwen wat ge van een paard krijgt … Als ze me horen kuchen, beginnen ze al te hinniken.’ Dat hij op zijn veertigste werd afgekeurd, rug kapot, en dat de dokter had gezegd: ‘Blijf bezig met je paarden. Die vormen je houvast.’
Wat Jo maar wil zeggen, ouders hebben bij scheiding maar al te vaak weinig oog voor de kinderen ‘en dat gaat me aan het hart’. Hij vertelt het zonder opsmuk, enigszins verlegen, daarbij aangevuld door Mariet, tot voor kort onderwijzeres, met wie hij al 42 jaar samen is en die ook elke vorm van pretentie heeft afgezworen – twee mensen met hun verhaal, op een plek die gedoemd is te verdwijnen. Een verhaal dat ook mij in verlegenheid brengt, en tegelijkertijd in dank wordt aanvaard.
Tijd om te eten en waar doe je dat in België? Bij de frituur natuurlijk en we kiezen voor Peper & Zout, aan de Steenweg in Lanaken. Prima zaak, daar niet van, en ze bakken er uiterst krokante friet maar ik beleef vooral plezier aan de regionale krant, Het Belang Van Limburg. Daarin blikt voormalige caféhouder Rudi Smeets, terug op zijn jaren in Herbricht en daarbij passeren woorden als doodgraag, dwarsmens en doordoen (in de betekenis voortzetten) – een smakelijk taaltje, dat Vlaams!
Koetjes en kalfjes
Alvorens om te zien in Voulwames maken we een ritje door de omgeving, langs Itteren en Borgharen, naar Geulle aan de Maas waar we in de prachtzaak Auwt Gäöl een stuk kruisbessenvlaai met schuim naar binnen werken – wat dierbare herinneringen aan de kruisbessenvlaai van mijn moeder oplevert, druipend van de suikers! En vlakbij Voulwames ontmoeten we een vogelaar met een knots van een camera, die ons waarschuwt niet het Rivierpark Maasvallei in te trekken – ‘Wilde zwijnen! Misschien wel die laatst in Geulle mensen hebben aangevallen en een hond gedood!’ Waarmee maar gezegd wil zijn: het Grensmaasproject, met meer ruimte voor de rivier en herstel van wilde natuur, is geslaagd. Alleen zonde van die hond.
Voulwames telt zes huizen en amper tien inwoners. Het ligt aan een doodlopende weg die eindigt tegen de dijk langs de Maas. Het had een haar gescheeld of ook dit gehucht was aan het Grensmaasproject opgeofferd. Uit de grintwinning kwam echter net genoeg geld om het buurtschap met een u-vormige dijk aan te sluiten op die langs het Julianakanaal, even verderop. Daardoor is de toekomst van deze unieke plek veiliggesteld en lopen de inwoners vanuit hun huizen zo het rivierpark in – of het omgekeerde ook gebeurt, wilde zwijnen die de buurt inlopen, is even afwachten …
Voor Voulwames 4 treffen we Marieke Dirix, een krasse dame van 87 jaar oud, ze nodigt ons van harte binnen. Aan de keukentafel ontspint zich vervolgens een gesprek waarbij ik opnieuw in verlegenheid geraak – zoveel vertrouwen, zoveel openhartigheid, ik voel me bijna beschaamd. Natuurlijk hebben we het aanvankelijk over koetjes en kalfjes, dat ze in 1956 met haar man Jan in Voulwames kwam wonen, dat het de eerste jaren afzien was geweest (geen licht, geen water, geen riolering), dat ze twee dochters kregen, Marion (66) en Monique (64) en dat ze nee, nooit angst had gekend, ook niet toen de Maas het huis instroomde.
Ontredderd
Maar dan laat ze vallen dat Jan dit voorjaar is overleden. Uit piëteit leg ik mijn pen neer en Marieke gaat verder. Dat haar man problemen had gekregen met zijn longvlies, een zeer pijnlijke geschiedenis. Dat hij zich zijn broer herinnerde die was verpieterd in een verpleeghuis en toen had gezegd: ‘Naar een verpleeghuis ga ik niet. Stop de behandeling.’ Dat ze hem had gevraagd: ‘Maar als jij er niet meer bent, hoe moet dat dan? Ik weet niks van de grasmachine, niks van wat jij allemaal in de tuin uitspookt.’ Dat hij toen had gezegd: ‘Dich kinst dat.’
Dat ze die eerste dagen dat hij er niet meer was, boos had gedacht: ‘Hij zal vast spijt hebben nu hij me hier beneden zo ontredderd ziet rondlopen.’ Totdat Monique had gezegd: ‘Mam, pap bedoelde eigenlijk: “Dich kinst dat beter.” Alleen achterblijven had hij niet overleefd. Jij kunt dat. En als je denkt dat pap van boven ziet hoe moeilijk je het hebt, dat zijn fabeltjes. Pap ziet niets meer, denkt niets meer, voelt niets meer. Dát is de hemel.’
Als we even later voor de foto buiten lopen, weet ze wel een plekje. ‘Bij de oude es. Daar hebben we op zijn verzoek z’n as uitgestrooid. Is-ie er toch een beetje bij.’
Tot slot nog dit. Natuurlijk hebben we Marieke gevraagd wat Voulwames betekent en waarom de plek zo heet. Volgens haar is het Maastrichts dialect en betekent het zoiets als smeerkees. ‘Ooit gooiden ze alle vuil in de rivier. Veel van die troep bleef hier in de bocht achter en zo kreeg de buurt zijn naam.’ Plausibel lijkt ook de verklaring uit het boek Nederlandse plaatsnamen verklaard van Kees Samplonius en Gerard van Berkel – dat Voulwames staat voor laaggelegen, moerassig land.
Hebben we nog één vraag: waar komt dat rare smeerkees toch vandaan? Volgens het groot boek der etymologie gaat dat mogelijk terug op het Duits-Bargoense Schmierkäs. Bij ons is dat abusievelijk begrepen als smeerkees maar het betekent politieagent. En dat Schmierkäs gaat weer terug op de jiddische woorden sjmiere (in de betekenis wacht, verwant met ons woord smeris) en ches (slim, verwant met ons woord gis). Waarmee Kees is gerehabiliteerd!
Foto’s: Paul Vreuls