Toen Hij klaar was met Toscane, legde God de fijne penselen opzij, maar Hij had zin om nog een landje te scheppen. Met wat grovere kwasten zette Hij de kust van Washington State op. Het binnenland bereidde Hij voor met een blokwitter vol gelige structuurverf. Daar miste nog iets, en daarom pakte Hij het mes, voor de accenten. En het resultaat rolt nu onder de wielen van mijn gehuurde FJR 1300 door.
Washington State ligt aan de west coast, terwijl de stad Washington DC aan de east coast resideert. Verwarrend, alsof Groningen de hoofdstad van Limburg zou zijn. Terwijl de hoofdstad van Washington State Seattle heet. Aanpalend ligt Bellevue, uit te spreken als Belvjoe. En daar begint onze tocht. De licht contactgestoorde en halfdove tourguide Tom, die niet alleen alleraardigst blijkt te zijn, kent ook nog echt elk motorweggetje in zijn mooie state als zijn broekzak.
Pancakes en Twin Peaks
’s Ochtends vroeg pikken we de motoren op in Fall City. Mijn Yam wordt jaloers bekeken door een reisgenoot, die alleen nog een BMW R1200 CL kon kiezen. De rest van het gezelschap bestond uit een Harley Road King (natuurlijk), een Goldwing 1800, een Fazer en een Honda Magna. Als we allemaal op onze warhorses zitten, trekken we op naar een ontbijtadres: de Fall City Grill. Zo’n houten gebouwtje langs de weg, waar je gewoon een eerlijke maaltijd kunt bestellen. Pancakes met maple leaf syrup, waffles, brownies, muffins, en als je per sé gezond wilt, ook cereals. En je krijgt er genoeg. En zo lekker als alleen ongezond kan zijn…
We waggelen naar de motoren, en gaan op weg naar de noordelijke Cascade bergrug. Voor de liefhebbers: het gebied waar Twin Peaks werd opgenomen. De Fall City Grill komt daar ook nog in voor, als Hap’s Diner. De Twin Peaks zijn eigenlijk twee bergen die op elkaar lijken, en er is een plaatsje van die naam. Later, op de terugweg, stoppen we zelfs even bij de Snoqualmie Falls, die prominent in deze cultserie figureert. De bergen en het plaatsje blijven echter net buiten onze route liggen. Maar mocht je – aangestoken door dit verhaal – deze prachtige omgeving willen bezoeken, dan ligt Twin Peaks binnen bereik.
Baja California, Mexico: Zingend door de woestijn
Wie knielt daar op mijn erf?
We verlaten onze noordelijke koers, slaan rechtsaf, de Cascades in. Wat volgt is een prachtige bergrit, over vrij rechte wegen, dat wel. We komen over Stevens Pass en daarna in het stroomgebied van de Weenatchee. Veel namen hier lijken van Indiaanse oorsprong. Ik pak op een gegeven moment een verkeerde afslag, en rij het gehucht Plain in, fraai gelegen aan de rivier. Dat voelt als routebeslissing niet goed, maar de omgeving is de moeite waard. Aan de kant van de weg staat een uithangbord, met daaronder een oranje doek met Art&Faith er op. De felle zon schijnt dwars door het doek, waardoor het oplicht als een huis dat in brand staat. Foto! Als ik – vanwege het opnamestandpunt – kniel, klinkt achter me een vriendelijke vrouwenstem: ‘Who is there, kneeling on my porch?’ Ik antwoord: ‘That’s Niek, from Holland’. De vrouw bij de stem blijkt Erica Swanson te zijn, en in het korte gesprekje dat volgt, vertelt ze af te stammen van Nederlanders, en haar opa heette ook Niek. Hoe klein kan de wereld zijn… Ik verwerp de aandrang om eens gezellig lang bij Erica op de thee te gaan, en ik rij door naar de lunch. Maar niet dan nadat ik haar e-mailadres heb opgeschreven, om de foto te sturen. Je leert soms mensen kennen in een ogenblik, en de vertrouwdheid voelt dan toch al oud. Mooie momenten, en het lijkt wel of dat op reis meer voorkomt dan anders.
Very Deutsch
Die lunch, dat is in Leavenworth, waar ik na een kwartiertje fun op een bochtige bergweg aankom. Niet te verwarren met Fort Leavenworth, dat ligt in Kansas. Nee, dit Leavenworth boogt er vooral op een soort van Duits stadje te zijn. Duitser dan Duits kun je wel zeggen. Vakwerkhuizen, maar de balken lijken wel verdacht veel op plastic. Een overdaad aan bloemetjes aan de rustieke gevels, zoals je in Duitsland nergens zult aantreffen. Zelfs de straatnamen zijn Duits, alleen de ringel-s zit niet meer in Straße, dat gaat net effe te ver. We eten daar verrukkulluk …Italiaans, met verse pesto en zo.
En voort gaat het. Het landschap doet wat Scandinavisch aan, met houten huizen in aardekleuren tegen de hellingen. Ik besef dat ik me de hele dag al verbaas over hoe weinig huizen je ziet, misschien heeft dat er ook mee te maken. De rit voert ons naar het zuidoosten, tot we bij de plaats Wenatchee op de Columbia River stuiten.
Net daarvoor gaat het omhoog, richting Ohme Gardens. Deze bijzondere bergtuin is aangelegd door Herman en Ruth Ohme, die in 1929 veertig acres grond kochten om daar een boomgaard te beginnen. Geld voor een huis hadden ze niet, en dus begonnen ze alvast maar aan de tuin. Gazons, vijvers, flagstone paden, prachtige begroeiing; alle materialen sleepten ze in hun Studebaker Coupe naar boven, zelfs de melkbussen water die ze nodig hadden om hun planten met de hand water te geven. Na tien jaar hadden ze een achtertuin van 2 acres (iets minder dan een hectare) en de mensen uit Weenatchee begonnen er over te praten, zo mooi was die. Die ontwikkeling zette zich door en al spoedig wilden ze bezoekers ontmoedigen door 25 cent per auto met toeristen te vragen. Dat hielp niet; de tuin bereikte uiteindelijk – verder uitgebreid door hun zoon Gordon – wereldberoemdheid, en een omvang van 9 acres. Tegenwoordig is hij eigendom van Washington State, en als je van tuinen houdt, moet je er geweest zijn.
High Desert
Naar het noorden, op weg naar Chelan, verandert het landschap behoorlijk. We komen in de golvende heuvels van de high desert terecht. Warm, verdroogd, leeg. We volgen de Columbia River noordelijk, en af en toe zien we een auto. Al snel rijd ik alleen; het verschil in snelheid tussen de motoren en de nimmer aflatende aandrang om foto’s te maken, splijten ons groepje. Ik vind het niet erg, de weg wijst zichzelf in deze verlatenheid, en ik kan zo af en toe eens onamerikaans het gas openschroeven. Je zit op een FJR 1300 of niet…
In Chelan worden we warm onthaald door wijnboeren. Dat zijn hier eigenlijk appelboeren, die wat anders willen. Jammer, want in heel Washington State zie je schalen vol met prachtige reuzenappels staan, die ook nog eens heerlijk smaken. Maar goed, ze willen hier het succes van de Beaujolais primeur evenaren. Mijn tafelgenoten verzekeren me dat de wijn lekker is, maar alcohol is aan mij niet besteed. En ik vind appels lekker, hier in God’s own appleyard.
2 mm asfalt
Vanuit Chelan trekken we verder de leegte in. De velden om ons heen zijn geel van droogte, of van graan. Het wegdek is bijzonder: na een laag asfalt met daarop split, zoals we gewend zijn, hebben ze er nog een laagje bitumen op gesproeid. Het bijzonder zwarte resultaat wekt de indruk van 2 mm asfalt op los grint, maar geleidelijk aan krijg ik er toch vertrouwen in. En om nog even aan te haken bij de inleiding: die gele strepen op het midden van de weg heeft Hij zelf met een fijn penseel getrokken, toen Hij zin had om te biezen. Maar af en toe raakte Hij afgeleid…
Tom voert ons naar een prachtig uitzichtspunt, een vista. En inderdaad, het uitzicht over de Grand Coulee Dam en Electric City is adembenemend. Maar het vista zelf, dat ziet er uit als een ruwbouw betonnen voet voor een taatslager of een imitatie molensteen op een voetstuk. Mooi? Nou nee… Later zullen we nog meer van deze betonnen, tja, hoe moet je het noemen, ruwkitsch tegenkomen.
In Electric City doen we slappe koffie in een bar, waar we bij de deur vriendelijk verzocht worden onze wapens buiten te laten. De serveerster, Sue Ann, is blij met het verzetje, en als ik steeds nieuwe situaties regisseer (‘lach spontaan!’) wordt het nog hilarisch. En ik schrijf weer een e-mailadres op voor het sturen van een foto.
Missoula flood
We rijden een mijl of dertig langs Banks Lake. Gekke naam eigenlijk: Oevers Meer. Maar dat vergeet je snel, gezien de uitzonderlijke schoonheid. Het lijkt wel de Grand Canyon, maar dan vol water, met van die uitgeslepen bergwanden. De bergwand links, het meer rechts, en de schaduw op de bergwand wordt subtiel opgelicht door het licht dat van de verdroogde gele grassen reflecteert; dit landschap ontroert me. Je ziet de ongeschondenheid, door mensenhanden althans. Het is niet moeilijk om hier Indianen op mustangs of bisonkuddes bij te denken.
Deze dag is wat landschappen betreft Sinterklaas. We komen door het gebied waar Soap Lake ligt – nee, dit keer geen Twin Peaks – maar het wordt weer echt mooi bij Dry Falls. Stel je voor: een waterval die vier keer zo breed en drie keer zo hoog is als de Niagara Falls, en laat die opdrogen. Dan heb je ongeveer Dry Falls. En stel je dan ook voor – als dat lukt tenminste – dat dit landschap in luttele dagen is gevormd. Zo’n tienduizend jaar geleden sloot een enorme stuwdam van ijs een diep meer van 3000 vierkante mijl af, het Glacier Lake Missoula , maar door het rijzende waterpeil (ook toen had je global warming) knalde het water door die dam. Hele bergruggen werden weggevaagd, staten kwamen honderden meters onder water te staan en de Dry Falls werden uitgeslepen. Hij hanteerde zijn paletmes spectaculair… We rijden eigenlijk al de hele dag in de Grand Coulee Canyon, een gebied van vijftig bij vijf mijl, door soortgelijke gebeurtenissen als de Missoula flood uitgeslepen in een pakket basalt van tienduizenden vierkante mijlen. Dat heet het Columbia Plateau, en is opgebouwd uit meerdere lagen lava. Hier en daar bereikte het pakket basalt een dikte van twee mijl! Voor iemand die is opgegroeid op de flanken van de Grebbeberg, ook opgestuwd door een gletsjer, is dit nauwelijks te bevatten.
Toerisme: Eilandhoppen rond het IJsselmeer
Potholes en hoge bruggen
Het houdt niet op. We komen in een gebied dat de Potholes heet; een soort duinen met allerlei liefelijke landschapjes. Er moeten veel geëmigreerde Nederlanders in deze contreien zitten. Wat te denken van straatnamen als Gulden Rd. of Jansen Rd.
Na de Potholes rijden we door een veeteeltgebied, waar volgens mij allemaal Frisian Holstein-koeien staan, maar in een bepaald onfries landschap. Wij moeten bij zo’n typisch Amerikaanse silo naar rechts. Mijn buddies begrijpen er niets van dat ik hier enthousiast mijn camera pak. Ze moeten maar eens in ons vlakke, volle land komen rijden. Bij de silo staat een bord naar Starbuck, vol kogelgaten. Misschien was de koffie niet lekker…
Zo langzamerhand raak ik door al dit moois moegefotografeerd. Het hotel in Walla Walla lokt. Ik stijg nog wel af voor de Joso High Bridge, een meccano spoorbrug, maar als wij daarna over de veel mooiere Lyons Ferry Bridge de Snake River oversteken, draai ik het gas iets verder open: een overdose Washington State.
Bluebird Inn
In Walla Walla ontdekken reisgenoot Jerry en ik allebei dat we een nieuwe band moeten hebben, bij mij achter en bij hem voor. Met die vertraging komen we pas tegen lunchtijd op gang, en dan rijden we ook nog eens eerst de verkeerde kant op. We slaan dus maar wat mooie slingerweggetjes over, en verlaten pas de straight and narrow op weg naar Bickleton. Dat blijkt een gelukkige greep. De weg wordt onmiddellijk long and winding, en Bickleton, de Bluebird capital of the world, beschikt over een echte oude saloon, heel toepasselijk de Bluebird Inn geheten. De baas, die een pintje wegkopt met een paar van de ouwe jongens, vertelt trots dat zijn biljart nog in de achttiende eeuw rond Kaap Hoorn is aangevoerd. Een aanrader, die Bluebird Inn.
In het besef van onze achterstand tijdens een lange etappe, slingeren we al weer snel verder. Jammer, want daardoor zien we het Whoop ’n Holler-museum over het hoofd. Stoommachines, Studebakers, stoomorgels, stom, stom, stom.
Stonehenge
Tom heeft ons op het hart gebonden om Stonehenge te bezoeken, een replica van het Engelse origineel. Niet van echt te onderscheiden, verzekert hij ons. Nou, daar kun je over van mening verschillen. Het blijkt alweer ruwkitsch: een in beton geboetseerd model van hoe Stonehenge geweest had kunnen zijn, als de lineaal en het beton toen al waren uitgevonden. Maar alweer is het uitzicht, dit keer over de Columbia river, adembenemend.
Die rivier blijft verder de volgende uren onze trouwe linkerbuurman. In het staartje van het avondlicht, onder een betrekkende hemel, komen we uiteindelijk aan in het Bonneville Hot Springs Resort, en dat is een mooie naam voor een hotel. En die hot tubs op de balkons, die masseren het doorgezeten achterwerk zoals verder alleen mijn meisje, ver overzee, dat kan.
Onzichtbare vulkanen
We gaan op weg naar het letterlijke en figuurlijke hoogtepunt van de reis: over de Windy Ridge naar de top van Mount St. Helens, sinds de vulkaanuitbarsting van 1980 verschroeid als de Wheathertop in Lord of the rings. Voordat we daar komen, heeft Tom nog een bergweggetje waar we even de schaamrandjes van de banden kunnen slijpen. Aan het begin passeren we de Wind River, en daarmee zijn we weer terug in Twin Peaks-gebied: in dit stroompje werd het mooie meisje gedumpt, nadat ze was vermoord. We maken wat foto’s tussen de herfstkleuren. Mooie weg, Tom. Daarna op naar Windy Ridge. Tot de hemel, of liever het hemelwater, onze plannen verstoort. Bij een vista waar je prachtig Mount St. Helens kunt zien, zien we helemaal niets. Mist, regen die steeds harder naar beneden komt, het feest is over. In een oudelullentempo trekken we voort, naar het nationale Park Mount Rainier. Nou, laat die ‘ier’ maar weg. Hoe hoger we komen, hoe harder het plenst. Een normaal vriendelijk bergstroompje dondert met het geluid van drie freight trains naar beneden, we glibberen door mudslides die dwars over de weg gaan. Als we aankomen bij de Paradise Inn, bijna op de top, wordt de weg onmiddellijk achter ons afgesloten: te gevaarlijk…
Als je vanuit de hoosbuien, na een lange, lange dag regen een gebouw inloopt, voelt dat per definitie al knus. Als de hal van dat gebouw aan weerskanten wordt begrensd door twee dertig meter hoge schoorstenen met immense open haarden, dan kwadrateert dat gevoel. De zichtbare balken- en stammenconstructie uit 1916 gooit daar nog eens een schepje bovenop. Paradise Inn, je moet ook hier geweest zijn. Overigens is er inmiddels een uitgebreide renovatie aan de gang, maar in 2008 gaat de Inn weer open, voor het oog vrijwel oorspronkelijk. De op de een of andere manier vreemd passende scheefheid van het gebouw en de kleine kamertjes met jeugdherberguitstraling zullen ongetwijfeld de renovatie niet overleven.
Snoqualmie Falls
De volgende dag rijden we nog steeds behoedzaam naar beneden, door de regen. De blues wordt echter enigszins goedgemaakt door een lief gezicht met een stopbord: bij wegwerkzaamheden moeten we zo lang wachten dat ik een foto van het oponthoud wil maken. Het meisje dat het stopbord bedient, lacht zo lief dat ik het niet kan laten. Zodat ik weer een e-mailadres op kan schrijven.
Langzaam wordt het droog, gelukkig. En juist dan bezoeken wij de Snoqualmie Falls, het slotakkoord van deze reis. En die spetteren ons alsnog nat. Twin Peaks was niet alleen een soap noir, maar ook een wet soap… Dat neemt niet weg dat Washington State een paradijs – met gelijknamige herberg – voor motorrijders te bieden heeft. Je voelt je daar iets dichter bij Hem. Ik wil terug.