Het Motorrijwiel besteedt veel aandacht aan de Motorcycle Show in het Olympia-complex in Londen. De verslagen maken duidelijk hoe uitgebreid de Engelse motorindustrie in die tijd is. Vele tientallen merken tonen er hun modellen. Eén daarvan is Cedos uit Northampton. De naam is afgeleid van de voornamen van de grondleggers, de gebroeders Cedric en Oscar Hanwell.
Het merk bestaat trouwens maar kort. De broers starten direct na afloop van de Eerste Wereldoorlog, maar al in 1923 lopen ze tegen een faillissement aan. Na een reorganisatie vindt er een herstart plaats. De productie daarna duurt slechts een paar jaar, want in 1929 legt het merk het loodje.
Op de Show in Londen toont Cedos een zijspancombinatie. Het betreft een lichte tweetakt met een vermogen van ruim 2 pk. De motor is voorzien van een koppeling – ‘clutch’ heet dat in die tijd – en twee versnellingen. Het betreft een aparte versnellingsbak die in een ‘slee’ loopt. Dat vereenvoudigt het spannen van de ketting, die naar het motorblok loopt.
Aan de lage instap van het frame is te zien dat het om een speciaal damesmodel gaat.
Moto Spring
Bekende Belgische motormerken zijn bijvoorbeeld FN, Gillet en Saroléa. Maar heb je ooit gehoord van Spring? De fabriek stond in Tilff, in de gemeente Luik en bestond van 1910 tot 1924. In een tijd van losse versnellingsbakken ontwerpt Spring al een glad en strak V-twin motorblok, waarin alle onderdelen – vliegwiel, krukas, versnellingsbak en kickstartermechanisme – zijn opgenomen en weggewerkt. Buiten het carter bevinden zich alleen de carburateur, magneet en dynamo. Zonder meer een fraaie constructie. Maar de Spring biedt meer. De motorfiets heeft naast een verende voorvork ook al achtervering met een bijzondere constructie tussen het achterwiel en het zadel. Als het achterwiel omlaag of omhooggaat, veert het zadel in omgekeerde richting. Ook heeft de Spring aan beide zijden brede, laaggeplaatste treeplanken, die voorkomen dat je valt. Vandaar de slogan van de fabriek: ‘La Moto Spring ne tombe jamais’.
Schokken
Op een vroege zondagochtend komt een redacteur van Het Motorrijwiel bij Wassenaar de heer Hans Dolk tegen. Die beheert een handelsmaatschappij en is de importeur van het Engelse merk Metro-Tyler. Maar nu rijdt Dolk op een heel andere motor, namelijk een Regent. Van dit Londense merk is hij sinds kort de ‘vertegenwoordiger’ in Nederland.
Terug naar toen – 1919 – deel 1
De Regent heeft een Coventry-Victor-motorblok. Een in de lengterichting geplaatste horizontale twin, 688 cc zwaar. Een losse drieversnellingsbak van Sturmey Archer zorgt voor de aandrijving. De bediening gebeurt door middel van een pook naast de tank.
Een groot voordeel van de Regent is de bediening van de koppeling: niet via een voetpedaal, maar door middel van een hendel aan het stuur. ‘Dat is vooral voor solorijders zo aangenaam, daar dan kan worden afgereden met beide voeten op de grond om de machine in evenwicht te houden’.
Het rijwielgedeelte is stijf, dus zonder achtervering. Voor het comfort moet – naast het zweefzadel – de voorvork zorgen. Die is van het merk Brampton-Biflex. Een bekend kwaliteitsproduct. ‘Waardoor alle horizontale en verticale schokken worden opgevangen’.