zaterdag 16 november 2024

Scabreuze plaatsnamen: Reeth, de parel van de Betuwe

In de serie scabreuze plaatsnamen neemt Reeth een vooraanstaande positie in. Immers, in en rond de reet bevinden zich vrijwel alle plaatsen die in deze serie ter sprake zijn gekomen. Denk aan Lull, Fiemel, Kuttingen, Rectum, Achterom en Poepershoek. Het is daarom met de nodige eerbied dat wij u de buurtschap presenteren die als de kern kan worden beschouwd van waar het hier om gaat: vieze plaatsnamen.

Daarbij zullen we dieper ingaan op de vraag: hoezo Reeth? Waarom niet gewoon Reet? En waarvoor staat Reeth? Voor Bilspleet? Nee toch. Verder maken we kennis met de 83-jarige Sjiert die vertelt waarom de buurtschap ooit de parel van de Betuwe werd genoemd. Legt Ronald Selman uit waarom hij achteraf toch liever geen boer was geworden. En staan wij oog in oog met Het meisje van Elst – aandoenlijk zoals ze daar ligt!

Het verhaal begint op een zondagochtend in december 2023 als we de A15 achter ons laten en binnendoor naar Valburg rijden. Daar begint de Reethsestraat die ons ongetwijfeld naar de buurtschap zal brengen. Maar waar we ook kijken, geen Reeth te zien. Wat volgt is een soort niemandsland, met rechts een houtwal waarachter zich de Betuweroute verbergt, links een uitgestrekte landbouwvlakte, kaal en huiveringwekkend leeg. Pas kilometers verderop dienen zich de eerste bouwsels aan – een leegstaande, in verval verkerende boerderij, een paar woonhuizen, een boomkwekerij, een hobbyboer, gegrepen door de Hollandse landgeit.

Na kruising met Rijksweg Zuid gaat de Reethsestraat over in de Wolfhoeksestraat maar verder verandert er niets. Wel gezien: Huis Reet (sic!), op de gevel van een indrukwekkend gebouw dat bij navraag het woonhuis blijkt te zijn geweest van een voormalige herenboerderij. Een teken dat het hier ooit goed boeren was. De bewoner – ‘Nee, ik hoef niet zo nodig met mijn naam in een motorblad’ – weet waarop Reet teruggaat. ‘Op rijten in de betekenis van scheuren. Ooit liep hier een karrenspoor. Dat oogde als een scheur in het landschap. Daar zijn huis en buurtschap naar vernoemd.’

Kuif

Klinkt aannemelijk maar één bron is geen bron en dus hobbelen we verder totdat we niet verder kunnen. Uitgerekend daar treffen we onze tweede bron, Ronald Selman, veehouder van beroep en een vlotte prater – binnen de kortste keren zitten we bij hem thuis aan de keukentafel. Typisch gevalletje van boerenhartelijkheid. Ronald, in het bezit van een enorme kuif waaronder twee diepblauwe ogen ons opgewekt aanstaren, beaamt de lezing dat Reeth komt van rijten. Maar of de buurtschap nog lang bestaat… hij weet het niet. ‘Als alle plannen doorgaan en de Railterminal Gelderland er komt, betekent ‘t volgens mij het einde van Reeth.’

Wat volgt, is een exposé over hoe de neergang van de buurtschap al jaren geleden heeft ingezet. ‘Veel huizen zijn tegen de grond gegaan en er zijn al de nodige boeren gestopt.’ Ook zijn bedrijf staat inmiddels te koop, Ronald heeft er geen zin meer in. ‘Als je ziet wat we allemaal over ons heen krijgen… al die regeltjes waaraan we moeten voldoen terwijl… we dóen al zoveel. Achteraf zeg ik: ik was liever geen boer geworden. Ben blij dat ik geen opvolger heb.’ De teloorgang van de boerenstand, hoe je er ook tegenaan kijkt, het blijft treurig.

’s Middags worden we verwacht bij Sjiert Sponselee – mr. Reeth volgens velen, hij is er geboren en getogen. Van hem hopen we te horen hoe de buurtschap was voordat de schaalvergroting toesloeg en het landschap volledig op de schop ging. Maar eerst maken we een rondje door de omgeving, over De Hoge Brugstraat, net aan de andere kant van de grondwal die de Betuweroute uit het zicht moet houden. Een waanzinnige tocht, tussen de spoorlijn aan de ene kant en de A15 aan de andere kant, van die A15 gescheiden door een zonnepark van adembenemende omvang. Kilometerslang rijgen de zonnepanelen zich aaneen en eens te meer wordt duidelijk hoezeer wij ons land tot de laatste vierkante centimeter te gelde maken. Het beste zicht op deze ‘productielocatie’ volgt als we aan het eind van De Hoge Brugstraat afslaan om over de brug richting Elst te rijden. Kijk naar rechts en verbaas je. Dit heet ontwikkeling!

Schoonheid

Meer verrassingen volgen als we Elst binnenstuiven. Eén: het stikt er van de auto’s. Niks een plaatsje ergens in de provincie, verloren tussen Arnhem en Nijmegen. Welnee, hartstikke druk en voorzien van enorme nieuwbouwwijken. Twee: voor een broodje kun je terecht in Het Wapen van Elst, een wereldzaak. Drie: we lopen over zéér historische grond want het was ongeveer hier dat de Batavieren ons land binnenkwamen – er is zelfs een kwart van een prehistorische kano gevonden. En vier: onder de Grote of Sint-Maartenskerk – een immens gebouw uit de vijftiende eeuw – liggen de resten van liefst twee Romeinse tempels. Daarmee verdiende de plek opname in de lijst van het UNESCO-Werelderfgoed, als onderdeel van de Limes, de tweeduizend jaar oude grens van het Romeinse Rijk!*

Veel meer dan metersdikke fundamenten stellen die resten niet voor maar toch… onder begeleiding van gids Gerard Bults komt de geschiedenis tot leven en als hij de maquette laat zien van wat hier ooit stond, op een heuveltje bij de splitsing van twee rivierarmen, slaat de verbazing toe. Een schoonheid, te betreden via een stenen trap over de volle breedte van het gebouw, en aan alle kanten omgeven door een ranke zuilengalerij – hoe bestaat het, zoiets moois, in deze omgeving, destijds een pure wildernis? Ook gezien: Romeinse heipalen – jaja, die kenden ze al – en Romeins beton – idem – en, volkomen nieuw voor ons, een dodecaëder, een regelmatig twaalfvlak. Onbegrijpelijk ding, niet groter dan een flinke vuist, maar zo ingenieus, zo verrassend, zo sierlijk. En wat het nog interessanter maakt, men heeft nooit kunnen achterhalen waartoe ze dienen. Magisch!

Uiteindelijk belanden we bij Sjiert, voor zijn 83 jaar opmerkelijk vitaal maar daar heeft hij een verklaring voor. ‘Ik heb een heel onbezorgd leven geleid’, zegt hij, niet in de laatste plaats omdat hij op zijn 49ste de boerderij van de hand heeft gedaan. ‘Niet omdat ik een hekel had aan het werk. Maar mijn kinderen wilden het bedrijf niet overnemen.’ Van de opbrengst kocht hij in Nijmegen vier appartementen en een huis, voor de verhuur, en dat stelde hem in staat de rest van zijn leven te rentenieren.

Opkontje

Over het Reeth van zijn jeugd kan Sjiert kort zijn: ‘Het was de parel van de Betuwe.’ Er was nog iets van een gemeenschap, herinnert hij zich, met een bakker en een kruidenier, en aan de Rijksweg zaten liefst twee cafés, inmiddels verdwenen, De Reethse Brug en café Thijssen, met achterin de zaak nog een paar koeien en varkens – zo ging dat toen. Alleen die naam… Sjiert weet nog dat de juf op school vroeg waar hij woonde en dat-ie het toen maar op Elst hield want Reeth, daar liep je toch niet mee te koop.

Mooiste tijd van het jaar? De herfst want dan waren de kersen geoogst en dat betekende kermis, die van Reeth als laatste in de rij en tot ver in de omtrek bekend. Vervolgens was het wachten op Jo Bos, de slager uit Elst, die elk jaar november langskwam om een varken te slachten – ‘maar dan moest m’n vader hem wel eerst een borrel schenken’, grinnikt Sjiert, ‘anders kreeg hij het niet voor elkaar.’ De weken erna genoten de jongens Sponselee – ze waren met vijf broers – van de balkenbrij die moeder van de varkensresten maakte, en kaatjes uitgebakken spek!

In de jaren zestig kwam aan deze idylle langzaam maar zeker een einde. Sjiert: ‘Het begon met de ruilverkaveling die volgens mij veel zorgvuldiger had gekund. Vroeger stikte het hier van de kleine landschapselementen. Die zijn allemaal verdwenen, net als al die slootjes. En daarmee is ook de wildstand enorm afgenomen, en het gevogelte.’ In 1973 volgde de aanleg van de A15 waarmee het gebied verder in het defensief werd gedrongen, met als klap op de vuurpijl de aanleg begin deze eeuw van de Betuweroute en, mogelijk, de Railterminal Gelderland. Een mens zou er wanhopig van kunnen worden maar zo zit Sjiert niet in elkaar, zegt hij tot slot. ‘Mijn vader was zwaar op de hand. Ik kan dingen gelukkig van me afzetten.’

Jarenlange studie

Blijft over de vraag: wat betekent Reeth en wat doet die H daar? Hebben wij hier te maken met een soort woke avant la lettre? Immers, als ik thuis het boek ‘Nederlandse plaatsnamen verklaard’ van Gerald van Berkel en Kees Samplonius raadpleeg, blijkt dat in de negentiende eeuw nog gewoon Reet werd geschreven. Waarom moest er zo nodig een H worden toegevoegd? Het doet me denken aan mensen die ineens interessant gaan doen met hun voornaam – denk aan Rop en Barbera en Antwan. Of aan de zeventiende eeuw toen het in bepaalde kringen gebruikelijk was je naam een opkontje te geven door van Kruik Cruquius te maken en van De Hondt Hondius en van Jansen Iansenius.

Helaas krijgen we geen antwoord op deze vraag, sterker, volgens voornoemd boek is de herkomst en betekenis van Reeth niet met zekerheid vast te stellen. Mogelijk is er een verband met het Oudnederlandse redh in de betekenis weg, zie de gelijkenis met het Nieuwengelse road. Over Reeth als zijnde van rijten lees scheuren: geen woord!

En dan nog dit. Dat mijn jarenlange studie van scabreuze plaatsnamen inmiddels ook de huiskamer heeft bereikt, bleek zondagochtend aan het ontbijt. Ineens lag daar de vraag levensgroot op tafel: wat betekent reet? ‘Bilspleet’, meende ik maar dat zag mijn vrouw toch anders: ‘Nee, billen. Denk maar aan dikke reet’ om vervolgens door te pakken met de vraag: ‘Waar komt de uitdrukking ’t zal me aan mijn reet roesten toch vandaan?’ Mijn eigenste vrouw, op zondagochtend, aan het ontbijt!

*Zie ook www.tempelkerkmuseum.nl

Paul Vreuls
Paul Vreuls
Paul Vreuls is al sinds 1991 zelfstandig journalist. Hij heeft zich gespecialiseerd in cultuurreizen. Paul publiceert geregeld in Promotor, maar ook in Traveler, een gerenommeerd reizenmagazine, en kranten.

Stay tuned

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en mis nooit het laatste nieuws! Onze nieuwsbrief wordt iedere week op dinsdag (bij veel nieuws) en donderdag verstuurd.


Gerelateerde artikelen