Het vuige en het verhevene. Dat is wat mij betreft de essentie van deze serie over scabreuze plaatsnamen. Je begint met een schuine plaatsnaam en voor je het weet gaat het over leven en dood en al wat daartussen ligt. Intussen bezoek je een plek waar je van je levensdagen niet naartoe zou zijn gegaan en dat op zich biedt al de nodige verrassingen.
Neem Kruishaar, onze volgende bestemming. Natuurlijk gekozen omdat het naar de schaamstreek verwijst maar in werkelijkheid gelegen in de Gelderse Vallei, bij Voorthuizen. En kijk, daar komt het verhevene al om de hoek kijken want Voorthuizen, dat is hartje Biblebelt. Kan ik de dominee eindelijk vragen hoe het komt dat zich binnen het protestantisme zoveel verschillende stromingen voordoen terwijl ze zich allemaal beroepen op een god van vrede. Vanwaar dan die verdeeldheid?
Tevens bevinden we ons hier hartje pluimveehouderij en ik neem me voor een boer te vragen wat nou de lol is van het houden van kippen. Dat facet gaat helemaal verloren in de lopende discussies over het boerenvak en hoe het allemaal zo fout heeft kunnen gaan. Nee, laten we het nu eens hebben over hoe mooi het boerenbestaan kan zijn, hoe interessant en uitdagend.
Het is een frisse voorjaarsdag als we bij Barneveld de A1 verlaten en de Gelderse Vallei induiken. Al snel verdwijnen we in de intimiteit van een coulisselandschap, met een afwisseling van akkers, weilanden, houtsingels en natuurgebieden. Het is veel mooier dan ik al die jaren heb gedacht, voortjakkerend op de A1 en nooit de tijd nemend binnendoor te rijden. Er doet zich wel een probleem voor. Kruishaar is niet te vinden. Nergens een bord met de naam van het gehucht en het enige wat naar zijn bestaan verwijst zijn de Eerste en Tweede Kruishaarseweg. En daar staan geen huizen.
Toupet
Al rondrijdend schuiven we ten slotte Voorthuizen binnen – een vriendelijk plaatsje, ruim opgezet, met veel huizen in het groen en, jawel, een heleboel kerken. Ik tel er uiteindelijk negen, variërend van de Gereformeerde Kerk via de Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt tot de Nederlands Gereformeerde Kerk enzovoort en zo meer. En wanneer houden al deze kerkgenootschappen een dienst? Bijna allemaal op zondagochtend, om een uur of tien. Maar zo concurreer je elkaar toch de tent uit? Of is dat de bedoeling?
Om antwoord te krijgen op de vraag waarom binnen het protestantisme zoveel verdeeldheid heerst, probeer ik een dominee te strikken. Maar dat valt nog niet mee. De een na de ander houdt de boot af, vaak op vage gronden als: ‘Ik ben hier nog niet zolang werkzaam’ of ‘Ik voel me niet de aangewezen persoon daarover iets te vertellen’. Alleen Leo Smelt, dominee in ruste, is na enig aandringen bereid me te ontvangen, later op de dag dus maken we van de nood een deugd en reizen af naar het Pluimveemuseum.
Het eerste dat we daar tegenkomen, is een gezelschap vrouwen in klederdracht, uit Staphorst. Wonderlijk toch hoe wij allemaal in onze eigen biotoop blijven rondhangen. In het Stedelijk Museum zul je dit gezelschap niet gauw zien. En omgekeerd natuurlijk. Waarmee beide partijen zichzelf tekort doen want had ik de Brabanter willen missen? Nee. Had ik de Uilebaard willen missen? Nee. Had ik het Zijdehoen willen missen, met zijn idiote toupet? Nee. Om nog maar te zwijgen van de exquise verzameling buitenlandse kippenrassen. Al die kleuren, al die vormen … neem de Spaanse Witwang, rechtstreeks uit het spookhuis, en de Ajam Cemani uit Java, he-le-maal zwart.
Transgender
Ook leren wij dat je aan de kleur van de oorlellen de kleur van het ei kunt aflezen – wit betekent witte eieren en rood betekent bruine eieren. Alleen is de vraag: waar zitten die oorlellen, sterker, waar zitten de oren? Geen oor te zien en dat klopt, lezen wij. Kippen hebben geen uitwendige oorschelp en moeten het doen met kleine gaatjes aan weerszijden van de kop die toegang geven tot de gehoorgang. De gaatjes zijn te herkennen aan de ronde plekjes eromheen, in een iets andere kleur. Daaronder zitten de enigszins verschrompelde oorlellen, min of meer tegen het kippenhoofd geplakt! En die lellen onder de kop dan? Dat zijn de kinlellen, natuurlijk.
Geheel gesterkt hernemen wij onze tocht door de omgeving van Kruishaar en zodoende maken wij kennis met schoonheden als de Beulekamperweg met zijn lekkere bochten, Den Akker, nog zo’n idylle, en de Appelsestraat – op nummer 42 staat een boerenbedrijf in de sfeer van vroeger, met het wasgoed buiten aan de lijn, de hond die het erf bewaakt en het roodbonte melkvee in de huisweide ernaast. Grappig: net als wij passeren, klimt een koe met zijn voorpoten op het achterlijf van een andere koe, om haar vervolgens secondenlang vooruit te duwen. Wat is dat toch? Penisnijd? Transgender gedrag? Speelsheid?
Op het afgesproken tijdstip melden we ons bij dominee Leo Smelt, thuis aan de Beatrixlaan. Prominent aanwezig in de voorkamer: een lessenaar met daarop een kolossale Statenbijbel – het is duidelijk waar hij zijn inspiratie vandaan haalt. In zijn eigen woorden: ‘Voor mij is de Bijbel norm en bron.’ Bij een kopje koffie en een koekje probeert de dominee antwoord te geven op de vraag hoe die verdeeldheid onder protestanten te verklaren. Om te beginnen wil hij één ding recht zetten: toen Luther zijn strijd om hervorming van de katholieke kerk begon, was het allerminst zijn bedoeling zich van de moederkerk af te scheiden. Hij werd er min of meer toe gedwongen!
Papieren paus
‘Waar het in feite om gaat’, zegt dominee Smelt, ‘is het balanceren tussen eenheid en waarheid. In de negentiende eeuw lag het accent op het zoeken van de waarheid, op het volgen van de juiste leer in plaats van de persoon van de Heer. Dat leidde tot de Afscheiding van 1834 en de Doleantie van 1886 – beiden voortgekomen uit het verzet tegen de vrijzinnige koers van de Nederlandse Hervormde Kerk. Zo werden meer en meer vraagtekens gezet bij de Dordtse Leerregels uit 1618/1619, met name rond het leerstuk van de totale verdorvenheid van de mens. Zo zijn de Gereformeerde Kerken in Nederland ontstaan.’
In de vorige eeuw komt het omgekeerde proces op gang, gaat het niet meer zozeer om het zoeken van de waarheid als wel om het bewaren van de eenheid. Leo Smelt: ‘Vanaf de jaren zestig heet het: je volgt niet zozeer de leer als wel de Heer, in de persoon van Jezus.’ Dat proces, onder de naam Samen op Weg, resulteerde in 2004 in het samengaan van de hervormden, gereformeerden en evangelisch-luthersen in de PKN, de Protestantse Kerk in Nederland. Daarmee nam het aantal denominaties binnen protestantse kring niet af want bij elke fusie, er zijn er wel meer geweest, is er altijd wel een groep die het samengaan niet ziet zitten en vrolijk verder gaat, al of niet onder een nieuwe banier.
Hoe komt het toch dat je dit soort afsplitsingen in protestantse kring veel meer ziet dan bij de katholieken? ‘Kijk’, zegt de dominee, ‘als je als katholiek iets niet weet, vraag je het aan de pastoor. Weet die het ook niet, dan vraagt die het aan de deken, die vervolgens weer aan de bisschop enzovoort. Tot je bij de paus bent, en die is onfeilbaar. Zo werkt het bij ons niet. De Bijbel fungeert niet als een papieren paus.’ Later thuis bedenk ik me nog het volgende. Daar waar zo de nadruk wordt gelegd op de zondigheid van de mens – ‘… altijd zijn wij (mensen) dwalende’, staat in het boek Een stem uit Voorthuizen van Steven van de Craats, ‘altijd hebben wij verkeerde gedachten of woorden. Altijd mislukt alles’ – komt een enorme druk te liggen op het zoeken van de zuivere waarheid, het zuiver interpreteren van de Bijbel. Stel je voor je zit fout, dan hang je, bij wijze van spreken. Zou dat een rol kunnen spelen?
Dubbele gevoelens
En dan nog dit. Dankzij dominee Leo Smelt begrijp ik nu dat de Biblebelt niet zozeer ontstaan is doordat de mensen in deze streken iets in de uitoefening van hun geloof veranderden. Het waren juist de mensen buiten deze streken die zich inlieten met nieuwe ideeën. De Biblebelt staat voor hoe het er oorspronkelijk aan toe ging in protestantse kring en, vertelt de dominee, binnen de Gereformeerde Bond bijvoorbeeld spreekt men nog over ‘de oude waarheid’. ‘Zij zijn wars van liturgische vernieuwing en houden vast aan de oude berijming.’ De oude waarheid, prachtig, en fijn dat de dominee bereid was haar met ons te delen!
Blijven er nog twee vragen over. Wat is de lol achter de pluimveehouderij? En waar komt die rare naam Kruishaar toch vandaan? Op zoek naar antwoorden maken we nogmaals een rondje door de buurt en uiteindelijk belanden we op de Schoenlapperweg. Onmiskenbaar kippenland want op diverse gevels staat de beeltenis van een meer dan levensgrote kip en op nummer 2a is er zelfs eentje midden op het gazon geplaatst, manshoog wel te verstaan. Als ik daar aanbel, wacht me een verrassing. ‘Sinds donderdag zijn al onze stallen leeg’, zegt Evert-Jan Versteeg. ‘We zijn ermee gestopt.’ Waarop hij mij uitnodigt binnen te komen.
De achtergrond is simpel, vertellen hij en zijn vrouw Wilma. Leeftijd, gezondheidsproblemen en gebrek aan opvolging – hun kinderen willen niet – leidden tot de beslissing. Maar nu het zover is, voelt het toch niet als een opluchting, zegt Evert-Jan. ‘Ik heb er dubbele gevoelens bij. Natuurlijk, ik krijg meer vrije tijd. Maar het is toch je levenswerk dat nu stopt.’ Ze zijn in 1988 begonnen met hun pluimveehouderij, om verschillende redenen. Wilma: ‘Met dieren bezig zijn is mijn passie. Als je ’s ochtends de stal binnenkomt en al die kippen komen kakelend op je af … En al die prachtige eieren die van de band rollen …’
Zondeval
Voor Evert-Jan was het niet zozeer de pluimveehouderij die hem trok als wel het ondernemerschap. ‘Een eigen bedrijf runnen, dat was mijn droom. En die is uitgekomen. Toen we in 1988 dit bedrijf met vleeskuikens overnamen, kwamen we al snel voor de vraag of we niet beter verder konden in de scharrelkippen. Dat is dat stukje ondernemen dat mij zo aanspreekt. De marktwerking en hoe daarmee te dealen. Beperken we ons tot de Nederlandse markt of gaan we de Duitse op? Welk voer zetten we de kippen voor? Kiezen we voor witte of bruine eieren? Elke week stond je wel voor een keuze en vergis je niet, er gaat heel wat geld in om. Eén foute beslissing en je zit in de problemen.’
En nu? Wilma maakt zich geen zorgen. ‘We hebben schapen, honden, geiten, o ja, en niet te vergeten de kakelbus met 249 kippen d’r in. Zoveel kippen mogen wij van de overheid nog houden. Dus mijn passie voor dieren kan ik wel kwijt, hopelijk nog voor heel lang.’ Evert-Jan worstelt wel enigszins met de vraag: wat nu? Gelukkig kan hij een dag per week als technisch adviseur terecht bij een opfokorganisatie van legkippen. ‘Zo blijf ik inhoudelijk toch betrokken bij de pluimveehouderij.’
Rest de vraag waar de naam Kruishaar vandaan komt. Het is wederom het boek Nederlandse plaatsnamen verklaard van Gerald van Berkel en Kees Samplonius dat antwoord geeft. Nee, met schaamhaar heeft hij niks te maken, hij verwijst naar een kruisbeeld boven op een haar en dat is een zandige rug. Het kruisbeeld hebben we niet aangetroffen laat staan die haar maar … wat zit er achter het woord schaamhaar en, breder gezien, de schaamstreek? Na enig speurwerk komen we weer uit bij de bijbel, en wel bij Genesis 3:1-15 waar de zondeval van Adam en Eva staat beschreven. ‘En de vrouw zag dat die boom goed was tot spijze … en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook haar man met haar, en hij at. Toen werden hun beider ogen geopend, en zij werden gewaar dat zij naakt waren; en zij hechtten vijgenboombladeren samen en maakten zich schorten.’
Rokje aan
Nu wordt in sommige religieuze kringen gezegd dat hier helemaal niet staat dat Adam en Eva zich schaamden voor hun naaktheid. Maar linksom of rechtsom, de zondeval en naaktheid worden met elkaar in verband gebracht en expliciet betrokken op de schaamstreek lees seksualiteit. Kortom, hier zien we de geboorte van een taboe en zoals bekend zijn die altijd omgeven door schaamte. En waar leidde dat toe? Een paar idiote voorbeelden. Zo eiste Benedictus van Nursia (480-547) van zijn volgelingen dat zij gekleed te bed gingen, je weet het anders maar nooit met die gasten. En in de Victoriaanse tijd (1837-1901) kregen meubels met lustig kronkelende pootjes een rokje aan – de heren konden wel eens op gedachten komen.
Ook leuk. In de vijftiende eeuw groeide het oorspronkelijke vijgenblad uit tot de braguette, een buidel die de penis moest bedekken. Niks mis mee natuurlijk maar op den duur werd die braguette een soort statussymbool – hoe groter, hoe beter. En daar bleef het niet bij. Op goed moment ontdekte iemand dat je in zo’n grote braguette best wat spullen kon opbergen, van geld en een zakdoek tot … versnaperingen. Pepermuntje mijnheer?