Het plan was om in drie jaar de wereld rond te rijden. Het werden negen maanden en een enkeltje Zuid-Afrika. Met ups en downs. Wel met een vervolg: vanaf maart is de rest van de wereld hun terrein. Dan trekken Sander Wamelink en Marianne Horsch er weer op uit.
Tekst Mark Litjens, foto’s Andrew Walkinshaw
‘Ik heb mijn rijbewijs nog niet zo lang. Sander heeft het motorvirus overgebracht en kort nadat ik het rijbewijs haalde, zijn wij naar de Noordkaap gereden. Hier reed hij zijn motor total-loss en moest in een auto achter mij aan weer naar huis. Toen heb ik een veel ervaring opgedaan en is de zin om te reizen gegroeid. Want het was eigenlijk de droom van Sander. Hij heeft familie in Botswana waar hij als kind is geweest en toen bedacht om ooit een keer helemaal die kant op te rijden. Ik zag het, zeker na mijn eerste motorreis, helemaal zitten. Het was overigens ‘uitmaken’ of meegaan. Want drie jaar zonder elkaar leven, dat werkt volgens mij niet.
In maart 2013 vertrokken we. Op twee Honda Transalps, bepakt en bezakt. Het grof omlijnde plan was: van Nederland via de westelijke kant van Afrika naar Zuid-Afrika en van daar via de oostzijde weer naar het noorden om daar af te slaan naar Azië. Dan via Europa met de boot naar Amerika om daar van Alaska naar Vuurland te rijden. Het rondje Afrika had ik begroot op 32.000 km, maar toen we na negen maanden – langer dan we eigenlijk over het hele rondje hadden willen doen – in Zuid-Afrika aankwamen, stond de teller al op 35.000 km.
Water in de schoenen
Ik wilde graag een keer in Spanje rijden, dus hadden we bedacht om via de grensovergang Cueta naar Marokko te reizen. Dat hebben we geweten. Regen, regen, regen. Het hield niet op in Spanje. Compleet verzopen, water in de schoenen. En onze eerste schade: Sander dacht dat ik zou doorrijden, maar ik stopte toch liever voor een aanstormende vrachtwagen. Plof. Eerste deuk in de koffer.
In Marokko, na de ongelooflijk chaotische grens bij Cueta, bleef het regenen. Hele stukken weg waren weggespoeld. Moet je ineens om een enorm gat heen. Omdat we toch wilden oefen met offroad rijden, zijn we daar gelijk motortrails gaan volgen. Sander had ervaring, ik had slechts een paar keer geoefend. Dus na twee kilometer ging ik flink om. Koffer nog verder kapot. Daar besloten we om alleen nog offroad te gaan als het echt nodig is en hebben we meteen weer de hoofdweg opgezocht, richting Mauretanië. Zijn we daar bijna, worden we aangehouden door politie. Waar we naar toe gaan? Mauretanië? Hebben jullie een visum? Nee dus. Dat wilden we kopen aan de grens. Volgens de agent kan dat niet en moesten we het halen in Rabat. Dus 1.200 km terug. Komen we daarom 10 uur aan, blijk je alleen om 8 uur ’s ochtends een visum aan te kunnen vragen… Overnachten dan maar en daarna weer naar het zuiden.
Mali of Guinee
Mauretanië hebben we snel verlaten, door naar Senegal voor het volgende vraagstuk: doorgaan via Mali of via Guinee. Dus naar de Nederlandse Ambassade in Dakar voor advies. In Dakar hebben we de bus gepakt. Je hebt eigenlijk geen idee waar de bus rijdt, maar de Garmin bracht ook in de bus uitkomst: we wisten waar we waren. Maar bij de ambassade kregen we eigenlijk één advies: ga maar terug naar huis. Het is hier overal te gevaarlijk. Hadden we dus niks aan. We hebben uiteindelijk gekozen voor een route via Guinee, hoewel de bruggen en wegen daar slecht zouden zijn. Viel uiteindelijk wel mee. Sterker nog, daar hebben we over een fraai stuk asfalt gereden.
Ondertussen werden de campings en hotels schaarser, maar de mensen zijn overal erg vriendelijk. Dus we hebben de hele reis ook vaak bij boerderijen, in voortuintjes en boomgaarden gekampeerd. Helemaal goed. Soms liep een heel dorp uit om ons te komen bekijken.
De grenzen zijn tot hier meestal een drama. Hoe zuidelijker, hoe gemakkelijker je er doorheen bent. Verder zijn de wegen altijd slecht rond een grens en is het soms een hele toer om een visum te krijgen. In Ivoorkust moesten we in Abidjan een visum halen voor Ghana. Blijkt dat je dat alleen krijgt als je inwoner bent. Ik vroeg hoe ik inwoner kon worden, maar dat was blijkbaar te moeilijk. Daarom hebben ze het ons zo na veel moeite toch gegeven.
45%
In Ghana hebben we een paar dagen op een camping doorgebracht. Zou eigenlijk een nacht zijn, maar de weg er naar toe was zo zwaar, dat we wat langer zijn gebleven. Konden we ook meedoen aan een wandelexcursie naar onder andere een distilleerderij van akpeteshie (palmwijn). Echt unieke wandeling, maar wel 22 km. Op teenslippers. Na de akpeteshie van 45% alcohol liepen we overigens weer een stuk gemakkelijker.
Uiteindelijk door naar Togo. Daar is niet zo heel veel te zien, behalve een motorwinkel. Olie verversen en banden checken. Die bleken nog goed genoeg voor de route via Benin naar Nigeria. Daar zijn allemaal checkpoints bij de grens en blijkbaar hebben we er een gemist. Staan er ineens een paar mannetjes om ons heen en moesten we een stuk terug, naar een mevrouw van de veiligheidsdienst. Volgens Sander was deze mevrouw eigenlijk lerares, want ze ging in op alle spel- en interpunctiefouten op de routelijst die wij ter plekke moesten maken en inleveren. Gelukkig konden we daarna weer verder.
Hoewel we merendeels in de tent sliepen, hebben we ook wel eens hotels gepakt. Dat viel vaak tegen. Een heel duur hotel, voor Afrikaanse begrippen, van 60 euro per nacht bijvoorbeeld. Maar dan valt de stroom uit en hebben we geen warm water. Tja. Nigeria hebben we verder in vier dagen gedaan, 600 km per dag. In Kameroen wilden we zogenaamde Ring Road rijden, een scenic route die door de reisgids, uit 2007, als ‘uitdagend’ wordt omschreven. En erg mooi. Dus kijken hoe ver we komen. Blijkt het heel erg mee te vallen. Regen had op dag twee de route in een modderpad veranderd. Spekglad. We kwamen niet boven of naar benden. Gelukkig stonden er locals klaar om ons naar boven te duwen en naar beneden te helpen.
Warme douche
In Gabon krijgen we in een nonenklooster na weken weer eens een warme douche. Heerlijk. Daarna door naar het zuiden en dan beginnen langzaam de problemen te komen. Zekeringen stuk, carburateurfilters die vol zitten met als gevolg geen vermogen weer, mijn motor die stationair draaiend ineens het rode toerengebied inschoot. Van alles. In de Democratische Republiek Congo, precies op de grens van beide Cong’s, hield hij er helemaal mee op en moesten we hulp zoeken. Ik blijf bij de motor, Sander gaat op zoek. Komt hij terug met een militair achterop. Voor mijn veiligheid, zei de militair en dat terwijl ik al 2 uur stond te wachten zonder een kip gezien te hebben. Hij moest natuurlijk wel geld hebben. Net zoals de vier mannen die er ineens zijn om de motor te duwen, berg op, berg af. Naar een dorp. Wat een karwei. In het dorp moesten we wachten op een vrachtwagen die ons naar Kinshasa zou brengen. Dat duurde twee dagen en hij reed later zijn radiator lek. Weer twee dagen wachten. Uiteindelijk door, mijn motor achterin, ik tussen de mannen voorin, Sander er achteraan op de motor. Net voor Kinshasa: zwaailichten. Geeft de vrachtwagenchauffeur ineens gas… Rijdt er als een idioot vandoor, op de vlucht voor politie. Sander er achteraan, met moeite. Bleek later dat ze anders een fortuin aan invoerrechten hadden moeten betalen. Dit was echt schrikken.
Nieuwe bougies zouden mijn motor helpen. Dat was ook zo. Tijdelijk. Gelukkig komen we later de Belgische rallyrijder Frank Verhoestraete tegen. Die woont daar en hij en zijn vader Jean wilden ons wel helpen. Een hele tijd later zijn we weer mobiel en gaan we via Zambia naar Botswana, op bezoek bij Sanders familie, waar ook zijn ouders zijn. Even uitblazen en relaxen, daarna verder naar Windhoek in Namibië, omdat we daar bij een Honda-dealer onze motoren kunnen laten checken. In Walvisbaai worden later al onze spullen gestolen: paspoorten, creditcards, echt we hadden niks meer. Even een paar minuutjes de andere kant op gekeken om een foto te maken en we zijn dagen bezig geweest met alles regelen.
De tocht naar Zuid-Afrika wordt tenslotte een memorabele. Op een wasbordweg verlies ik een van mijn koffers en sindsdien zijn we elke dag in een garage geweest uiteindelijk wordt het teveel. Kleppen misvormd en andere dingen. Repareren zou te duur worden, dus einde oefening. Daarom half december maar teruggevlogen naar Nederland om twee ‘nieuwe’ motoren te prepareren. Die zijn nu zo goed als klaar voor het vervolg. Wij ook. Want ondanks de tegenslagen, hebben we een heleboel leuke mensen leren kennen, schitterende landschappen en dorpen en steden gezien en geweldige dingen gedaan. Dus nu de rest van de wereld.’