Zomer in Nederland. Ideaal motorweer. Maar waarom makkelijk doen als het ook moeilijk kan? Omdat het een karrenvracht aan rijervaring en geweldige indrukken oplevert. Dus reed Rob Kool in juli naar het uiterste noorden van Europa. Staren over de Barentszzee terwijl de koude wind je omver blaast. Daarom dus!
Tekst Mark Litjens, foto’s Andrew Walkinshaw
‘Ik rijd al motor sinds mijn 18e. Een van mijn eerste fietsen was een BMW, maar ik ben toen al snel overgestapt naar Moto Guzzi. Op een 850 California heb ik zo’n beetje heel Europa doorkruist. Per jaar zette ik zo’n vijftien- tot twintigduizend kilometer op de teller. Een van de hoogtepunten was wel de FIM-rally van 1976, lang de kust van de Zwarte Zee in Roemenië. Spannend, omdat dit toen nog volop Oostblok was. Daar kwam je niet zo gemakkelijk. Zeker ik niet: ik werkte als technicus bij de luchtmacht. Dat reisje had nogal wat voeten in de aarde. Toestemming van mijn werkgever, papieren goed regelen. Bij de grens zijn we echt goed gecontroleerd, zelfs de helmvoering moest er uit. Daarna heb ik mij vergaapt aan het land. Wegen met enorme gaten en vooral de leegheid. Je kon uren rijden zonder iemand te zien. Een keer zag ik in de verte iets bewegen. Meteen een beetje inhouden, want wie weet is het politie. Bleek het een heel oud vrouwtje te zijn die, letterlijk in the-middle-of-nowhere, de weg stond te vegen met een bezem! Onderweg verder alleen maar paardenkarren en een drukkende sfeer.
In de jaren tachtig ben ik gestopt met motorrijden. Trouwen, kinderen, drukte op het werk. Het rijden werd steeds minder. Toch blijft het kriebelen. Zo’n acht jaar geleden ben ik weer opgestapt. Op een BMW K 1100 RS. Daar heb ik een tijdje op gereden, maar de gebogen houding en het kleine stuur waren niet goed voor mijn hernia. Dat was op de R 1150 RT die volgde een stuk beter geregeld. Ook hiermee weer veel lange tochten gemaakt, onder andere naar Zweden, waar mijn zoon woont.
Tref ik op internet ineens een mooie advertentie aan: een BMW R 1200 GS. Nu was dit een openbare veiling, het ding was in beslag genomen of zo, dus ik moest bieden. Niet teveel, want sleutels en papieren ontbraken en dat kost ook weer geld om in orde te krijgen. Twee weken niks gehoord, ik was het al een beetje vergeten, word ik ineens gebeld dat mijn bod is geaccepteerd. Oh jee. Heb ik thuis iets uit te leggen. Ga ik de GS ophalen, komt de veilingmeester met de sleutels aanzetten. De vorige eigenaar moest nog iets uit de koffers halen, dus kon hij meteen zijn sleutels inleveren. Mooi meegenomen. Check ik de fiets voor vertrek, zie ik onder in één van de koffer de papieren liggen! Helemaal mooi! Kon ik er meteen mee wegrijden. Super.
Up north
In 2012 ben ik 60 geworden en als cadeau heb ik mijzelf getrakteerd op een mooie motorreis. Naar het noordelijkste puntje van Europa. Op de GS natuurlijk. De RT had ik stil gezet, maar de GS is de betere motor voor zo’n reis. Ik zag de reis in de Promotor en de timing was helemaal okay. Ik kan als ondernemer de deuren niet al te lang dicht houden, want dan wordt het allemaal heel kostbaar. Deze reis was in de zomerperiode, in juli, en compact qua reistijd. Met de boot over van Travemünde naar Helsinki en van daaruit met de trein helemaal naar Rovaniemi, het zomerverblijf van de kerstman, op de poolcirkel. Dat scheelt al een heleboel kilometers op de motor. De groep bestond uit zo’n veertig motorrijders en de begeleiding was in handen van Jan Dirk Onrust. Met nog de assistentie van Wegenwachter Rob er bij was alles geregeld.
Nou ja, behalve het weer dan. De eerste dag begon zonnig. Alleen had de navigatie wat kuren. Op een gegeven moment merk ik dat we tegen de zon in rijden, richting zuiden dus. Terwijl we naar het noorden moesten. Gelukkig hadden we nog maar dertig kilometer gereden, dus alle tijd om om te keren naar het doel van de dag. En dan betrekt de lucht. Donkere wolken pakken zich samen, de temperatuur zakt naar 15 graden en er steekt een frisse wind op. Tijd om de regenkleding aan te trekken. En later nog een trui. En nog een. Want 50 km verder is het nog maar 8 graden… En zijn we nog lang niet in het noorden.
Wat een geweldige ervaring. Bossen, meren, oneindig niks. En dan toch weer een paar huizen. Wat doen die mensen daar? Onbestaanbaar. We zetten de volgende dagen de koers naar het oosten, naar het Noorse Vardo. Deze plaats ligt als enige Europese stad in de Arctische zone, bijna volledig ten noorden van Istanbul. Zo oostelijk dus. Het is eigenlijk een eiland, verbonden met een drie kilometer lange tunnel. Tunnels bouwen, kunnen ze wel die Noren. Ook onder Fjorden door, 200 meter diep. Geweldig. De infrastructuur is er geweldig, met name omdat het zo’n rijk land is door de olievoorraden. Jammer dat die olie als benzine zo duur is. Net zoals alcohol. Gelukkig heeft het land genoeg schoonheid.
Veertien dagen regen
Dit laatste heeft er mede voor gezorgd dat de stemming niet heeft geleden onder het weer. Van de zeventien dagen dat de reis duurde, heeft het bijna veertien dagen geregend. Mijn pak heeft het goed gehouden. Wel heb ik wat natte voeten en handen opgelopen en waren we soms heel blij met een kopje koffie onderweg of een warm hotel met een föhn. Om laarzen en handschoenen weer droog te krijgen, vanzelfsprekend.
En dan sta je daar: de Grense Jacobselv, het meest noordoostelijke puntje van Europa, op de grens met Rusland. Hier kijk je uit over de Barentszzee, terwijl de Russen vanuit hun uitkijktoren op ons neerkeken. Naar die gekken op hun motor, op 18 juli, bij slechts 7 graden en een ijzige noordenwind, op zo’n 3.500 km van huis. De Noordkaap, zo heb ik later gezien, is een toeristische attractie. Vol met auto’s, motoren, campers en souvenirwinkels. Voor het echte werk ga je dus naar deze plek: desolaat, ruig. Wat een ervaring.
Dwars
Op de terugweg, richting de eilandengroep Lofoten, rijd ik vooraan. Een prachtige weg door de bergen, langs een riviertje. Op een smal houten bruggetje liggen aan de zijkant planken in de langsrichting en in het midden dwars. In de stromende regen kies ik voor een pad meer in het midden, over de dwarsplanken. Ik zie niet dat er hoogteverschil zit tussen zijkant en midden en voor ik het weet lig ik om en klapt mijn achtervolger bovenop mij. De rest van de groep kan op tijd stoppen. De schade valt mee en met wat provisorisch reparatiewerk kunnen we weer op pad. Er was ook een dokter in de groep en die stelde vast dat mijn achtervolger en ik niks hadden gebroken. Dan sta je toch wel even te trillen. Ik wilde mijzelf niet laten kennen en ben weer opgestapt. Iets later heb ik toch op moeten geven. Pijn in mijn rechterhand, het ging even niet meer. Jan Dirk heeft toen mijn motor overgenomen en ik ben met de veegwagen, lekker warm, naar het hotel gereden. De volgende dag bleek dat ik een flinke bloeduitstorting had, maar ik kon wel weer rijden: via de Lofoten oversteken naar Bodo, langs de Zweedse grens met de Fjorden in het zich. Richting zuiden, naar het eindpunt van een – ondanks de val – perfecte en onvergetelijke trip. Ik kom hier zeker terug. Dan op mijn Moto Guzzi Stelvio. Ik heb beide BMW’s ondertussen namelijk ingeruild, omdat ik terug wilde naar mijn oude liefde, Moto Guzzi. Ik heb ook een door mijzelf volledig in nieuwstaat gerestaureerde 850 GT California, maar die is alleen voor ritjes rond de kerk en clubbijeenkomsten. De Stelvio is om kilometers te maken. Te beginnen dit jaar … inderdaad, naar de Stelvio!’
Rob Kool (62) is ambachtsman pur sang. Met de hand – en vooral met liefde – restaureert hij met name interieurs van klassieke auto’s. Ook technische aspecten schuwt hij niet: lassen, spuitwerk, stralen, alles kan. Om een auto – en incidenteel een motor, waaronder zijn eigen Guzzi – weer in originele staat te verheffen.