We gokken dat je het al hebt gemerkt, maar het leven is er beslist niet goedkoper op geworden. Van metalen en microchips, gas en het graan in je brood – tot zelfs de plank waarop die boterham ‘s ochtends terecht komt. Want ook de houtprijzen vliegen de pan uit.
Fotografie: Bert Claes
Feit is dat je met hetzelfde budget van een jaar geleden een stuk minder ver komt. Het is dat de overheid de benzine heeft gesubsidieerd, maar dan nog tieren ze welig. Dat voel je in je portemonnee, maar het doet bij de jonge motorrijder misschien wel het meeste pijn. Want hoe ver kom je eigenlijk nog op één tank? En kan je überhaupt nog een weekendtrip maken zonder je pinpas meermaals aan te spreken bij een tankstation? Wij zochten het voor je uit.
Van het noordelijkste punt in Nederland naar het zuidelijkste punt in Luxemburg
De opzet is simpel. We toppen onze tank voor de start af, stippelen een route uit die in theorie nét haalbaar moet zijn op een tankvulling en rijden tot er geen druppel peut meer aan boord is. Het liefst staan we dan op onze eigen oprit en niet ergens langs een stil landweggetje. Als startpunt kiezen we voor Hasselt, in Belgisch Limburg. Daar woont testrijder Gijs, die we met wat verbeelding nog net tot de jongere rijders kunnen rekenen. Samen met ondergetekende – onderhevig aan dezelfde gebreken – wil Gijs richting Renesse en terug. Dat zeedorpje bovenin Schouwen op Schouwen-Duiveland blijkt namelijk sinds jaar en dag een absolute trekpleister voor de Nederlandse jeugd, en ligt op exact 185 kilometer van onze startplaats verwijderd. Dat zou onze totale rit op 370 kilometer brengen, wat net moet lukken met een tank van 14 liter. In theorie. Hoog tijd om die aan de praktijk te toetsen.
0 km
Hoewel we verzamelen onder een waterig winterzonnetje, is de lucht in de verte duidelijk hoogzwanger. Een extra laagje GoreTex leek vanochtend nog overbodig, maar prop ik het voor de zekerheid toch maar tussen het proviand. Je weet maar nooit. Gijs heeft de sleutels van de Z400 in z’n hand, en vraagt of ik nog wil ruilen. Hij is een stuk langer dan mij en zal op ergonomisch vlak baat hebben bij de iets rechtere zithouding dan de Ninja. Zelf zit ik er allerminst mee om de iets sportievere Ninja onder m’n hoede te nemen. Het stuurtje staat iets lager gemonteerd, maar de voetsteuntjes staan op beide machines op dezelfde hoogte. Ik leun bijgevolg iets meer over de tank en schuil automatisch iets meer achter het windschermpje. Een iets aerodynamischere rijhouding dus, al telt-ie wel een extra kilootje bij het rijklaargewicht op. Een peulenschil in verhouding tot de windbescherming die je ter beschikking krijgt. En een absolute troef gezien het opzet van vandaag, gok ik. Avanti!
13 km
Even vergeten hoe potent dat blokje eigenlijk wel is. Met die protserige pk-strijd in de motorwereld zou een mens vergeten hoe fijn ‘amper’ 45 pk wel is. En zeker op zo’n licht en vlug sturend machientje. Even terugschakelen, lekker hoog in de toeren en inhalen die vrachtwagen! M’n bedenkelijke blik maakt plaats voor een grijns die er vandaag niet meer af komt.
72 km
Anderhalf uur na vertrek, zo rond koffietijd, sluipt de dorst er zo stilaan in. Niet bij onze twee trouwe rossen, wel bij de twee ruiters-van-dienst. We passeren immers Oostmalle, de verkeerde deelgemeente van Malle: aan de andere kant van het dorp ligt de abdij van Onze-Lieve-Vrouw van het Heilig Hart van Westmalle verstopt. Waar het gelijknamige, wereldvermaarde trappistenbier wordt gebrouwen. Maar we peinzen er niet over – alcohol en motorrijden gaan nog steeds niet goed samen – en zetten vaart richting Brecht en Wuustwezel. Misschien staat er aan de finish wel een Westmalle Dubbel te wachten.
99 km
Land in zicht! Nederland, welteverstaan. Na dik twee uur in het zadel rijden we in Essen de grens de grens over. Een formaliteit zo lijkt het voor jou misschien, maar hier hebben Gijs en ik best naar uitgekeken. In een flits ruilen we het pokdalige Vlaamse grensasfalt in voor z’n gladgestreken Hollandse neefje. Weg met de lintbebouwing van de door onze regering opgegeven landsuithoeken, welkom eindeloze groenvlaktes en gezellig aandoende dorpskernen. Inclusief kenmerkende rode klinkertjes en brede fietspaden. Heerlijk rijden, dit.
121 km
Middagstop bij de Shell in Steenbergen. Niet om de tank bij te vullen, wel tijd voor een zompige hap. ‘Mongolendriehoeken’, zoals wij de diagonaal gesneden boterhammen ten zuiden van jouw landsgrenzen wel eens smalend noemen. Beetje fout, maar heerlijk. Zeker na een ietwat duffe en lange rit. De actieradii van beide machines geven nog steeds geruststellende waarden aan, geen van beiden denkt eraan om de pinpas tevoorschijn te halen. Tenzij voor een toetje. Dat verorberen we enkele kilometers later, als we de motoren even parkeren met zicht op de Oosterschelde. Een indrukwekkend uitzicht, dat kracht wordt bijgezet door de aanwezige kitesurfers.
Adrenalinerit op de Kawasaki Ninja H2 SX SE
179 km
Renesse hebben we alvast gehaald. Niet dat we daar op voorhand over hadden getwijfeld, maar het voelt toch als een overwinning. De groepsfase overleefd en richting de knockouts, dat idee. Het strand van Renesse ligt er – op enkele vliegeraars en strandjutters na – maar verlaten bij. Geen luide muziek, geen uitgelaten studenten. Het is er dan ook niet het seizoen naar, uiteraard. Om onze eerste noemenswaardige mijlpaal te vieren vandaag, bestellen we dan maar een lekker heet bakje troost in Strandpaviljoen De Zwaluw. Dat laten we ons welgevallen, tot we de klok in de gaten krijgen. 16u! Over een dik uur wordt het donker en we zijn amper halfweg. Opzadelen en wegwezen. En snel een beetje. We verlaten het voormalige eiland Schouwen-Duiveland dit keer niet via Steenbergen, maar kiezen Bruinisse, Oud-Tonge en Willemstad voor de terugweg. Via Stampersgat en Roosendaal zetten we koers naar onze stal.
269 km
Tijd voor de eerste druppels angstzweet langs de ruggengraat: het reservelampje licht op. Een paniekerige pavlovreactie die ik al sinds m’n beginjaren met de motor meezeul, tot groot jolijt van m’n mederijders destijds. De oudere motoren waarmee ik toen (en eigenlijk nog steeds) rondrij, zijn immers niet voorzien van een benzinemetertje, dus ben je nog aangewezen op de reservestand van de tank. Waarbij de motor sputterend aangeeft dat hij stilaan zonder dreigt te vallen, jij in allerijl naar de onderzijde van de tank tast, en het benzinekraantje richting reserve draait om nog even verder te kunnen. Oef, gered. Tenzij je ‘m al vooraf (al dan niet bewust) op reserve had gezet, en je tot je afgrijzen zonder peut zit. En mag wandelen richting pomp.
Gelukkig zijn onze Kawasaki’s niet alleen voorzien van een gedetailleerde benzinemeter. Als je in reserve rijdt, geeft een tripteller ook aan hoe lang je dat doet. Desalniettemin is de eindspurt onverbiddelijk ingezet. En dat is vroeg, want onze gps geeft aan dat we nog 100,6 kilometer te gaan hebben. Wetende dat je doorgaans zo’n 70 km op reserve kunt rijden, wordt het op papier een mission impossible. Gadver. Al geef ik me niet zo snel gewonnen. Ik schakel de Ninja op 70 km/u in z’n vijf, om mooi onderin de toeren te kunnen rjden en probeer m’n rechterpols wat in te tomen.
305 km
Het non-stop afwisselend kijken naar wegdek en reservetripteller maakt me nerveus. Bloednerveus. Wat het wordt er niet beter op als die laatste ermee ophoudt. De optellende kilometers maken plaats voor enkele horizontale streepjes. Uitgevlakt als ware het de hartslaglijn op een ECG. ‘Sorry, vanaf nu wordt het nattevingerwerk’, lijkt mijn Ninja 400 aan te geven. Bijgevolg gooi ik het de daaropvolgende kilometers over een heel andere strategische boeg. Van het herenakkoord tussen Gijs en mezelf – ‘we gaan normaal rijden hé, zonder trucjes’ – blijft in een vingerknip geen spaander meer heel. Ik probeer een zo hoog mogelijke bochtensnelheid aan te houden, prik ‘m steevast in de hoogst mogelijke versnelling bij 70 kilometer per uur, probeer zo weinig mogelijk te remmen en bijgevolg zo weinig mogelijk schommelingen in het toerental te veroorzaken. Stond dat verkeerslicht al op oranje, of…? Dit is oorlog. En zo te zien heeft Gijs dat ook begrepen. De boomlange Limburger gaat in strijkplankhouding achter z’n dashboardje liggen, z’n versnellingsindicator blijft in z’n zes geprikt en z’n remlicht licht zelden op.
337 km
Gijs gebaart dat ik dichterbij moet komen. Is de zwanenzang op de Z400 ingezet? Daar lijkt het voorlopig niet op. ‘We gaan het gewoon halen, Verstaen!’, roept hij me grijnzend toe. ‘Ik herken de wegen al, hier rijd ik vaak.’ Ik lach terug, maar denk er het mijne van. Niet alleenl zit Gijs op de naked bike, hij is ook bijna een kop groter dan mij én zeult ook de bijbehorende kilo’s mee. Liever iets meer rechtop gezeten tijdens de eerste helft van de rit, dan een windschermpje. Een keuze die ‘m wel eens zuur zou kunnen opbreken…
358 km
De Z400 sputtert even, trekt dan weer even door maar geeft er enkele seconden later de brui aan. Gijs strandt op godbetert 11 kilometer van de finish. Einde verhaal en geen benzinestation te bespeuren in de wijde omgeving. Even speelt ik met het idee om ‘m genadeloos achter te laten, maar m’n filantropische kant speelt me parten. Als ik de Ninja richting berm stuur, durf ik de motor niet uit te schakelen uit angst ‘m niet meer aan de loop te krijgen. Ook ik rijd namelijk op geleende tijd.
Gelukkig blijkt de bult die Gijs al de hele tijd onder z’n jas had geen gevolg van een liederlijk leven. Hij heeft een kleine jerrycan met vijf liter noodbenzine aan boord. Hij had ‘m liever even vol als bij het vertrek in z’n garage terug gezet. Maar nood breekt wet. De eerste afvaller is een feit, en dus wint onze Ninja 400 bij voorbaat de onderlinge strijd. Al wil ik uiteraard de streep halen. Kom op kleine Gifkikker, nog 11 te gaan!
Wereldrecord: door 13 landen op de motor in één dag
369,5 km
Alsof het een hollywoodiaanse kaskraker betreft, sputtert de motor van m’n Ninjaatje als ik de verlichting boven onze finishlijn in de verte zie opdoemen. Braaap – sputter – plof – brâââ- – plof. Nog even walsen om de laatste restjes benzine richting injectie te loodsen. En dan geeft de motor er de brui aan. Néé!. Op amper enkele tientallen meters voor de finish. ‘Dit méééééén je niet?!’, roep ik vergezeld van wat niet voor publicatie geschikte verwensingen richting m’n schaterlachende mederijder. Ik overweeg even om ‘m over de meet te duwen, maar por voor de gein nog even op de startknop. De startmotor maalt overuren, maar er is geen leven meer in te krijgen. Tot… het blokje er toch nog een doodsreutel uitbraakt. Ik twijfel geen seconde, tik ‘m in z’n één en trek ‘m meteen vrij hoog in de toeren. Als de laatste ademstoot wordt aangeademt, kan ik maar beter voldoende moment creëren om de laatste 30 meter nog uit te rijden. ‘Freeeeeeeeedommmm!’ Met de linkervuist in de lucht en de rechter om het gas gekruld rol ik de laatste, glorieuze meters richting benzinepomp. De schaapachtige blikken van de omstanders neem ik er graag bij, want we hebben het verdorie gehaald! Nog nooit tegelijk zo blij als noodgedwongen een tankstation in gerold. Bam!
Volgens de specificatielijst van beide motoren, hadden we 14 liter moeten kunnen tanken. In werkelijkheid worden het respectievelijk 15,48 en 15,30 liter. Nokvol, weliswaar. Maar om maar aan te geven hoe absoluut leeg we de finish bereikten.
Finish
Een ontvangstcommitee hebben we niet opgetrommeld, maar toch is er vuurwerk als we na het tanken naar het huis van Gijs om de hoek rijden. Het regent immers blikseminslagen als we de oprit opdraaien, en de hemelsluizen gaan ongezien hard open op het moment dat we de motoren parkeren. Een zondvloed. Alles moet eruit. Het had het thema van de dag kunnen zijn. Leeg. Dat zijn niet alleen de motoren, maar ook wijzelf. Van 10.00 tot 20.30 hebben we quasi non-stop in het zadel gezeten, met enkele korte pauzes voor een snelwegpistolet, een geplande afwatering en een koffietje-met-zeezicht in Renesse. Leeg, maar voldaan. Avontuur hoeft niet altijd op duizenden kilometers van je huis te liggen, daar zorg je gewoon zelf voor.
De Kawasaki’s
Voor deze motorisch verantwoorde vorm van zelfkastijding gingen we op zoek naar een lekker betaalbaar en zuinig duo, waarop we met wat bijval ook nog eens comfortabel zouden zetelen. Liefst een gekuipte versie én een naked bike – voor elk wat wils. De scheurijzers voor deze queeste vonden we bij Kawasaki: de Z400 en Ninja 400 zijn grof wild voor jonge A2-rijders. Van hun strakke Sugomi-looks, de uitstekende standaarduitrusting (ledverlichting, slipperassistkoppeling, dashboard met versnellingsindicator, kwalitatieve standaardbanden) het lenig sturende en doortastend remmende rijwielgedeelte tot de potente uitlaatnoot. En dan hebben we het nog niet gehad over het krachtige tweepittertje in het vooronder. De vloeistofgekoelde 399 cc grote paralleltwin pompt maar liefst 45 pk en 38 Nm richting het achterwiel. Wat in combinatie met het lage rijklaargewicht van 167/168 kg voor een behoorlijk geïnspireerde rit zorgt. Dat alles voor een prijskaartje van € 6.849,- (Z400) of € 7.449,- (Ninja 400). En een erg zuinig verbruik van amper 3,8 liter op 100 km. Waar twijfel je nog over?