Thierry Sarasyn reed met de Kawasaki Versys 1000 SE van Brussel naar Dakar. In het eerste deel van dit avonturenverhaal hadden we het over de trip in het min of meer bekende deel van Marokko. Na de rustdag in Agadir wachtte de ware uitdaging.
Reportage Brussel – Dakar I: van recordmotor tot woestijnrat
Merzouga, Zagora, Ouarzazate… al deze steden profileren zich als de poort tot de woestijn. En het is inderdaad zo dat als je de Atlas oversteekt en daarna deze steden passeert, er niets meer dan woestijn op je ligt te wachten. Alleen: als je 150 km rijdt, kom je meestal terug in één of andere bewoonde plaats. En dicht bij de Marokkaanse grootsteden. Dat verandert als je Agadir passeert. De steden worden kleiner, de dorpen meer afgelegen en als je de grens van de Westelijke Sahara oversteekt, heb je een paar duizend kilometer Het Grote Niets voor de boeg. Maar eer we zover waren, was er nog een stop gepland in Fort Bou Jerif. In de schaduw van een oud Frans koloniaal fort ligt een tentenkamp met een restaurant waar je de beste kamelen-tajine geserveerd krijgt. Toegegeven, de culinaire concurrentie is daar niet groot. En komend vanaf de kust is de toegangsweg naar het fort werk voor de betere enduro-rijder. Daarom is het goed om weten dat er vanuit het oosten ook een goed berijdbare piste naartoe loopt. Ideaal dus om vanuit die hoek Bou Jerif te benaderen met de Kawasaki. Tenminste: dat dachten we. Want toen we na een verkwikkende nachtrust vertrokken met die dag als doel El Ayun – ook wel bekend als Laâyoune – regende het zowaar zachtjes. Dat zorgde ervoor dat de piste waar we de avond ervoor nog met 90 km/u overheen vlamden, er nu glibberig bij lag, met een laagje modder van een centimeter of wat dik. Genoeg om alle kanten op te glijden en ons voor het eerst af te vragen of de Bridgestone AX41 hier niet de voorkeur had moeten krijgen. Beetje lucht uit de banden, voorzichtig met de koppeling en uiteindelijk kwamen we na een kilometer of zeven op het asfalt. Met een Kawasaki Versys 1000 die er uitzag alsof er een modderige MX-race mee gereden was. Dit was een uitdaging die we niet hadden zien aankomen. Maar het liep uiteindelijk goed af. Met een pak dat nat was, niet van de regen, maar van het zweet.
Where the streets have no name
’s Avonds kwamen we moe maar voldaan aan in Laâyoune. De stad ligt net over de grens met de Westelijke Sahara. Dat gebied is een verhaal apart. Het staat onder beheer van Marokko, dat het eigenlijk als Marokkaans grondgebied beschouwt. Maar de Westelijke Sahara vindt zichzelf een apart land en de meeste inwoners willen autonomie. Maar met zoveel zijn ze nu ook weer niet, want dit is één van de minst dichtbevolkte gebieden ter wereld. En ook al ben je nog maar net dit gebied ingereden, voor het eerst voel je daar dat de beschaving een stuk achter je ligt. Een dikke 2.000 km scheidden ons nog van de aankomstplaats, maar je weet dat er niets meer is om op terug te vallen. Als je in Agadir een motoronderdeel nodig hebt, vind je dat meer dan waarschijnlijk nog. In de Westelijke Sahara kun je dat vergeten. Verder zuidelijk wacht niets. Tot je in Dakar aankomt.
Maar eer het zover is, rijd je nog dagen op wegen en pistes langs de Atlantische Oceaan. Loodrecht naar beneden. Voor de schaarse trucks en wagens die uit Mauritanië naar het Noorden rijden, of omgekeerd, ligt er nu een viervaksbaan. Nog geen decennium geleden waren een slingerweggetje en de nabijgelegen piste de enige manier om via Dakhla naar Mauritanië te rijden. Wie haast heeft, rijdt nu in één rechte lijn tot Dakhla. We deden dat niet en kozen voor een groot deel voor de piste, omdat het zicht van de wijde Atlantische Oceaan aan je rechterzijde en de eindeloze woestijn links nooit gaat vervelen.
De pistes zijn er hard en overzichtelijk. Geknipt voor de Kawasaki Versys 1000. En je moet hiervan genieten. Het is uniek. En het was warm. En met een stevige bries. Maar er is geen betere plek om je hoofd leeg te maken dan hier. Eindeloos rijden. Afwisselend asfalt en pistes. Geen verkeer. Zee en woestijn. Geen zorgen, geen verkeer, geen mails of gsm’s. Alleen jij en een motor – eentje die aan alle verwachtingen voldoet en er nog een paar overtreft ook. Ieder zijn ding, maar voor ondergetekende wordt het niet beter dan dit.
Land in isolement
We kozen ervoor om de landtong net onder de Kreeftskeerkring op te rijden en te overnachten in Dakhla; net zo uniek als de route die er naartoe leidt. Je moet immers rechtsaf slaan en een landtong oprijden. Gejaagd door de wind, want er staat altijd een stevige bries. En dan kom je door een soort maanlandschap om uiteindelijk op een heel speciaal stukje wereldbol te eindigen. Een plek waar windsurfers uit elke hoek van de wereld naartoe komen. Want het water tussen de landtong en het vasteland is erg ondiep. Een waar surfers’ paradijs. Wij genoten er na een hele zware dag van verse oesters en een goed bed. Het was niet zeker of dat er de komende dagen nog zou inzitten. Want na de Westelijke Sahara wacht Mauritanië.
Mauritanië is om heel wat redenen niet de meest populaire reisbestemming, maar voor wie van de woestijn houdt, is het één van de mooiste landen die er zijn. Tussen de steden Nouadhibou en de hoofdstad Nouakchott is er niets. Behalve heel veel woestijn, een uitzonderlijke natuurpracht en veel hitte. Het was goed om na een dag die vooral omwille van de hitte tot 47° uitputtend was, in een goed hotel te slapen.
Die liggen niet dik gezaaid in Mauritanië, maar hotel Florida is er eentje van. Gebouwd met het spaargeld van een Mauritaniër die lang en hard werkte in de VS en nu in eigen land zijn ultieme droom wil waarmaken: een eigen hotel uitbaten. Je kunt niet anders dan bewondering koesteren voor deze man. Omwille van zijn vriendelijkheid en vooral de liefde voor een land dat moeilijk lief te hebben is. Mauritanië is immers een land in isolement. Het is pas sinds 2007 dat de slavernij er officieel is afgeschaft, maar dat betekent niet dat er geen tot slaafgemaakten meer zijn. Misschien brengen de recente verkiezingen daar verandering in. En laat die verkiezingen nou net plaatsvinden op de dag waarop wij uit Nouakchott richting Senegal wilden rijden. De hoteleigenaar spoorde ons aan om zo vroeg mogelijk te vertrekken. Want ‘gegarandeerd dat er met de verkiezingen ook rellen uitbreken. En dan wil je hier niet zijn.’ Een gouden advies en dus vertrokken wij voor dag en dauw uit Nouakchott – voor de poppen er aan het dansen gingen.
Nooit meer Rosso
Toen ik in 2011 voor het eerst van Parijs naar Dakar reed, ging dat via de grensovergang in Rosso. Voor zover ik weet, één van de meest corrupte douaneposten in Afrika. En dat wil wat zeggen. Omdat we nog net voor het regenseizoen waren, leek de minder bekende grensovergang in Diama ons de beste keuze. Vanwege minder corruptie, kleiner en ook veel rustiger. De reden daarvoor: de enige weg die er naartoe loopt, is een piste in erbarmelijke staat. Tijdens of na het regenseizoen kom je er gewoon niet door. We hadden wat speling voordat dit klimaatverschijnsel van leer trok, dus konden we de gok wagen. En hier zie je voor het eerst bomen en planten die echt thuishoren in zwart-Afrika.
De piste is erg slecht en de vibraties van de kleine richeltjes zijn om gek van te worden. Toch trilde er niets los van de Kawasaki en de motor hield zich goed in deze extreme hitte. De rijder zag af, maar er was geen andere optie dan te blijven rijden en toch een beetje rijwind te pakken. Het is hier zo mogelijk nog desolater dan in de woestijn. Hier voel je je echt alleen op de wereld.
Gesloten
Een kleine drie uur later was er dan uiteindelijk de grens met Senegal. De grenspost van Diama bleek… gesloten. Met de verkiezingen was er aan de Mauritaanse kant gewoon niemand te bespeuren. Een Nieuw-Zeelander die in Duitsland een Ténéré gehuurd had, stond hier al sinds zeven uur ’s morgens en had al een paar keer een update gekregen. Het meest recente nieuws was dat de grens om 14.00 uur open zou gaan. Mooi, nog een uurtje wachten. Een half uur later kwam het nieuws dat het 17.00 uur zou worden…
En dan, zonder enige waarschuwing of aanleiding, ging de grenspost open. Een uurtje aan de Mauritaanse kant, twee uur aan de Senegalese zijde en we waren de grens over. In totaal waren we 90 euro per persoon kwijt en alles ging vlot. Wat een verschil met de grens in Rosso, een uur of twee oostelijker.
Maar let op: zonder de juiste papieren kom je Senegal niet in. Zoals die Nieuw-Zeelander bijvoorbeeld. Hij had de juiste papieren, maar geen visum. Op het internet staat duidelijk dat die niet meer nodig is, maar er is geen internet aan de grens en op het uitgeprinte overzicht van de douanier stonden andere instructies. Die waren wellicht een jaar of tien oud, maar dat maakte geen verschil; de Nieuw-Zeelander kon rechtsomkeer maken. Zelfs een poging tot omkopen van de douanier leverde niets op. Zo zie je maar.
Motor vs. vliegtuig, van Brussel naar Frankfurt. Wie is het snelst?
Hoe dan ook, we waren eindelijk in Senegal en dat betekende dat we nog twee stops voor de boeg hadden. Eentje in Saint-Louis, net over de grens en de volgende aan het mythische Lac Rose, de legendarische aankomstplaats van de Dakar Rally. Saint-Louis is leuk om te verkennen, maar daar houdt het dan ook mee op. De stad die ooit de hoofdstad was van West-Afrika en nu als werelderfgoed erkend is door Unesco, herinnert nog aan de dagen van grandeur met zijn voor Afrika atypische Franse architectuur. Maar Afrikanen hebben wel belangrijker dingen te doen dan unieke gebouwen onderhouden… het verval van de historische huizen is daar het bewijs van.
Wij kozen ervoor om met de Versys niet door de duinen te slingeren, maar via de harde pistes van het binnenland naar Lac Rose te rijden. Nou ja, hard, je komt er toch vrij lange zandstroken tegen en dus was het zaak om de bandendruk in de Bridgestone A41’s te verlagen naar anderhalve bar in plaats van de standaard 2,4. Het maakt echt een merkbaar verschil en het gaf het vertrouwen om met hoge(re) snelheid door het zand te rijden. Wat dan weer het zandrijden op zich een stuk makkelijker maakt.
Daar is Lac Rose!
En zo kwam het dat we op een dag waarop hitte en vochtigheid elkaar naar de kroon staken, aankwamen bij het Roze Meer. Fotograaf Manu, videograaf Yassine Benberka en chauffeur Gunther Kindermann waren vooruitgereden en stonden aan de rand van het meer met een touw te wachten. Kwestie van een geïmproviseerd finishlint bij de hand te hebben. Maar het duurde even voor die drie me in het oog kregen. Een memorabel moment. 7.000 kilometer flitsten aan me voorbij. Hitte, moeilijke stroken, twijfels, douaneposten, vermoeidheid, blijdschap, euforie… het kwam allemaal in me op na wat misschien wel mijn meest emotionele minuut ooit op een motorfiets was.
De uitdaging zat erop en enkele minuten later reed ik voorbij de geïmproviseerde finishlijn. Van Brussel naar Dakar in drie weken met een motor die niet alleen mijzelf, maar wellicht ook de vele volgers van dit avontuur zal verbazen. We wilden tijdens deze trip niet alleen aantonen dat wie de juiste voorbereiding heeft en de beste route kiest, gewoon naar Dakar kan rijden en een vaak onmogelijk geachte droom waar kan maken. Maar het ging ook om het aantonen van de veelzijdigheid van de motor en de banden. Opdracht volbracht op alle vlakken. Wat een trip was dit!
Foto’s: Manu De Soomer, Motorsportspics.com