‘Is deze hond van u?’ Terwijl ik de Oude Zeug oprij, komen uit de diepte twee vrouwen op me af, eentje met een zwarte herder aan de lijn. ‘Nee’, antwoord ik, waarop ze verder lopen, waarheen is een raadsel.
Als ik even later beneden in de werkhaven sta te fotograferen, stopt er een rode Aygo met een veel te grote vrouw achter het stuur. ‘Wat zie je?’, roept ze vanuit het geopende zijraam. Weer zo’n rare vraag. ‘Niks’, zeg ik, ‘een meerpaal.’ ‘Oh…, ik dacht dat je misschien die ijseend hebt gezien die hier is gesignaleerd.’ Later thuis begrijp ik waarom je in je rode Aygo naar de Oude Zeug rijdt om een ijseend te zien. Prachtige vogel.
Alles aan de Oude Zeug is raar. De naam, de ligging, ergens tussen Den Oever en Medemblik, zo’n gebied waar niemand wat heeft te zoeken, behalve Poolse seizoenarbeiders die helpen de bieten te rooien en de bollen te pellen. En de plek zelf, ooit een werkhaven van waaruit de Wieringermeer werd drooggelegd, later een werkkamp waar de arbeiders woonden die de dijk moesten herstellen, nadat de Duitsers hem op 17 april 1945 hadden laten springen.
Dieptepunt
Het dieptepunt werd in de jaren vijftig bereikt toen de Oude Zeug als strafkamp fungeerde voor Molukse leiders, die zich niet wensten neer te leggen bij het beleid van de Nederlandse overheid. Daar zit je dan, een paar jaar nadat je je vaderland hebt moeten verlaten, ergens in de modder op een winderige plek in Noord-Holland, tegen je wil ontslagen uit militaire dienst, zonder recht op pensioen en na een paar jaar gedwongen zelf in je onderhoud te voorzien. Waanzin.
Niets op de Oude Zeug – nee, de naam staat niet voor zo’n goedmoedig beest met een batterij tepels, maar voor een licht gebogen zandplaat in de voormalige Zuiderzee – herinnert aan dit verleden. Het is dat je er een ijseend kunt tegenkomen, anders valt er weinig te halen. Een met betonplaten bedekte parkeerplaats, aan de boorden van het IJsselmeer waar ooit schepen afmeerden om bieten te laden – het vervoer gaat nu per vrachtauto. Wat rest, is een wittig dienstgebouw, de rolluiken omlaag, en een werkhaven waar twee werknemers van Hebo Maritiemservice uit Zwartsluis de hele ochtend iets onduidelijks doen. Later zie ik hun gele kraan op het IJsselmeer zijn onduidelijke werkzaamheden voortzetten.
Buitengewoon
’s Nachts schijnt het trouwens een ander verhaal te zijn, meldt de website van Hollands Kroon Actueel. ‘Oude Zeug vervallen in poel van verderf’, staat er, ‘… drugshandel… en ook de seksindustrie heeft de Oude Zeug ontdekt als afwerkplaats’. In het gras liggen de stille getuigen: lege plastic zakjes en een enkel condoom. Onwillekeurig gaan mijn gedachten terug naar die veel te grote vrouw in die rode Aygo. Wat zei ze nou, dat ze aan het vogelen was?
Via de Oosterterpweg op de weg terug naar de A7 passeren we Kreileroord en allicht doen we even een rondje rond de kerk, alleen… er is geen kerk. Niet één en dat mag in Nederland bijzonder heten, zo niet buitengewoon. De oorzaak is simpel. Toen het dorp midden jaren vijftig werd gebouwd, kwam de landbouwmechanisatie net op gang. Voordat de plannenmakers het beseften, bleken de boeren veel minder landarbeiders nodig te hebben. Dus kreeg Kreileroord nooit zijn tweede wijk, bleef het aantal inwoners rond de zeshonderd hangen en nee, daar bouw je geen kerk voor.
Aan de Landbouwstraat – daarnaast kent het dorp nog een Vlasstraat, een Bollenstraat, een Klaverstraat en een Korenstraat – spreek ik Roelof Bork, gezellig op zijn sloffen op weg naar nichtje Faye, die vandaag haar achtste verjaardag viert. Roelof, de vriendelijkheid zelve, woont hier vanaf zijn negende, nu vijftig jaar geleden en, nee, veel veranderd is er niet. Stil? ‘Heerlijk’, zegt hij. Alleen is het zonde dat successievelijk alle winkels uit het dorp zijn verdwenen en de horeca in het nieuwe dorpshuis – multifunctioneel, dat dan weer wel – houdt ook niet over.
Genoeg
Maar het afvalputje van de Kop van Noord-Holland is Kreileroord allang niet meer. ‘Vroeger, ja vroeger… toen stond hier altijd wel een huis leeg waar de gemeente probleemgevallen kwijt kon. En een paar jaar geleden kon het nog gebeuren dat bedrijven in een leegstaand pand tien Polen onderbrachten. Maar nu is Kreileroord het rijkste dorp van Nederland. Negentig procent van de huizen is in particulier bezit!’
De Oude Zeug niet langer een strafkamp, Kreileroord niet langer het afvalputje; het gaat de goede kant op met de Wieringermeer. Zou je zo zeggen. Maar eenmaal op de A7 op weg naar het zuiden slaat de schrik me om het hart. Agriport heet het complex kassen dat de ruimte die Wieringermeer heette, aan het verstikken is. En nu komen daar nieuwe bedrijven bij, energiecentrales dacht ik die aardwarmte aan de bodem onttrekken getuige de vele ‘pijpen’, maar het zijn hyperscales – datacentra van MicroSoft en Google en Amazon en meer van die slokopbedrijven, die als stofzuigers door de economie razen.
Voeg daarbij al die windmolens die aan de horizon verschijnen en ineens weet ik wat ze met de Wieringermeer aan het doen zijn. Die zijn ze aan het uitmelken. Een naam weet ik ook al voor dit industrieterrein. De Nieuwe Zeug.
Geërgerd geef ik gas.