De motor in de schuur zetten en in het voorjaar weer tevoorschijn halen, ofwel winterstalling, dat is niks voor Paul Buijvoets. In de winters van 1984 en 1985 reed hij samen met zijn zwager op een Moto Guzzi California T3 naar het legendarische Elephanten Treffen, dat die jaren in Oostenrijk plaatsvond. Brrr.
Tekst Jaap van der Sar, foto’s Andrew Walkinshaw
‘Tja, waarom wil iemand in de sneeuw motor rijden? Meemaken, denk ik. Gewoon een keer doen. Dus daarom ben ik met mijn zwager Ton Vugts op donderdag 23 februari 1984 ’s avonds laat op de motor gestapt voor een reisje naar het Elephanten Treffen, een grote bijeenkomst van motorrijders uit heel Europa. Soms wel zo’n 20.000 bij elkaar. Het treffen werd dat jaar op de Salzburgring bij Salzburg gehouden, wat dus een stukje rijden inhield. Kilometertje of 900. In de kou.
De reden dat we er niet teveel over nadachten waarom we nu per se in de winter zo’n reis wilden maken, was eigenlijk heel simpel. De verhalen over het treffen waren legendarisch: alles kan en mag. Dat wilden wij ook meemaken. Bovendien: als tienduizenden motorrijders er naar toe kunnen rijden, dan kunnen wij dat toch ook? We waren echter totaal onvoorbereid. We zijn als het ware gewoon opgestapt, ingepakt in onze normale motorkleding, klein tentje mee en wat schone kleren. Ton reed een tijdje, daarna ik weer en zo kon de ander weer een beetje op temperatuur komen. Het was heel koud weer en bij elke stop moest er dus een kop koffie naar binnen. Na de stop in Nürnberg begon het ook nog eens te sneeuwen. Zag ik ineens van die vlokken sneeuw in mijn lichtbundel. Dan wordt het dus weer een ander verhaal. Na een tijdje weer gestopt, onder de sneeuwsmurrie. Daarna hebben we een groot deel van de weg achter drie sneeuwschuivers gereden. Die ga je met zulk weer niet even voorbij. Maar je denkt dat ze de weg helemaal schoon schuiven, maar dat is dus niet zo. Tussen de sneeuwschuivers zit een beetje ruimte en dat levert van die sneeuwrichels op: sneeuwsmurrie waarvoor je moet oppassen. En dit allemaal in het donker, het was geen feest. We hebben de hele nacht doorgereden, omdat het allemaal veel langzamer ging dan we van tevoren hadden berekend.
Op een gegeven ogenblik begon de Guzzi een beetje te stotteren. Gelukkig wisten we dat de ADAC op het dak van het Olympisch Stadion in München spreekuur hield voor Elephantengangers. Wat nu dus absoluut niet verkeerd uitkwam. Bleek dat de bekabeling nat was geworden en de motor nog maar op één cilinder liep. Gelukkig konden de wegenwachters er iets aan doen en na een heerlijk warme kop soep en een stuk brood zijn we weer opgestapt. Het was toen al vrijdag dik op de middag en we moesten van München nog naar Salzburg, zeker nog zo’n twee uur rijden.
Komen we aan bij de Salzburgring, ligt er een hoop sneeuw en moeten we de besneeuwde toegangsweg naar beneden rijden. Even slikken, maar we glibberden gelukkig niet al te hard. We hebben ons meteen ingeschreven en mochten daarna ons tentje opzetten, ergens tussen de duizenden tenten die er al stonden. Het evenement was immers al op donderdag begonnen, dus we waren wat aan de late kant. Ik had ook niet verwacht dat we er zo lang over zouden doen. Maar goed, we waren er. Even wat half warm eten, het cafe in om warm te worden en daarna slapen. Dat wilde wel lukken, maar ik ben wel heel ziek geweest. Ik denk vermoeidheid en weinig eten, want wat een tocht was het geweest.
De volgende dag hebben we alles over ons heen laten komen. Lekker warme worsten eten, bijkomen van de rit. Wat een evenement, zoveel motorrijders bij elkaar en midden in de winter. Dat is indrukwekkend. Vooral ’s avonds toen alle zijspannen in een fakkeloptocht reden. Dat geeft een bijzonder gevoel.
Zondag weer naar huis, maar eerst die besneeuwde toegangsweg naar boven zien te halen. Dat was een hele klus, maar van de duizenden toeschouwers waren er genoeg bereid om een extra duwtje te geven. Op naar Fulda, daar hadden we een pension geregeld. Komen we in Fulda op een spekglad stuk weg terug en zoef, daar gingen we onderuit. Gelukkig maar wat lichte schade dankzij de valbeugels en na wat aanwijzingen hadden we het pension ook zo gevonden. Heerlijk warm slapen, bijkomen voor de terugrit de dag er na. Was maar goed ook, want die maandagochtend mistte het enorm. Er was nog geen dertig meter zicht. We hadden ondertussen alles al meegemaakt wat je als motorrijder liever niet meemaakt, dus gewoon doorrijden. Later trok de mist weg en hebben we een mooie rit naar huis gereden.
Je zou zeggen, rijden in de winter, eens maar nooit weer. Tja. Je kunt ook zeggen: we hebben een boel geleerd, dus nu gaan we het goed doen. Dat we nog een keer terug zouden gaan, stond eigenlijk ook wel vast. Tijdens het treffen waren we zo onder de indruk van de sfeer, dat we nog een keer wilden gaan. Maar dan wel voor het hele evenement en niet zoals in 1984 halverwege binnenvallen.
Om de kou en het slechte weer deze keer iets minder kans te geven, hebben we wat dingetjes veranderd aan de motor. Zoals rubberen kappen aan de voorzijde van de treeplank om de wind weg te houden bij de tenen. Die werden namelijk wel heel erg koud het jaar er voor. En de knieën werden extra goed ingepakt met folie om ze minder kwetsbaar te maken. Maar het belangrijkste was toch wel de toevoeging van een karretje. Zodat we iets meer konden meenemen: eten, drinken, tent en een brandertje om eten klaar te maken. In de winterse omstandigheden is dat helemaal prima. En we gingen toch niet hard met z’n tweetjes op de motor, dus dat karretje kon best wel. Het viel zelfs op hoe weinig last je er van hebt. Het was gewoon motorrijden zoals je gewend bent.
Om er op tijd te zijn, zijn we in 1985 woensdagnacht vertrokken. Het was wel droog, maar in Zuid-Duitsland was het min twintig! Echt koud. We zijn toen elk uur gestopt voor een kop koffie om wat op te warmen. Tot aan München. Daar hebben we een wat langere stop gemaakt. Lekker koffie en broodjes eten in zo’n fijne Konditorei. We zitten achter de ruit en kijken naar een bestelwagen die achteruit rijdt om ergens uit te laden. We zien hem op onze motor afrijden en krijgen ineens het idee dat hij onze Guzzi helemaal niet ziet. Dat zal ie toch niet doen? Jawel dus. Plof, daar gaat ie. En weer moeten we de Guzzi oprapen en weer zonder noemenswaardige schade. Gelukkig. Daarna meteen maar doorgereden.
Deze keer waren we helemaal op tijd in Salzburg en konden we een fijn kampeerplekje uitzoeken. Vooral fijn omdat het dit jaar allemaal zonder sneeuwellende was verlopen. Lekker kopje koffie zetten voor de eigen tent en even bijkomen van de reis. Daarna rondlopen op het terrein. Wat een ervaring, ook voor de tweede keer. Iedereen komt eigenlijk voor het feest, de sfeer is heel ontspannen. En zo sta je opeens glühwein te drinken met mensen die je helemaal niet kent, maar waarmee je meteen een klik hebt. Trekt een van die gaste de deksel van de glühweinpot af die boven het vuur hangt, met als gevolg een enorme steekvlam in de pan. Maar ja, dat was goed voor de smaak.
De volgende ochtend zag het er allemaal weer wat bekender uit: er was een flink pak sneeuw gevallen en onze tent en motor lagen helemaal onder. Maar dat deert je dan niet meer. Bovendien isoleert sneeuw goed en was het eigenlijk best wel lekker warm in de tent. Niet dat we daar al te lang zijn gebleven, want we wilden weer zien wat er allemaal gebeurt: zien en gezien worden. Met de motor scheuren over besneeuwde wegen, kampvuren, allemaal gezelligheid. Je kijkt inderdaad je ogen uit.
Zondagochtend moesten we er toch een eind aan breien en hebben we alles ingepakt voor de terugreis. Die wilden we deze keer ook in één ruk doen, want we kenden de weg ondertussen wel heel erg goed. Nagenietend van het treffen, kwamen we ’s avonds weer thuis aan. Een heleboel ervaringen rijker. Die overigens later nogal eens van pas kwamen, zoals die keren dat ik op bergpassen werd verrast door sneeuw.’
Meer verhalen? Motorrijden is een ziekte!