Op donderdag 14 januari 2021 is voormalig motorcoureur Jan de Vries plotseling in zijn woonplaats Purmerend overleden. Jan de Vries is 77 jaar oud geworden. In 2017 sprak MotorNL-redacteur Ad van de Wiel nog uitgebreid met Nederlands succesvolste motorcoureur:
Jan de Vries is onze eerste wereldkampioen wegrace ooit. Vijftig vragen vuren we op hem af, één voor elke cc van zijn Kreidler. Bijna terloops onthult de dubbelkampioen verschillende decennialang gekoesterde geheimen. ‘Het racertje woog 58 kilo, dat moest 60 zijn. Dan zat er toevallig nog wat benzine in de benzinetank.’
1. De glorie begon toch op de kermis?
‘Tijdens de kermis van Oudebildtzijl werd op het plaatselijke voetbalveld een grasbaanrace voor brommers georganiseerd. Er hadden zich amper deelnemers aangemeld en daarom werd er op de kermis een oproep gedaan. Ik werd letterlijk meegetrokken door mijn vrienden, die zelf ook meededen. Zelf was ik liever achteraan gaan kijken. Ik eindigde op de tweede plaats, omdat de nummer één na elke bocht kon meetrappen op zijn Berini.’
2. Je verdiende een contract bij Van Veen door op het circuit van Zandvoort een talentenjacht te winnen.
‘Wegracen vond ik te gevaarlijk om te doen, maar de techneut in mij wilde wel een keer op een twaalfversnellings-Kreidler rijden. Op de Yamaha van Rossi wil ik ook wel rijden, maar niet racen. Het schakelen had ik snel in de gaten, dat had ik elke avond al geoefend in bed. Samen met Aalt Toersen was ik de snelste van de dag. Het verbaasde mij ook dat twee grasbaanracers bovenaan stonden, maar misschien is het omdat wij niet schrokken van glijdende bandjes.’
3. Heeft Andere Tijden Sport zich al gemeld bij de eerste Nederlandse wereldkampioen wegrace?
‘Die gedachte is ook wel eens in me opgekomen, maar voor mij hoeft het niet.’
4. Hoe heb je een plek in de schijnwerpers ervaren?
‘Voor mij hoeft het allemaal niet zo, maar Bert Smit verwoordde het laatst wel aardig. “Dat had je moeten bedenken voordat je wereldkampioen werd”, zei hij. De huldigingen achteraf waren wel mooi. Al die mensen die er voor jou zijn, dat is een mooi eerbetoon.’
5. Jos Schurgers (ex-GP-coureur, teamgenoot en collega bij Van Veen) stelt zijn vraag. ‘Weet je nog dat ik Nieto een kunstje flikte op Francorchamps?’
Pretoogjes: ‘Bergopwaarts deed Jos, in eerste positie met Nieto in zijn slipstream, alsof zijn motor haperde, waardoor ik ze kon passeren en direct een gat sloeg. Zonder slipstream kon Nieto dat gat nooit dichtrijden. Ik vind het wel logisch dat je iemand zo’n loer draait. Spa is dan wel een zenuwslopend circuit. Ik hoorde het blok de hele tijd volgas draaien en ik hoopte maar dat alles heel bleef.’
6. Angel Nieto was de concurrent, maar was hij ook de vijand?
‘Nieto was een Spaanse rijder en heetgebakerd, maar hij was wel de beste rijder. Ik ben er trots op dat ik hem af en toe kon bijbenen. Het grote verschil tussen ons is dat hij overal risico nam en ik op sommige plekken minder. Hij zag het gevaar niet of wilde het niet zien.’
7. Hij had een reputatie van wildebras en boefje. Ook volgens jou?
‘Wij hadden respect voor elkaar en lieten elkaar rijden. Als ze me iets op de baan flikten, dan waarschuwde ik gelijk. Dan ging ik op het rechte eind naast ze rijden en maakte ik duidelijk hoe ik er over dacht. Het ging er destijds wel een stuk netter aan toe dan nu in de Moto3. Die geven elkaar echt niks toe.’
8. In de laatste, alles beslissende wedstrijd van 1972 was Nieto’s Derbi pijlsnel. Vertrouwde je dat?
‘Het was andersom: mijn Kreidler was voor een keer een stuk trager. We moesten na de training noodgedwongen een ander zuigertje pakken, maar dat was een slecht exemplaar.’
9. Er werd volgens jou niet gesjoemeld?
‘We zochten natuurlijk het randje op. Het racertje woog 58 kilo, dat moest 60 zijn. Dan zat er toevallig nog wat benzine in de benzinetank. Als ik zelf werd gewogen, zat er in de weekendtas met helm en leren pak ook altijd wel iets zwaars. Alleen bij een protest werd een motor uit elkaar getrokken en dat hebben we nooit gehad.’
10. Werd er doping gebruikt?
‘Ik kan me geen voordeel bedenken van doping. Ik heb wel eens iets gezien wat ik niet helemaal vertrouwde, maar dat kan ik niet bewijzen en dus zwijg ik er liever over. Ik heb wel geleerd hoe belangrijk adrenaline is. Op NK-niveau was ik niets sneller dan andere Nederlandse rijders, maar op WK-niveau versloeg ik ze allemaal. Voor een wedstrijd moest ik niemand in mijn buurt hebben. Op een stoeltje zittend beleefde ik de wedstrijd keer op keer, tot ik er zelf gek van werd. Als de startvlag viel, kreeg ik vleugels en dacht ik maar één ding: ik ga deze wedstrijd winnen of ik ga ervan af.’
11. Beleefde je de training net zo fanatiek?
‘Trainingen reed ik het liefst alleen. Ik begon rustig, maar foutloos. Als er een fout insluipt, blijf je die keer op keer maken. Het ging steeds harder, tot ik dacht: knappe jongen die dit sneller kan. Toch was het ook niet zo erg om een seconde trager te trainen dan de poleman. Dat haalde ik tijdens de wedstrijd wel in. Als je tegenwoordig een seconde te traag bent, mag je niet eens meer aan de wedstrijd meedoen.’
12. Henk Keulemans (GP-verslaggever sinds 1974) stelt zijn vraag. ‘Nam Henk van Kessel jouw plek in 1974 in omdat hij voor een zitje betaalde?’
‘Nee! Henk was destijds Nederlands kampioen, de sterkste rijder en was al een echte Kreidler-man. Hij was de beste man voor die plek. De Spaanse motorbond betaalde later wel voor Nieto.’
13. Hoe was het om in 1975 voor Nieto (die bij Kreidler had getekend) te moeten sleutelen?
‘Ik deed in mijn eentje de hele raceafdeling en had geen enkel probleem met de komst van Nieto. Ik wilde zelfs dat hij kwam, want hij was de beste. Die moet je altijd in je team hebben.’
14. Was het leuker om Nieto in 1971 te kloppen dan de Nederlandse combinatie Theo Timmer en Jamathi in 1973?
‘Ik wilde van wie dan ook winnen, maar niet ten koste van alles. Daarom zijn het nog allemaal vrienden.’
15. Jullie staken wel met kop en schouders boven de rest uit.
‘We waren wel een klasse apart, inderdaad. We beheersten het driften als geen ander. Het was de kunst om te glijden zonder dat het snelheid kostte. Verder deed ik heel veel met de achterrem. Ik hield het gas erop en doseerde heel nauwkeurig mijn snelheid met de rem. Dat heb ik toen niemand verteld.’
16. Ondanks je successen kreeg je nooit een geuzennaam. Steekt dat?
‘Ik heb er nooit onder geleden.’
17. En toen was het eind 1973 plotseling over.
‘Voor mezelf ben ik niet zo plotseling gestopt. Er viel voor mij ook maar een klein gedeelte af, want het sleutelen bleef. Ik won de laatste GP van Madrid en stopte. Zo simpel was het.’
18. Henk van Kessel (ex GP-coureur en opvolger bij Van Veen) stelt een vraag. ‘Waarom stopt een topsporter op zijn hoogtepunt?’
‘Toen Van Veen met de OCR-wankel begon en ik als eenmansteam door moest, vond ik het wel best.’
19. Je zocht destijds ook naar motivatie.
‘In 1971 werd ik wereldkampioen, in 1972 net niet, al reed ik toen op mijn hardst. Toen Nieto in 1973 niet meedeed aan de 50cc was ik halverwege het seizoen al wereldkampioen. Dat had niet zo veel waarde, het stelde namelijk niet zo veel voor. Natuurlijk stond ik met mijn kwaliteiten en de snelle Kreidler op het podium. Ik wilde bovendien niet als eenmansteam doorgaan. Met het Van Veen-team was het gezellig, maar die gasten moesten vanaf 1973 aan het OCR-project werken. Ik moet ook eerlijk bekennen dat het overlijden van Jarno Saarinen meetelde bij de beslissing om te stoppen. Dat heeft heel veel indruk op me gemaakt.’
Dutch TT, gefeliciteerd met je 95e verjaardag!
20. Heb je niet aan een andere klasse gedacht als uitdaging?
‘Ik trainde ooit op een 350 en dat reed heel erg makkelijk, maar een andere klasse is nooit een optie geweest. Ik had het veel te goed naar mijn zin bij Van Veen.’
21. Wilde Van Veen zelf niet naar een zwaardere klasse?
‘De raceafdeling van Van Veen had in 1973 een 125cc-tweecilinder klaar. We hadden ervaring opgedaan met de Bridgestone van Jos Schurgers en wachtten alleen nog op de carters. Zuigers, carburateurs, krukas, alles was gereed. Tijdens een vergadering wilden we onze 125-plannen aan Henk van Veen vertellen, maar hij nam als eerste het woord met de mededeling dat hij stopte met de raceafdeling. Hij wilde zich concentreren op de wankelmotor. Jorg Möller wist genoeg en stapte op. Onze 125 werd later zijn Morbidelli.’
22. Sleutelen is leuk, maar het kan racen toch nooit vervangen?
‘Wedstrijden winnen is fantastisch en daar kan niets aan tippen, maar toen ik sleutelde, miste ik het rijden niet echt. Als je een winnende racer prepareert, is dat ook fantastisch. Het is toch jouw motortje dat wint.’
23. Na de titel verdween je van de radar. Ben je ondergedoken?
‘Ik ben gewoon iets anders gaan doen, klaar. Racen hadden we gehad, tijd voor het volgende. We hadden fietscrossende kinderen en daar ging heel veel tijd in zitten.’
24. Miste je de heroïek van het GP-circus niet?
‘Mwaaah.’
25. Is het niet winnen van de TT van Assen een frustratie?
‘Nee, ik heb altijd heel goed gereden op Assen, ik werd er heel vaak tweede. Op andere banen was ik dan derde of vierde geworden. Voor mijn populariteit is het beslist goed geweest, mensen hebben het er nog altijd over. In 1972 was mijn Kreidler sneller, maar reed Nieto ongelooflijk goed. Toch sloeg ik de laatste ronde een gaatje, tot het vermogen er langzaam uit ging en Nieto alsnog terug kon komen en won. In de pitstraat voelde ik dat er nog amper compressie in zat. Er bleek een puntje van de zuigerveer afgebroken. Dat heb ik niet eerder verteld, omdat ik me niet achter pech wil verschuilen.’
26. Had je in Assen last van druk als favoriet?
‘Normaal stond ik er nooit bij stil, maar als honderdduizend man verwacht dat je wint, doet je dat toch wel iets.’
27. Was Assen ondanks de druk toch je favoriete circuit?
‘Assen is eigenlijk te snel en daarom te gemakkelijk voor 50cc’s. Voor mij mogen ze de baan best langzamer maken. Je ziet ze tegenwoordig alleen nog maar voorbijvliegen. Mijn favoriete circuits waren de Sachsenring en Spa Francorchamps. Wat een mooie spectaculaire banen zijn dat.’
28. Hans Spaan (ex GP-coureur die zijn loopbaan begon in de borrelklasse) stelt zijn vraag. ‘Wat is het maximale vermogen waarmee je ooit reed?’
‘Zelf reed ik met maximaal 19 pk, maar het latere blok van Herbert Rittberger produceerde 23 pk.’
29. Wat verdient een wereldkampioen?
‘Hetzelfde als de rest van het team. Van Veen maakte geen onderscheid tussen de wereldkampioen en andere medewerkers. Dat was overigens geen slecht salaris, maar je moest er wel alles voor doen. Een veertigurige werkweek bestond niet, zeker niet in het seizoen. Als we op pad waren, kregen we een vergoeding van 35 gulden per dag. Als je een GP won, betaalde de FIM 1.500 gulden uit. Al met al was het een goed leven.’
30. Heb je nooit een aanbod van andere motorfabrikanten gekregen?
‘Casal en Monark benaderden me met een tweejarig contract waarbij ik kon vragen wat ik wilde, maar ik heb het nooit gedaan, omdat ik het echt goed had bij Van Veen.’
31. Had je niet twee generaties later willen racen, toen er miljoenensalarissen werden uitbetaald?
‘Nooit! We hebben zo’n verschrikkelijke mooie tijd gehad. Na de training raceten we tegen elkaar op minimotortjes op een zelf uitgezet parcours. Het was een vriendenclub. Kent Anderson was tot diep in de nacht aan het vijlen om zijn minimotor sneller te krijgen.’
32. Wat is je favoriete eten?
‘Ik vind alles lekker.’
33. Volgde je als coureur een sportdieet?
‘Dat heb ik helemaal niet nodig, ik blijf vrij gemakkelijk op gewicht. Ik trainde ook niet veel, ik was toch wel in goede conditie.’
34. Tweetakt of viertakt?
‘Dat is een gemene vraag. Ik moet natuurlijk tweetakt zeggen, maar zo’n viertakt rijdt wel heel fijn. Alleen kun je er niets zelf aan doen en al zeker niet in de racerij. Zo’n Moto2 is gewoon een standaardklasse. Dat is toch jammer.’
35. Je was ooit naar eigen zeggen verslaafd aan de proefbank.
‘Dat is nog erger dan een gokkast. Je wilt maar één ding: pk’s zien. ’s Nachts lag ik er van wakker en stapje voor stapje kregen we steeds meer vermogen. Soms lukte iets, soms ook totaal niet.’
36. Wat draagt de handtekening van Jan de Vries op een Van Veen Kreidler?
‘Helemaal niets, we deden alles met elkaar. Het was een hecht gouden team, dat in de weekeinden nog als vrienden bij elkaar kwam.’
37. Hoe ging je om met falende techniek?
‘De Kreidler-blokjes waren best betrouwbaar. Als er wat stuk ging, had ik vaak zelf iets verkeerd gedaan. Maar een motortje dat 16.000 toeren draait, kan altijd kapot gaan. Dat was ik heel snel vergeten. Ik was direct met de volgende wedstrijd bezig.’
38. Het ene moment reed je op WK-banen en daarna op stratencircuits als Tubbergen. Was dat niet vreemd?
‘Het waren voor mij gezellige weekeinden met de jongens. Overigens werd er van mij wel verwacht dat ik op Nederlandse circuits reed. Meestal zat er een grote Kreidler-dealer in de buurt en dan was het mooie reclame.’
39. Had je op de Isle of Man gereden?
‘Tien jaar geleden heb ik er een rondje gefietst. Ik ben blij dat ik er nooit heb hoeven rijden, want zo’n baan kun je nooit onthouden. Als we er ooit hadden moeten rijden, was ik langs Nieto gegaan met het voorstel om niet te rijden vanwege het gevaar. Het is overigens wel zo’n baan waar ik nooit van Nieto had kunnen winnen.’
40. Ben je bang geweest voor valpartijen?
‘Als een ander viel, dacht ik dat het mij nooit zou overkomen. Je probeert de gedachte opzij te zetten, je wilt er niet aan denken. Toch was Monza wel één van mijn redenen om te stoppen met racen, zeker nadat ik er op Zandvoort zelf ook hard af ging.’
41. Hoe gevaarlijk is een 60 kilo zwaar motorfietsje met 200 km/u?
‘Dat blijft tot op topsnelheid volkomen strak. Je kunt hem zelfs dan nog met een hand sturen. Het is echt verbazend hoe gemakkelijk dat gaat. Overigens heb je op een 50cc helemaal niet het idee dat het hard gaat. Je zit op 160 km/u voordat je het weet. In een auto voelt dat heel anders.’
42. Stond je op de barricaden om veiliger circuits af te dwingen?
‘Laatst zag ik beelden terug van de GP van Joegoslavië en vroeg me af hoe ik daar ooit heb geracet. Toch stond ik niet op de barricaden. Er waren anderen – zoals Sheene – die dat wel deden. Net als vroeger stond ik weer liever achteraan.’
43. Wil Hartog (ex GP-coureur en Witte Reus) stelt zijn vraag. ‘Wat is het maatschappelijk voordeel geweest van twee wereldtitels, nadat je je carrière beëindigde?
‘Je komt overal makkelijker binnen, omdat ze je herkennen, maar ik heb alles op eigen kracht gedaan.’
44. Heb je tegenwoordig een favoriete coureur?
‘Ik ben een beetje anti-Honda omdat dat alles wil uitmaken in de GP. Dat maakt me dus een Yamaha-fan, ook omdat Yamaha veel voor het racen heeft betekend met zijn productieracers. Wist je trouwens dat mijn Kreidler wel heel erg op een Yamaha leek? We kochten cilinders van alle fabrikanten, maar de oplossingen van Yamaha, zoals de dubbele spoelpoorten, pakten heel goed uit voor de Kreidler. Na het wegraceseizoen kocht Yamaha ooit een Kreidler. Ik vraag me af wat ze dachten toen ze hem openschroefden. “Krijg nou de pest, dat is onze Yamaha”. Ik durf het nu wel te zeggen, Van Veen is toch overleden.’
45. Aalt Toersen (ex GP-coureur en teamgenoot) stelt zijn vraag. Had je net zo veel plezier in de GP’s als de laatste twintig jaar bij de oldtimers?
‘Het rijden van demoritten is heel plezierig en is veel meer ontspannen. Bovendien is het fijn om met de jeugd te rijden.’
46. Waaraan denk je bij Jan Huberts, Jarno Saarinen, Cees van Dongen en Paul Lodewijkx?
‘Jan was de teammanager, een goede vriend en helaas overleden. Jarno was een vriend en zijn dood heeft heel veel indruk gemaakt. Cees was een gekke Rotterdammer die gelijk vanaf de start in 1965 mijn vriend was. Paul ken ik niet zo goed. Hij was gevat, maar we mochten van Henk van Veen geen contact hebben.’
47. Harald Westenberger (collega bij Van Veen) stelt zijn vraag. ‘Je mocht een patatje bestellen van Henk van Veen, maar zonder mayonaise.’
‘Aan de ene kant wel, aan de andere kant niet. Henk van Veen was wel zuinig, maar nadat ik als coureur was gestopt, had ik amper nog met hem te maken. De tweede man van Van Veen was eerder andersom: die bestelde dubbel mayonaise.’
De voormalige grasbaanracers Jan de Vries (22) en Aalt Toersen (21) gingen in de loop der jaren menig gevecht met elkaar aan. Dit is uit 1969. Jan de Vries op weg naar zijn eerste wereldkampioenschap in 1971. De TT Assen van 1971, met op de eerste rij Jan de Vries (19), Angel Nieto (1), Jos Schurgers (20), Aalt Toersen (21)..
48. Als de kat van huis is, dansen de muizen…
‘We waren bij Van Veen altijd wel met beunklussen bezig, maar dit ding bouwden we omdat ze bij De Telegraaf klaagden dat ze altijd dezelfde foto van Jan de Vries op zijn 50cc-motor moesten plaatsen.’
Jan de vries special.jpg
49. Golden fifties…
‘In 2006 begon de Golden 50cc Racing Riders met het rijden van demoritten. Prachtig om te doen en nog mooier om te zien dat er nu ook jongeren bij komen die willen racen.’
50. Voel je je zich nog wel eens een coureur?
‘Soms staat er bij het verkeerslicht een andere auto naast me en dan voel ik me bij het optrekken een soort Verstappen. Maar op de motor heb ik het nooit meer.’