Oog in oog staan met wilde olifanten, gnoes, zebras, leeuwen, neushoorns… En dan niet vanuit een veilig safarivoertuig, maar gewoon, op de motor. In Zuid-Afrika en Namibië is dat eigenlijk ondenkbaar. Alle grote, gevaarlijke dieren leven in wildparken, waar grote hekken omheen staan en waar ze je niet binnen laten op de motor. Nu kreeg ik het voor elkaar om tóch in zo’n park binnen te komen: Etosha Heights in Namibië. Vanaf het moment dat de poort van het elektrische hek openging en ik naar binnen reed, bekroop me een vreemd gevoel. Het besef dat overal in het hoge gras leeuwen op de loer kunnen liggen is een absurde gewaarwording. Plotseling sta je niet meer bovenaan aan de voedselketen, maar ben je feitelijk gereduceerd tot een rondrijdend lunchhapje. Het werd me al snel duidelijk waarom motorrijders normaal gesproken niet binnen worden gelaten. Wat een waanzin was dit!
Wat me enigszins moed gaf, was dat ik samen reed met Esau, een van de vaste motorrijders in het wildpark en lid van de antistroperij-eenheid. Hij reed al negen jaar lang elke dag op zijn Yamaha AG 200 door het park om de hekken te controleren, de watervoorraden te bekijken en uit te kijken naar sporen van stropers. Hij had wel een aantal beangstigende verhalen over momenten waarop het bijna mis was gegaan. Maar toch, hij was in die negen jaar tijd nog steeds niet opgegeten. Het leek erop dat motorrijders hier in ieder geval niet op de menukaart staan. Maar ik geloof dat ik toch maar goed in mijn spiegels blijf kijken…