Voor de liefhebbers is de naam Adler vooral verbonden met de motorfietsmodellen die in de vorige C&R uitgebreid aan bod kwamen. De M100, M150 en M200 zijn daarbij de boegbeelden van degelijke Duitse kwaliteit. Mijn zeer gewaardeerde collega Marcus Roggeveen heeft geschiedenis van de na-oorlogse Adlers al ruimhartig beschreven in het artikel over de verzameling van Aart ’t Lam. Het is onnodig dit te herhalen, maar het opent wel de mogelijkheid om eens in details te treden.
Fabrikanten die we missen: Sparta
De firma Adler werd opgericht door Heinrich Kleyer (1853–1932) als Adler Fahrradwerke AG gevestigd in Frankfurt am Main. Kleyer’s vader was directeur en eigenaar van een machinefabriek en Heinrich startte in 1880 zelf met een handel in Engelse gasmotoren en hoge Bi/vélocipèdes. Een jaar later ging hij deze vélocipèdes zelf produceren. Om zich te verzekeren van klandizie richtte Heinrich ook een fietsclub op.
1945
Toenmalig Adler-directeur Ernst Hagemeier was na de Duitse overgave gevangen gezet wegens het uitbuiten en laten verhongeren van dwangarbeiders in de Adler-fabriek. Deels door gebrek aan bewijs werd hij in 1948 vrijgelaten en het verhaal gaat dat Hagemeier besloot dat er motorfietsen, maar geen auto’s gemaakt zouden worden. Het was echter de Amerikaanse bezetter die de autoproductie verbood. Ze hadden de Opel-fabriek in Rüsselheim (60 km verderop) al opdracht gegeven om zo snel mogelijk weer de Opel Blitz-vrachtwagen te fabriceren. En als je weet dat Opel al sinds 1927 bij het GM-concern behoorde, zie je de bui al hangen; de Amerikanen zagen Duitse concurrentie niet zitten. Bovendien lijkt het erop dat ze niet happy waren met het feit dat Hagemeier de dans met betrekking tot de dwangarbeiders was ontsprongen. De twee al gemaakte autoprototypes werden derhalve vernietigd.
Belgische Adler
Imperia was van 1904 tot 1958 een Belgische autofabrikant, gevestigd in Nessonvaux bij Luik, die een licentie had om auto’s te produceren. In 1949 werden in België ook Adler-motoren geassembleerd en verkocht onder naam Imperia. Het ging voornamelijk om de M100, M125 en M150 eencilinders en de M200 en M(B)250 twin. Deze motoren waren uitsluitend bestemd voor de Belgische markt en werden alleen op bestelling opgebouwd. De productie beliep hoogstens 25 stuks per maand.
Adler-motorsport
Begin jaren 50 ontwierp de Adler-fabriek zelfs een heuse productieracer, daartoe aangezet door succesvolle particuliere initiatieven behaald op de M250. Deze racer werd de 250 RS gedoopt en werd in 1954 voor het eerst bereden. Er zijn uiteindelijk twaalf exemplaren gemaakt die echter veel te heet werden. De motorblokken werden daarom in 1955 omgebouwd op waterkoeling. De fabrieksondersteuning was wisselend omdat er nauwelijks geld was om de motoren te doorontwikkelen of om er een echt fabrieksteam op na te houden.
De Adler-verzameling van Aart ’t Lam
Nog een Adler?
Parallel aan het Adler-verhaal, zoals hier en in de vorige C&R 25 al verteld is, bestaat er sinds 1986 een firma Dürkopp-Adler uit Bielefeld. Deze Adler-fabriek is van origine een naaimachinefabrikant die vooral machines voor de professionele industrie levert. Dit bedrijf begon in 1860 onder de naam Koch Adler.
Dürkopp is een fabriek die tussen 1901 en 1914, en daarna tussen 1948 en 1959 (motor)fietsen, auto’s, naaimachines, kogellagers en scooters maakte. Een verrassende overeenkomst met de gevleugelde Adler uit Frankfurt. Het naaimachinebedrijf bestaat nog steeds en is in handen van een Chinese investeringsmaatschappij.