Frans Alders uit Heerhugowaard verzamelt al sinds de jaren negentig Suzuki GT 750’s. Driecilinder tweetakten uit de jaren zeventig. Hij heeft diverse straatmotoren van het model, maar is ook gecharmeerd van ‘specials’ met een apart rijwielgedeelte. Een Suzuki met het rijwielgedeelte van framebouwer Nico Bakker staat hoog op z’n verlanglijstje. Maar ja, die moet je met een lantaarntje zoeken. In de provincie Groningen vindt Alders er één. En dat blijkt ook nog eens een heel bijzondere te zijn…
Fotografie: Guus van Goethem
Motoren met een tweetaktblok zijn inmiddels grotendeels van het toneel verdreven door de strenge milieueisen. Maar er zijn nog altijd liefhebbers bij wie het ‘gereutel’ van de vroegere tweetakten als muziek in de oren klinkt en die de rookwalmen uit de uitlaten als een dure Chanel opsnuiven. Een van hen is Frans Alders. Hij is een fanatieke fan van de Suzuki GT 750, de watergekoelde driecilinder tweetakt. Suzuki maakte de driepitter tussen 1972 en 1978. Ieder jaar een model – van de J tot en met de B – met weer enkele technische of uiterlijke wijzigingen. Het is een motorfiets die in zijn tijd aardig wat bijnamen verzamelde. In Nederland waterorgel en fluitketel. In Engeland kettle, maar de Duitsers hebben de mooiste bijnaam: Wasserbüffel.
De 55-jarige Alders begon in 1988 met motorrijden. Hij start z’n motorloopbaan op een Honda CB400. Later komt er nog een Honda CB 750 bij. ‘De motor van de eeuw. Ik wilde wel eens ervaren hoe zo’n icoon reed.’ Maar als hij drie jaar later via een vriend kennis maakt met de driecilinder tweetakt van Suzuki is de tijd van flirten met andere merken en modellen voorbij. Inmiddels is ruim dertig jaar verstreken en tot op de dag vandaag bepalen de driepitters zijn motorbestaan. Hoewel? Niemand is zonder zonden, ook Alders niet. Tussendoor maakt hij een kort uitstapje met een Honda GSX-F voor ‘erbij’. Een rappe viercilinder, maar geen succes. De simpele uitleg: ‘Een viertakt, hè…’’
In de loop der jaren heeft hij meerdere GT 750’s bij elkaar verzameld. Een enkel exemplaar verdween ook weer naar een andere eigenaar. Nu heeft hij er zeven. Vijf daarvan zijn rijklaar. Op het erf staat z’n zwarte GT geparkeerd. Schuin op de jiffy. ‘Uit 1976 en als laatste opgebouwd. Het is m’n dienstfiets.’
Z’n oudste is een model J uit 1972, de eerste driecilinder dus. De machine verkeert in z’n originele staat, maar ziet er netjes uit. Z’n groene jas glimt je tegemoet. ‘Maar op termijn wil ik ‘m toch veranderen. Hij krijgt die kenmerkende zuurstokkleur, een soort paars/roze.’
Op de heftafel in de garage staat een bijzondere GT. De opbouw van de motor verkeert in de slotfase. Het model is van 1976. Ruim 45 jaar oud dus, maar wonderlijk genoeg is de motor feitelijk gloednieuw. ‘Hij is namelijk voor 95 procent opgebouwd met originele, ongebruikte onderdelen uit de doos, tot weer nieuw nagemaakt spul.’ Maar dat leidt wel tot een dilemma als de GT helemaal klaar is: er wel of niet mee rijden? ‘Ik ben er nog niet uit, maar ik denk dat ik ‘m “maagdelijk” wegzet. Ik heb tenslotte nog genoeg andere GT’s om te pakken.’
Marathonmotor Harley-Davidson Fat Boy: jongensdroom met 113.000 op de teller
Projecten
Twee andere projecten staan nog in de kinderschoenen. Allereerst een GT voor zijn zoon. Het motorblok in opbouw op de werkbank wordt daarvan het kloppend hart. ‘Hij rijdt nu nog een KTM390. Maar als z’n beperkte rijbewijs afloopt wil-ie dolgraag een waterorgel.’
Van het andere project is alleen het frame nog maar zichtbaar. Ondanks dat het zwarte rijwielgedeelte gebutst en gebladderd is, zie je meteen dat het om een bijzondere constructie gaat. Het is ooit gemaakt door Tony Foale, een Engelse ingenieur die al in de jaren zestig eigen raceframes bouwde. Hij ontwikkelde zich later tot een autoriteit op dit gebied en z’n boek Motorcycle Handling and Chassis Design is verplichte kost voor mensen die racemachines willen doorgronden. Het frame heeft mono-vering en – heel apart – een dikke bovenbuis die tevens als olietank fungeert. Alders wil de machine opbouwen tot straatfiets. ‘Als het lukt wil ik die centrale veer graag zichtbaar houden. Niet omdat het functioneel is, maar gewoon voor de looks.’
Rode duivel
Een bijzonder opvallende verschijning in de garage is z’n vuurrode GT 750. Zelfs een leek ziet van grote afstand dat dat geen standaard fiets is. Alders geniet als hij het uitlegt dat het centraal geveerde rijwielgedeelte en de achterbrug, tank en zitje van de befaamde Engelse framebouwers Sanders & Lewis zijn. ‘Gebouwd in 1976 of ’77 in een zeer beperkte oplage. Hij heeft de machine in 2008 gekocht van een prominent lid van The Kettle Club, de Engelse club van eigenaren van een GT 750. ‘Na heel wat voorwerk kon ik de machine uiteindelijk van ‘m overnemen. Diverse clubleden waren daar nogal “pissed off” over. Ze wilden liever dat de motorfiets in Engeland bleef, want er zijn nog maar zes of zeven exemplaren over.’
De motor verkeerde bij aankoop wel in zeer matige staat. Dus volgde een ingrijpende restauratie. Het resultaat daarvan is een indrukwekkend mooie machine. In de kleuren rood en goud. Een paar zaken vallen ogenblikkelijk op. Zoals de goudkleurige spaakwielen en een deel van het blok dat door de kuip steekt. Ronduit fraai zijn de twee schijnwerpers op de neus van de stroomlijn. Niet zichtbaar, maar geroemd door de Heerhugowaarder is de close ratio-versnellingsbak. ‘Een genot om mee te rijden.’ Van z’n machines bestempelt hij de Sanders & Lewis als z’n favoriet. ‘Zonder meer, hij komt ook verreweg ’t meeste buiten.’ Hij heeft de machine ooit aan framebouwer Nico Bakker laten zien. Die bekeek het rijwielgedeelte zorgvuldig en concludeerde dat het op wat kleine afwijkingen een kopie van een frame was dat hij in die tijd voor een Suzuki GT 750 had gemaakt.
Uit Groningen
Zo’n Bakker-frame heeft hij trouwens ook. Het vormt de ruggengraat van de meest bijzondere motor uit z’n Suzuki GT 750-verzameling. We gaan drie jaar terug in de tijd. Alders ziet op Marktplaats een advertentie van een inwoner van Groningen: een Suzuki GT met Nico Bakker-frame. Het wazige fotootje bij de advertentie is weinig hoopvol. Een duistere ruimte met de contouren van een motor en wat kratten en kisten met onderdelen. Roestig en verweerd en alles verborgen onder een dikke laag stof en spinnenwebben. ‘Maar m’n interesse was gewekt en ik stuurde de auto meteen richting het noorden. Geen tijd te verliezen.’ Ter plekke ziet hij dat het wel degelijk om een apart Bakker-frame gaat. Een rijwielgedeelte dat hij dolgraag wil hebben. Maar de voorvork en de uitlaten ontbreken wel en over de staat van het rijwielgedeelte en de twee meegeleverde motorblokken valt geen zinnig oordeel te geven. Niet zo verwonderlijk, want de Suzuki staat al dertig jaar in die schuur: ‘De blokken kunnen volledig vastgerot zijn of het frame zo krom als een hoepel. Dat was ter plekke niet te controleren. In die zin was het dus gewoon een gok.’
De koop is snel beklonken. Daarna zet Alders wat foto’s van z’n aanwinst op Facebook en een enkele site voor kenners met de vraag of zij nog wat over de machine kunnen vertellen. Wel, dat kunnen ze zeker en op een wel heel onverwachte wijze. Het gaat namelijk om een echte racer: een HRD Suzuki GT 750, in 1974 en begin 1975 opgebouwd door de motorzaak Nauta uit Groningen voor coureur Willy Dijkema. Maar de informatiestroom over de vondst wordt nog mooier… Want, in 1975 leent Dijkema de machine uit aan Rob Bron die er de 200 mijl van Daytona mee gaat rijden. De bekende Amsterdammer en Grand Prix-coureur doet dat als lid van het Dutch Daytona Racing Team, dat verder bestaat uit Wil Hartog, Boet van Dulmen en Marcel Ankoné. Al met al een heel bijzondere motor dus. Eentje met een onverwachte, rijke geschiedenis.
Elvis Presley en zijn liefde voor motoren
Alders besluit de racer te onderwerpen aan een zeer grondige restauratie. Als loodgieter heeft hij aardig wat technisch inzicht en in de loop der jaren heeft hij ook aardig wat sleutelervaring opgedaan, maar voor deze bijzondere klus schakelt hij toch de hulp van diverse erkende techneuten in. Framebouwer Nico Bakker is verrast een van z’n eerste scheppingen te zien en biedt aan om een nieuwe tank te bouwen. ‘Want die erop zat was helaas niet meer te redden.’ Bakker zegt ook toe voor een geschikte Ceriani-voorvork te zorgen ‘Een meevaller, want die dingen zijn uitgesproken zeldzaam.’ Ruig’s Polyester uit Opmeer bouwt de flink gebutste en gescheurde stroomlijn tot in detail na. ‘Een tijdrovende klus, want om ‘m identiek na te kunnen maken trokken ze eerst een mal van de oude kuip.’ Een goede vriend, die bij een revisiebedrijf werkt, knapt de carters en cilinders grondig op. Limburger Cor Geraets – van SamRacing – bouwt het motorblok verder op en maakt ook het hele uitlaatsysteem met drie aparte expansie-uitlaten. ‘Ook weer een megaklus. Ja, door het inschakelen van specialisten werd m’n spaarrekening aardig leeg getrokken.’ Wel plaatst Geraets er demontabele dempers in. Niet origineel uiteraard, maar uitgevoerd met het oog op een eventuele deelname aan (demo)races. ‘Want daar gelden meestal redelijke strenge eisen aan de maximaal toegestane. Ongedempt is de herrie niet te harden.’
Het frame laat Alders zwart spuiten, maar de glanzende, vernikkelde achterbrug wil hij graag origineel houden. Probleem daarbij is wel dat tijdens een volgende vernikkelbeurt de zuren de oorspronkelijke lassen kunnen aantasten. ‘Dat was dus even spannend, maar alles bleef netjes heel.’
Pop-up TT Museum
Na de voltooiing van de restauratie staat de machine in juni 2022 in volle glorie opgesteld tijdens het pop-up TT museum in het pand van RTV Drenthe in Assen. Uiteraard is Alders ook bij de opening. Hij maakt er enkele emotionele momenten mee. Bijvoorbeeld als Willy Dijkema zijn oude machine weer terugziet. ‘Hij sloeg zijn hand voor z’n mond en was sprakeloos.’ Hij ontmoette er ook Eddy Bron, de zoon van Rob. Ook die vond het prachtig de racer weer te zien. ‘Van oude foto’s en artikelen herkende hij de HRD Suzuki meteen. Eddy had thuis nog de gouden Daytona-handschoenen van z’n vader liggen en die heb ik later van ‘m gekregen.’
De toekomstplannen met de bijzondere Suzuki-racer zijn Alders nog niet helemaal duidelijk. De motor nu staat warm en droog in zijn garage. Hij heeft tot op heden niet meer dan enkele rondjes op een parkeerplaats gedraaid. ‘Zonde eigenlijk. Ergens wil ik dat er meer mensen van kunnen genieten.’ Hij denkt dan aan een plekje in een bestaand motormuseum en ziet de opstelling al voor zich met naast de motor netjes uitgestald de originele tank, stroomlijn en zitje en een gecrasht voorwiel.
Op korte termijn wil hij de motor wel op de testbank aan een proef onderwerpen. ‘Volgens een oud artikel uit Moto73 dat de bouw van de Suzuki beschrijft moet de Suzuki naar schatting zo’n 110 pk kunnen leveren. Ik ben reuzebenieuwd of dat ook het geval is.’ Volgens datzelfde artikel ligt de topsnelheid rond de 275 km/u. De Heerhugowaarder gaat dat zelf zeker niet uitproberen. Hij heeft namelijk geen enkele race-ervaring. ‘Misschien is het leuk om tijdens een Classic Event een bekende oud-coureur op ‘m te laten rijden. Maar dan moet-ie natuurlijk niet op z’n plaat gaan…’
Nauta Racing
Motorzaak Nauta – aan het Damsterdiep in Groningen – stelde in 1974 een gloednieuwe Suzuki GT 750 beschikbaar voor de ombouw tot racer. De monteurs Derk Haan en Harm Bultena stortten zich op dit project. Als basis gebruikten zij een monoveer-rijwielgedeeelte van framebouwer Nico Bakker. De schokbreker lieten zij door fabrikant Koni in Oud-Beijerland ontwikkelen. Beide monteurs plaatsen in het frame een Ceriani-voorvork en Franse SMAC-wielen met schijven van een Yamaha TZ700 en remklauwen van Lockheed.
Van het standaard blok verwijderen zij alle overbodige zaken. Ze monteerden een speciale krukas met aangepaste big-ends, drijfstangen en gesmede zuigers. Uit Engeland kwam een special close-ratio vijfversnellingsbak. In het blok staan de letters ‘HRD’ gestanst. Ze verwijzen naar Haan Racing Development.
De HRD Suzuki GT 750-racer is bestemd voor Willy Dijkema. De Assenaar is naast grasbaanrijder in de zijspanklasse ook coureur in de 750 cc-klasse. Na een matig seizoen in 1974 op een zwabberende motor hoopt hij met de HRD Nauta-Suzuki op meer succes.
Op naar Daytona
De Daytona Speedweek is een evenement vol vermaak en motorsport. Wie kent niet de beelden van vele tienduizenden motoren – veel Harley’s en choppers – drommen motorrijders en schaars geklede dames op de boulevard en het strand van Daytona Beach? In de middenjaren zeventig krijgt het ‘circus’ aandacht van de Nederlandse media – vooral De Telegraaf en Moto73 – en ontstaat een ware hype. Door de steun van importeurs en motorzaken als NIMAG en Riemersma ontstaat het Dutch Daytona Racing Team met de toprijders Wil Hartog, Boet van Dulmen, Rob Bron en Marcel Ankoné. Zij reizen niet alleen naar Florida af, want een vliegtuig vol supporters vergezelt hen. Doel van de reis: de 200 mijl van Daytona. Een compleet nieuwe uitdaging want Daytona is een kombaan met sterk oplopende bochten en zeer hoge snelheden. Bovendien is er ook het onbekende fenomeen van tankstops. De Nederlandse cracks hebben het duidelijk moeilijk met de andere omstandigheden. Zeker ook Rob Bron op zijn HRD Suzuki. Hij heeft bij de kwalificaties een gebroken voorwiel en ook krukasproblemen. Maar met de technische hulp van monteur Derk de Haan en eigenaar Willy Dijkema slaagt Bron erin zich toch te kwalificeren voor de race. Maar daarin slaat de pech al snel toe. Na zestien ronden scheuren de expansie-uitlaten af en is het gedaan voor de Amsterdammer.
Gouden pakken
Bij de presentatie van het Dutch Daytona Team zijn de vier rijders uitgedost in goudkleurige raceoveralls, versierd met rood-wit-blauwe banen, en laarzen en handschoenen. Alles werd uit de kast gehaald om publiciteit te krijgen. Echt veilig waren die pakken trouwens niet. Er zaten geen beschermstukken in en waren zo dun als wat. Gemaakt van ‘zalmleer’, werd er gekscherend gezegd.