Duizenden uren worden geïnvesteerd om standaard productiemotoren om te vormen tot unieke technische kunstwerken. ‘De transformatie’ laat ze aan je zien. In deze aflevering de transformatie van de GL1100 van Jos van Kaathoven naar een heuse Honda Gold Wing Bobber. Een motor uit de categorie ‘niet omdat het moet maar omdat het kan’. Met creativiteitslust en oog voor detail ging de hele geometrie van de motor ook meteen maar op de schop. Als je toch bezig bent…
Uitbundig elementair
Jos van Kaathoven houdt van Gold Wings. Maar of hij ook van luxe en zware toerbakken houdt – toch het handelsmerk van de Honda Gold Wing – is maar de vraag. Van klassiekers houdt hij zeker wel: zijn GL1000 K1 ging juist daarom de deur uit, ‘want die moet je niet willen verbouwen’. Er kwam een GL1100 voor terug en de klus kon beginnen. Kernwoorden: stoer, minimalistisch, extreem oog voor detail. En vooral mooie oplossingen in de categorie ‘omdat het kan’…
Stamboom Moto Guzzi V7: evolutie van de V7
‘Met de Gold Wing heb ik wel iets’, vertelt Jos van Kaathoven, terwijl hij de motor voor de fotograaf positioneert. ‘Ik had een originele K1 om te restaureren en alhoewel ik er wel plezier van had, bood hij niet wat ik zocht: ik wilde een project waarop ik helemaal los kon gaan. Maar zo’n oer-Gold Wing moet je niet willen verbouwen. Hij ging naar een andere liefhebber en ik ging verder met deze tweede-generatiemotor. Hij was al iemands restauratieproject toen ik hem kocht. De verkoper was ernstig ziek en kon er niet verder mee.’
Een heel ander verhaal dan de vorige motor, deze Gold Wing kon vanaf dit punt alleen maar mooier worden. ‘De mogelijkheden zag ik vanaf het eerste moment. Toen ik hem had staan, lag meteen de eerste avond het achterste er al af. De tank is niet van een Gold Wing maar van een Honda CB750 Custom en licht aangepast. Mijn Honda “drinkt” dus weer op de gebruikelijke manier. Bij de originele Gold Wing zit de tank onder het zadel en moet de brandstof met hulp van de nokkenas naar de carburateurs gepompt worden, dat hoeft nu niet meer.’
Ingenieur gaat los
Van Kaathoven heeft het uiterlijk aangepakt, maar ook veranderingen in de geometrie aangebracht. Doel was om met zo mooi mogelijk oplossingen de uitbundige Gold Wing te veranderen in een elementaire strakke motor. ‘Op een bepaalde manier is hij toch uitbundig, maar dan heb je het over de gekozen oplossingen en het afwerkingsniveau’, vertelt Jos enthousiast. ‘Het is toch de ingenieur in me, hè? Die gaat dan los. Ik studeerde aan de HTS Autotechniek in Apeldoorn. Tegenwoordig werk ik bij Van den Born Carrosserie in Waalwijk. Daar bouwen we speciale transportoplossingen, dus ook daar moet je creatief zijn. Daarnaast kan ik tegenwoordig mijn creativiteit kwijt in motoren. Ik hou van leuke oplossingen maar dat had je waarschijnlijk al begrepen… Een van die oplossingen zijn de carburateurs. Zelfgemaakte spruitstukken voor de Weber IDF40-kopieën, geïnspireerd op Amerikaanse modificaties naar dubbele carburateurs. En als ik het enigszins zelf kan maken, doe ik dat!’
Jos vervolgt: ‘De shocks zijn naar beneden verhuisd. Ze komen van een Harley-Davidson Softail. Dat past natuurlijk niet en daarom heb ik zelf een nieuwe ophanging getekend en gemaakt. In tegenstelling tot veel bouwers maak ik vaak wel eerst een tekening en berekening. Het is een andere aanpak; door mijn vak zit die manier van werken echt in me.’
Dikke buffel
Moeilijk voor te stellen als je de huidige toerbuffel ziet, maar de allereerste Honda GL1000 Gold Wing uit 1975 was toch echt een naked met vier cilinders. Maar het toer-DNA zat er stevig in en zijn talent wordt ook nu nog herkend, getuige het feit dat je best al een stevige prijs betaalt als je een echt mooie je garagebox in wilt rollen. Vier jaar na de introductie van de oer-Gold Wing verscheen de GL1100 en die was er ook als volledig aangeklede Interstate met kuip en koffers. Hij werd op zijn beurt in 1984 afgelost door de GL1200. In 1988 was er spektakel op de motornieuwspagina’s: de GL1500 rolde zijdezacht over de highways met niet minder dan zes cilinders. Hij moest een hele tijd mee, totdat in 2001 de GL1800 arriveerde. Het ietwat obese gewicht van die Gold Wing past met 421 kilo goed bij sommige bewoners van het land waar hij zo gretig aftrek vond: de Verenigde Staten. De nieuwste incarnatie van Honda’s vlaggenschip ging op dieet, maar arriveerde in 2018 evengoed met niet minder dan 1831 cc.
Niet alles is wat het lijkt…
De bediening is super simplistisch, ten eerste zit er niet veel op en ten tweede stuur je alles aan met één enkele klassieke Zündapp-schakelaar. Het hele elektrocircuit is tamelijk… overzichtelijk. De verlichting schakelt automatisch in zodra er oliedruk is. Daarnaast zijn er dan nog remlicht en knipperlicht. Dat is het wel zo’n beetje. Maar qua minimalistische oplossingen kan het nog bonter… Jos: ‘Ik heb een kleine webshop, waarin ik specialistische restauratieartikelen verkoop. Een van de producten is Renaissance Was en die zit verpakt in kleine blikjes. Ik stond na te denken over een oplossing voor het asje in het verlengde van de nokkenas. Die was vroeger nodig om brandstof vanuit de laaggelegen Gold Wing-tank omhoog te stuwen naar de carburateurs, maar dat hoeft door de hoge CB-tank dus niet meer. Die as draaide dus maar wat rond in het luchtledige. Toen stond ik nog eens naar mijn blikken potjes te kijken… Gepolijst… en nu zit er eentje op als cover!’
We moeten toegeven dat je er niks van ziet. Of juist wel, het ziet er prachtig uit en zonder deze wetenschap hadden we nooit gedacht dat we naar iets keken dat in feite ‘een blikje’ is. Jos : ‘Ik heb nog zo’n verrassing: de filters boven de kelken? Theezeefjes van de Xenos! Natuurlijk hebben die ook een uitgebreide behandeling gehad. Ik kies dit soort oplossingen niet om geld te sparen, want dat verlies je qua uren altijd. Het gaat me echt om de sportieve uitdaging: krijg ik dit voor elkaar?’
Gooi- en smijtfiets
‘Eigenlijk is deze motor een totaal contrast met wat je van een Gold Wing verwacht. In zijn huidige ranke en veel lichtere vorm is het echt een gooi- en smijtfiets geworden!’, vertelt Jos. ‘Alleen de banden, en ik vind deze toch wel heel erg mooi staan zo, zijn een beperking. Het is ook wat andere zaken betreft geen reisfiets meer. Hij is superleuk om mee te rijden, een heel “kort” sturende motor. Maar je zit wel met je knieën tegen de carburateurs aan. Maakt mij niet uit, het is vooral een showbike en ik rijd er hooguit korte stukjes mee. Zit je op het zadel, dan hangen je oren recht boven die kelken, en dat is vrij luid… Maar dat is ook niet waar het allemaal om gaat. Het draait om het tonen van vakmanschap en iets bouwen dat mooi is en een bepaalde mate van perfectie benadert. Vaak hoor ik van anderen dat ze het ook mooi vinden en dat maakt het natuurlijk nog leuker. Missie geslaagd.’