Dat De Dood niks voorstelt, weten we sinds jouw verslaggever zijn motor erdoorheen joeg en zich afvroeg: ‘Is dit nou alles?’ Daarom zetten we nu een tandje bij en gaan we naar De Hel. Andere bestemmingen na De Dood, zoals De Hemel en Het Vagevuur, laten wij links liggen. De Hemel vanwege verregaande saaiheid – allemaal brave burgers – en Het Vagevuur omdat wij voor het echie gaan. Lees: het ware vuur!
Welnu, de vraag is: brandt in De Hel het ware vuur? Daar merken we vooralsnog niks van als we bij Koudum de Heidenskipsterdyk opdraaien en zo de weidsheid van het Friese land inrijden, plat als een dubbeltje, met op de horizon hier en daar een groot rood dak – de Friese stelp. Nee, als in deze streek iets laait, zijn het de luchten, is het de stilte, slechts onderbroken door een windje in de rietkragen.
Uiteindelijk dient zich het bord It Heidenskip aan, ten teken dat we ons hartje dorp bevinden, niet meer dan een handvol huizen langs de Heidenskipsterdyk en, dwars erop, een grachtje. Maar waar is nou in hemelsnaam De Hel? En niemand om te vragen – er is geen levende ziel te bekennen, zelfs niet als we Brânburren aflopen zoals het grachtje heet. Wat eenvoudige huizen op een rij, met in het midden een kerkje, aan een voetpad langs het water en met vrij zicht op de oneindigheid aan de overkant. Dit moet zijn zoals het God behaagt…
Verder zoeken brengt ons bij het stadion van Fierljepferiening It Heidenskip – ja ja, lach er maar om maar het heeft twee zittribunes (‘Niet op de stoelen staan/lopen’ maant een bord), gesponsord door ‘Uw Rabobank’ en ‘Is mede mogelijk gemaakt met financiering door het Europees landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling’. Het enige teken dat we ‘warm’ zijn, krijgen we als we even verderop de Koaidyk inslaan waarna zich al snel het Helspaed aandient. Alleen leidt die niet naar De Hel maar naar een paar boerderijen.
Armoede
Het raadsel wordt opgelost als we in het nabijgelegen Workum neerstrijken voor een broodje. Een wonder van een stadje trouwens, met zijn Noard en zijn Sùd en de Merk, een prachtige knik in het straatdorp waar noord en zuid elkaar ontmoeten, onder de machtige toren van de Grote of Sint-Gertrudiskerk. In de naastgelegen Waag is Museum Warkums Erfskip gevestigd. Daar ontmoeten we Gerrit Twijnstra, zoon van de streek en man achter de website http://heidenskip.fr. Daarop staan ‘ferhalen út it ferline fan it Heidenskip’. Precies wat we nodig hebben.
‘De Hel’, vertelt Gerrit, ‘was oorspronkelijk de naam van een boerderij. Hij gaat terug op het Friese woord hil. Dat staat voor een verhoging in het landschap, de plek waarop ze de turf te drogen legden.’ De boerderij stond in de buurt van waar de Heidenskipsterdyk een haakse hoek maakt, richting Workum.’ ‘Dus we zijn erlangs gekomen?’ ‘Inderdaad. Meer dan die paar huizen is het niet. En’, grapt-ie, ‘door de verstedelijking zijn De Hel en Brânburren aan elkaar gegroeid!’
Samen met Gerrit vliegen we door de geschiedenis van It Heidenskip, van de zestiende eeuw tot heden, een geschiedenis die lange tijd gekenmerkt is geweest door armoede. ‘Het waren drassige veenweiden waar het moeilijk boeren was. Bij een beetje storm liep het onder water. Ik heb het zelf nog meegemaakt, in 1965, toen alleen de paaltjes langs de weg verrieden waar-ie liep. Pas de ruilverkaveling heeft daar een einde aan gemaakt. Maar lees de Oerpolder van Hylke Speerstra erop na, dan weet je hoezeer de mensen hier geleden hebben.’
Anus
Uit dat boek rijst inderdaad een beeld op van de vele rampen die het gebied troffen – de storm van 1825, de aardappelziekte van 1845, het daarop volgende Aardappeloproer, ziektes als kraamvrouwenkoorts, malaria en cholera die er gedurig rondwaarden, het bijgeloof dat de mensen bij de dokter weghield, onder het mom van: ‘Als je naar de dokter gaat, ben je er geweest.’ Een voorbeeld van de daaruit voortvloeiende kwakzalverij. Had je een zogenoemde smet-anus, dus pijn bij het lopen, dan wilde het verhaal dat je een levende kikker zeven keer tussen je billen door moest halen. Was de kikker daarna nog bij kennis, dan kon je er zeker van zijn dat je in leven bleef. Of dat ook voor de kikker gold, vertelt het verhaal verder niet.
Dankzij Gerrit mogen we langskomen bij Sijke van der Wal. Zij woont in De Hel en stond er van 1969 tot 1999 in de enige kruidenierswinkel van de buurtschap. Hoe kijkt zij terug op die jaren? ‘Vroeger had je veel meer kleine boerderijen en waren de huishoudens veel groter. Toen kwam de schaalvergroting en de mechanisatie. Nu zijn er nog maar een paar grote boeren. En de huishoudens zijn veel kleiner geworden, de kinderen gaan op kamers. Veel van die boerderijen zijn opgekocht door mensen uit het westen, de mooiste door families als Pon en Fentener van Vlissingen. Daardoor verandert het sociale leven. Vroeger wist je van iedereen waar-ie woonde, die daar en die daar en die daar.’
Toch hoor je Sijke niet klagen. ‘Er was ook veel armoede. Ik weet nog… in de winkel… een man… hij moest 35 gulden betalen maar hij zei: “Ik geef je dertig.” Simpel, omdat hij niet meer had.’ De samenleving kortom is enorm veranderd, concludeert Sijke ‘en niet ten kwade’. ‘Je moet meegaan met je tijd. Vroeger was het goed en nu ook. Nu hoef je maar op een knopje te drukken en het is voor mekaar. Je kunt niet bij het oude blijven.’
Karakter
Natuurlijk heef Sijke gelijk. Maar bij al die redelijkheid… waar is het vuur dat bij De Hel hoort? Waar is de hartstocht, het allesverzengende streven naar het geeft niet wat? Dat vinden wij op de valreep op de boerderij van Feike en Rinkje van der Heide, diep verscholen in de veenweiden van It Heidenskip. Kenners van de wereldwijde touwtrekbeweging weten nu genoeg, want Feike is de man achter de successen van zowel de TTV It Heidenskip als de nationale teams bij zowel mannen als vrouwen. 2008 Staat daarbij in de sterren geschreven, want toen werden de mannen van It Heidenskip in het Italiaanse Faenza wereldkampioen indoor, in de klasse tot 680 kilogram, zowel bij de clubs als de nationale teams, het laatste domweg omdat het clubteam ook meteen het nationale team vormde.
Logisch natuurlijk, dat touwtrekkampioenen uit een streek komen als deze, met veel potige boerenjongens die er wel lol in hebben een struik uit de bodem te rukken of zich anderszins te buiten te gaan aan ruwe vormen van grondverzet. Maar dat zit heel anders, vertelt Feike – een bedachtzame man met baard en krullen. ‘Spieren zijn niet het belangrijkste. Die kun je opkweken. Je moet het karakter hebben om te winnen, de wil.’ Hij gaat ons voor naar de trainingsaccommodatie van TTV It Heidenskip, een langwerpige schuur die hij speciaal met dit doel in 1985 op zijn erf heeft gebouwd.
Het geheel ademt een verfrissende eenvoud uit. Hier geen super-de-luxe sporttoestellen maar volwassen jerrycans – ‘Om de bovenbenen te trainen’ – en kloeke bakstenen – ‘Met gestrekte armen voor je uit houden en dan langzaam zijwaarts bewegen.’ Op de grond twee rubbermatten van twintig meter en aan de muur vuistdikke touwen waarmee de teams het kunnen opnemen tegen een bouwlift buiten, naar believen te verzwaren met diezelfde jerrycans. Als dat gaat vervelen – en natuurlijk gaat dat vervelen – kunnen de touwen via twee katrollen achterin omgeleid worden en de mannen het vier aan vier tegen elkaar opnemen – broodnodig om de juiste winnaarsmentaliteit te kweken. Na afloop drinken ze vervolgens een biertje, in een soort zithoek met een allegaartje aan stoelen en een plank over de volle breedte van de muur, doorbuigend van de bekers – ‘Dat zijn ze nog lang niet allemaal. Thuis heb ik er ook nog een stuk of zeshonderd staan’, aldus Feike.
Vuur
Daar, aan de keukentafel en in het bijzijn van vrouw en zoon, doet de succescoach uit de doeken wat het geheim is van een prijswinnend touwtrekteam. Hij praat over een voorman en een ankerman, over de hoek die je knieën moeten maken, niet te groot en niet te klein – ‘Pas op voor gestrekte benen, dan kun je niet meer corrigeren!’ – en dat touwtrekken meer is dan het zetten van brute kracht. ‘Het moeilijkste is om van acht mensen één mens te maken, dat ze allemaal op hetzelfde moment het goede doen. Dat ze allemaal op hetzelfde moment voelen: er zit een klein beetje ruimte, nu zetten we een stapje. Als de voorste denkt: ik doe dit, is de achterste altijd te laat. Dat collectieve gevoel voor het juiste moment, dat kun je trainen.’ Met als ultiem resultaat de wereldtitel in 2008. Nooit laaide het vuur zo hoog als toen!