Is er leven na de dood? Volgens de een wel, volgens de ander niet. Omdat Motor.NL openstaat voor alle gezindten, onthouden wij ons van commentaar. Promotor kan wel vertellen dat er leven is ín De Dood. Niet veel maar… het ís er.
Hoe Motor.NL dat zo zeker weet? Welnu, jouw verslaggever zit weer hoog en droog thuis. Hij is onlangs teruggekeerd uit De Dood. Dat viel overigens nog niet mee want op LCSO Rucphen, voorheen 330 matlogpel KCT respectievelijk 950 vzgloc Rucphen, hadden ze hem maar wat graag in de boeien geslagen. En voor hetzelfde geld was hij naar Club Mystique gereden, de bossen in, en dan is het maar de vraag of je de weg naar huis nog kunt terugvinden.
De Dood – daar hebben wij allen enorme associaties bij. Maar het stelt niks voor. Als ik de neus van mijn tweewieler bij Rucphen de Zundertseweg opstuur en even gas geef, commandeert de boordcomputer me alweer terug. De Dood, nergens aangegeven en daarmee net zo ongewis als ons eigen einde, blijkt niet meer dan een stuk boerenland rond de kruising van de Bredendam en de Vennestraat.
Tranendal – Aparte plaatsnamen
Parenclub
Op zoek naar het verhaal achter deze rare plaatsnaam bellen we aan bij Bredendam 7 waar ze iets met paarden doen. ‘Geen idee’, zegt de lange, blonde man die opendoet. ‘Vraag maar aan de buren op nummer acht. Wij zijn hier pas komen wonen.’ Maar op nummer acht zijn ze niet thuis, dus sturen we maar weer de Zundertseweg op, in de hoop daar ergens een antwoord te vinden. Neen dus en om nou het bord Club Mystique te volgen, is ook zo wat. In deze parenclub hebben ze antwoord op heel andere vragen en aan die verleidingen durf ik mezelf sowieso niet bloot te stellen.
Uiteindelijk beland ik bij de ingang van Kamp Rucphen, een voormalig MOB-complex (mobilisatiecomplex) waar de spullen lagen opgeslagen die te mobiliseren reservisten konden ophalen, mocht er onverhoeds oorlog uitbreken. Tegenwoordig doet het kamp dienst als Logistiek Centrum Speciale Operaties (LCSO), met als devies Nunc aut Nunquam – nu of nooit. Binnen wacht een allervriendelijkste hipster met lange baard, die ook geen idee heeft waarom de buurtschap aan de overkant van de straat De Dood heet. ‘Ik kom hier niet vandaan’, geeft hij als verklaring, ‘ik ben van Etten-Leur.’
KK
De enige die iets over de plaatsnaam durft te zeggen, is Johan Ossenblok. Hij ruimt hakhout, op het bouwterrein aan de Dennenweg hoek Molenweg. Daar wil hij zijn jongensdroom verwezenlijken, een blokhut à la russe, zeg maar gerust een blokhuis, van Siberisch cederhout. We raken aan de praat naar aanleiding van zijn auto – een Ford Mustang Shelby GT500, een oogverblindend karretje, 540 pk sterk en goed voor 300 kilometer per uur. Johan is in De Dood geboren en van zijn ouders had hij altijd begrepen dat de buurt zo heette omdat ‘het er een dooie boel was’. ‘Meer weet ik er niet van.’
Uit vrees dat de foto van het embleem van Kamp Rucphen niet is gelukt, rijd ik nog even terug. De hipster is vervangen door een échte militair, zo eentje met een rechte rug, een hopeloos figuur die op de vraag of ik nog een fotootje mag maken van het embleem, doet alsof hier de integriteit van het Nederlands grondgebied in het geding is. Bij het wegrijden heeft hij postgevat voor de ingang, alsof hij bereid is voor het een en ander zijn leven te geven. Vast lid van het KK, het Korps Karikaturen.
Failliet
Na deze succesvolle missie keren we terug naar Rucphen, om er in het Wapen van Nassau een broodje te eten. Tegenover mij, een paar tafels verder, zitten drie dames van wie er één, de ogen diepzwart opgemaakt, naar mij zit te loeren. Of ik naar haar, dat weet je nooit. Intussen zingen de Beatles van je ‘Ob-La-Di Ob-La-Da’, later gevolgd door ‘Johnny B. Goode’ van ouwe Chuck Berry en ‘This is a man’s world’, heerlijk, met van die strijkers erachter, en teksten als: ‘… without a woman or a girl … he’s lost in the wilderness … he’s lost in bitterness’ – goeie god, James.
Is De Dood niks, het leven in Rucphen houdt ook niet over. Om er iets van te maken hebben ze het hart een facelift gegeven – stratenmakers leggen net de laatste hand aan de weg langs de Agora, het nieuwe dorpshuis. Dat is zo groot dat het de hele omgeving uit haar verband rukt, met links een blinde muur die het laatste leven uit het straatbeeld slaat. Kachelshop Rucphen is ook al failliet, zien we verderop – het wordt tijd om te vertrekken.
Nieuwe heiligen
Alvorens de A58 op te sturen, rijden we nog even langs St.Willebrord, al is het maar uit respect voor het vele moois dat dit kerkdorp Nederland heeft geschonken. Herinneren wij ons Wim van Est (‘Zeventig meter viel ik diep/Mijn hart stond stil/Maar mijn Pontiac liep’), Corry Konings (‘Huilen is voor jou te laat/ik kom niet meer’) en Dick Jaspers (al vier keer wereldkampioen driebanden). Tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw hoorde het dorp, ook wel bekend als ’t Heike, tot de armste gebieden van Nederland. In 1952 kreeg het nog een aparte status om de industrialisatie op gang te brengen – de arme heidegronden brachten onvoldoende op.
En moet je nu eens komen kijken! Arm zijn ze hier niet meer, het wemelt er van de villa’s met twee auto’s voor de deur en, hoogst merkwaardig, allerlei siergewassen in de voortuintjes. Op een of andere manier doet het denken aan Volendam – nog zo’n dorp van harde werkers, vooral in de bouw, met daarnaast veel sportlui en artiestenvolk. Wonderlijk dat dit ooit een uithoek was met wat schamele bouwsels, omgeven door kilometers karige heide. Eén ding is zeker: de industrialisatie is geslaagd, het wemelt er van de bedrijven en de trucks met oplegger. Dat de heide daarmee verloren is gegaan, daar malen we nu om.
Het enige wat ik mis, zijn de standbeelden voor Wim, Corry en Dick. St. Willebrord kent wel een Lourdesgrot en voor de kerk staan akelig witte beelden van pastoor Bastiaansen en kapelaan De Bok. Mag er dan ook ruimte worden gereserveerd voor onze nieuwe heiligen?