Twee wonderschone racers staan in de werkplaats van Geart Cuperus. De merknaam Benelli staat bij beide op de kuip en tank. Maar… het zijn geen echte circuitmonsters, maar op uiterlijk nagebouwde motoren. Italiaanse bodem heeft het duo nog nooit onder de wielen gevoeld. Beide zijn ‘Made in Friesland’, in Oosternijkerk om precies te zijn. Ze zijn gebouwd door Geart Cuperus, een gepensioneerd machinebankwerker. Een bescheiden man, gezegend met gouden handjes en veel, heel veel geduld.
Fotografie: Henny B. Stern
Het huis van de 73-jarige Cuperus is een voormalige bakkerij. Daarna heeft er ook nog een radio- en televisiewinkel in gezeten. Een groot pand dus. Naast het woongedeelte heeft hij voldoende ruimte over voor een zeer ruime werkplaats en om onderdak aan motoren en onderdelen te bieden. In die werkplaats waan je je trouwens in de jaren vijftig, zestig. ‘Allemaal oud spul’, klinkt het grijnzend. De reusachtige Imato-draaibank trekt meteen de aandacht. Die heeft de kenmerkende zeegroene kleur van vroegere apparatuur. Hij heeft ‘m ooit overgenomen van z’n vroegere werkgever, de Dokkumer Machine Fabriek: ‘Zo’n vijftig jaar terug was-ie al oud en hij maakt heel wat rare bijgeluiden. Maar ik kan er uitstekend mee uit de voeten.’ Een vluchtige blik leert dat er onder andere ook een pers, kolomboormachine, buigijzers en diverse lasapparatuur staan. En ook een complex ogende freesbank: ‘Ook een oud kreng.’ Aan de wand hangen de meest uiteenlopende dop-, steek- en ringsleutels. In alle soorten en maten. Ook allemaal al tientallen jaren in zijn bezit. Maar met die ‘oude troep’ maakt de Fries wel de mooiste onderdelen voor zijn imitatieracers. Cuperus noemt ze zelf wel ‘neppers’. Maar het zijn wonderschone replica’s die overal bewondering oogsten. Zelf doet hij daar trouwens erg nuchter en bescheiden over: ‘Ach, ik rommel maar wat aan.’
TT van Assen
‘Wat racemotoren betreft ben ik een beetje bij de jaren zestig en zeventig blijven hangen’, vat de Fries zijn belangstelling voor snelle motoren samen. Het is de tijd dat hij jaarlijks de TT van Assen bezoekt. Vooral de Italiaanse racers maken diepe indruk op hem. Uiteraard de MV Agusta’s van de ongenaakbare Giacomo Agostini maar ook de gifgroene Benelli’s.
Jaren later – in 1998 – is het circuit in Drenthe ‘the place to be’ bij de eerste Centennial. Een meerdaagse reünie van ruim driehonderd nationale en internationale topcoureurs en hun motoren. Cuperus bevindt zich uiteraard onder het talrijk opgekomen publiek en geniet met volle teugen. Wat heet, de huilende viertakten van vroeger doen hem rillen van geluk: ‘Adembenemend om mee te maken. Die Italiaanse viercilinders brulden overal bovenuit.’
Waardevaste motoren: investeren én verdienen aan motorfietsen
Eenmaal thuis besluit hij zo’n klassieke racer na te gaan maken. Een imitatie dus, maar wel precies zoals het origineel. Er volgt dan een nijvere periode van ruim twintig jaar waarin hij heel wat racers nabouwt: zie het kader MV Agusta’s. Die motoren hebben in de loop der jaren allemaal een andere eigenaar gekregen. Dat gaat ook gebeuren met z’n laatste twee replica’s: de twee Benelli’s. Ze zijn inmiddels verkocht aan een verzamelaar die al meerdere replica’s van Cuperus in zijn bezit heeft: ‘Ze zijn droog weggezet in een verwarmde ruimte. Hij heeft ze niet om te rijden, maar om te bekijken. Ik ga nog wel eens bij hem langs. Dan genieten we samen.’
De twee Benelli’s zijn kopieën van de Grand Prix-racers. De groene – de echte Benelli-kleur – is gebaseerd op de 350 cc uit 1967 van Renzo Pasolini. Een onverschrokken coureur, Cuperus noemt ‘m een wildebras. Op de kuip staat het nummer ‘2’: ‘Een grapje van mij. Het is namelijk de tweede Benelli die ik heb nagemaakt.’ De andere Benelli is ‘afgekeken’ van de 500 cc van Jarno Saarinen, uit de beginjaren zeventig. Een wrang historisch feit: beide coureurs kwamen op 20 mei 1973 tegelijkertijd om het leven tijdens een 250 cc-race op het circuit van Monza.
Plaatjes en foto’s
Cuperus bouwt de machines na door goed te kijken naar plaatjes in tijdschriften en talloze foto’s. Vervolgens gaat hij passen, meten, denken en plannen. Z’n laatst gebouwde machine is de Pasolini-Benelli. Verscholen achter de groene kuip huist een van een Suzuki GSX 400X Impulse afkomstig motorblok, een vloeistofgekoelde viercilinder met vier kleppen per cilinder. Hij wilde er echter per se een luchtgekoelde kop en cilinders op hebben. Na uitgebreid puzzelen wordt het de cilinderkop van het model GSX-R400, een sportmachine van Suzuki: ‘Die heeft grotere kleppen. Voor de luchtkoeling heb ik er extra koelribben op gelast.’ Van een 400F gebruikt hij het cilinderblok, dat model van Suzuki heeft namelijk rijwindkoeling. De cilinders worden uitgekotterd zodat de bussen van de R400 erin passen. Ja, soms moet je heel wat doen om de gelijkenis met het origineel te realiseren. Met dat doel pakt hij ook de standaard carburateurs grondig aan. Die lijken echt niet op die van de Benelli-racer. Dus maakt de Fries ze met een glad tussenstuk wat hoger en met veel precisie fabriceert hij ook de nokken voor de bediening van de gasschuiven. Ze ogen alsof ze door Benelli-technici zijn gemaakt. Fraai doen ze als jaknikkers hun werk als de gashendel wordt bediend. Hij is er zeer tevreden over: ‘Ik heb er heel veel werk aan gehad, maar ze lijken nu wel net echt.’
Het frame voor de Benelli bouwde Cuperus helemaal zelf. Eerst opmeten en dan losse buizen op maat zagen, buigen en lassen. Het klinkt zo simpel, maar in werkelijkheid…. Over dat lassen wil hij nog wel wat kwijt: ‘Ik ben geen echte lasser. Als het echt heel mooi moet, laat ik het iemand anders doen.’ Ook het zitje en de tank maakte hij zelf, van polyester: ‘Eerst als een beeldhouwer de mal van isolatiemateriaal gemaakt en daar gingen vervolgens een paar lagen matjes en verharder overheen.’ Een klein detail: de gladde en glanzende tankdop is ook van eigen makelij. De standaard voorvork kortte Cuperus in en paste hij uiterlijk aan. Gekochte bochten en uitlaten moesten het werk wat simpeler maken. Maar schone schijn bedriegt: ‘Die passen natuurlijk voor geen meter en dan heb je ook nog de diverse bevestigingsbeugels die precies zoals het origineel moeten zijn.’
Nep-Veglia
De Benelli staat op de motorheftafel. Cuperus loopt rond de motor en wijst wat details aan. Zoals de slang voor de ontluchting van het blok, het rempedaal waar hij – net als bij het origineel – gaatjes in geboord heeft. Ook in het voorspatbord en de beugeltjes waarmee dat vastzit zijn heel wat uurtjes gaan zitten: ‘Van aluminium gemaakt en met een speciale groef en ronde klinknageltjes. Om dat zo precies te krijgen kost heel veel tijd en geduld.’ Hij wijst ook naar de toerenteller, die onder de kuipruit zit. Een gewone teller van een Suzuki, maar Cuperus heeft er een ander huis voor gemaakt, precies zoals die van de Benelli. Ook de wijzerplaat is nagemaakt: ‘Gewoon van papier. Het lijkt nu net een echte Veglia-teller. Voor een origineel exemplaar is m’n beurs echt een paar maatjes te klein.’ Een verhaal apart is ook de stroomlijn. Cuperus kocht een standaard exemplaar. De bovenkant daarvan was prima bruikbaar. De onderkant echter niet. Dus ging de zaag er resoluut in: ‘Zelf maakte ik de onderkant met die bijzondere bolling. Die vormen moeten exact lijken.’ Een klus die lang niet altijd meteen lukt. Want de Fries mag dan gezegend zijn met veel gevoel voor techniek, ook bij hem gaat het wel eens mis: ‘Lang niet alles lukt in één keer. Het komt geregeld voor dat iets niet fraai genoeg is of niet netjes past. Dat moet ik het verbeteren of… helemaal opnieuw maken.’
Na de voltooiing heeft de Benelli even proefgedraaid en direct daarna zijn de vloeistoffen afgetapt. De verklaring daarvoor is kort maar krachtig: ‘Ik ben niet zo’n rijder. Het gaat mij echt om het bouwen. Iets moois maken, daar haal ik de voldoening uit.’
Reportage: 30 jaar Honda Fireblade
Hels karwei
De Benelli met de rood-witte kuip met nummer ‘5’ heeft hij al eerder voltooid. Ook daarvoor heeft Cuperus weer heel veel onderdelen zelf gebouwd, zoals het frame, de uitlaten en bochten en ditmaal ook het zitje en de tank: ‘Die is van aluminium. Om het gelijkend en vooral mooi te krijgen is een hels karwei.’ Maar hij mag meer dan tevreden zijn over het resultaat. Strakker kun je een tank niet krijgen. Ook een tijdrovende klus was de stroomlijn. Ook dit keer gebruikte Cuperus een standaard kuip, maar de vorm van de onderkant klopte totaal niet. Dus ging de zaag erin en modelleerde hij het onderstuk zelf: ‘Dat wilde maar niet goed lukken. Ik heb er zeker drie gemaakt voor het echt naar m’n zin was.’ Verscholen achter de kuip huist het watergekoelde blok van een Suzuki Bandit, een 500 cc viercilinder. Aan de carburateurs heeft de Fries niets veranderd, aan de radiateur echter wel degelijk: ‘Die moest pas gemaakt worden en ik heb de slangen net als bij de originele Benelli laten lopen.’
Deze replica heeft wèl eens meegedaan aan diverse demoraces, onder andere in Harlingen, Barneveld en Dokkum. Maar… een kennis zat toen in het zadel: ‘Zoals al eerder gezegd, ik rommel liever in m’n werkplaats.’
Nieuw project
De beide Benelli’s zijn inmiddels verkocht. Het duo staat te wachten dat ze worden opgehaald.
Maar Cuperus is graag bezig, of zoals hij het zelf verwoordt: ‘Stilzitten is niks voor mij. Ik wil wat hebben om mee te worstelen.’ Dus is hij intussen alweer een nieuw project gestart. Nieuw in dubbele betekenis want het betreft een racer die hij nog nooit heeft nagebouwd: ‘De Jawa 350 waarop Bill Ivy in 1969 reed. Een V4 tweetakt. Echt een prachtige machine.’ Even terug in de tijd: De kleine Billl Ivy is een Engelse coureur die zijn grootste successen op een Yamaha behaalt. In 1967 sleept hij voor dat merk de wereldtitel in de 125 cc-klasse binnen. Als Yamaha in 1969 stopt met het fabrieksteam, gaat Ivy in op het aanbod van Jawa om hun 350 cc viercilinder te bemannen. Het seizoen begint met twee tweede plaatsen voortreffelijk. Tijdens de trainingen voor de GP van Oost-Duitsland op de Sachsenring gaat het echter helemaal mis. De Jawa krijgt een vastloper en Ivy klapt op een muurtje. In het ziekenhuis overlijdt hij aan ernstig hoofdletsel.
Als voorbeeld voor het nabouwen heeft Cuperus wat artikelen uit tijdschriften en vooral veel foto’s die een kennis van hem heeft gemaakt tijdens de Centennial in Assen: ‘Genoeg materiaal om alle onderdelen te kunnen zien en opmeten.’ Het frame heeft hij inmiddels al gemaakt. Het staat op de werkbok. Hij wijst naar de uiteinden van de achterbrug. Die glanzen van het slijpwerk: ‘Ze moeten precies dezelfde vorm krijgen als het origineel. Da’s een verdomd lastige klus.’
In het frame hangt het blok van een Yamaha RD 500, ook een V4 tweetakt: ‘Dat moet ik nog onder handen nemen. Nieuwe cilinders zijn zeker nodig.’ In Tsjechië heeft hij inmiddels een polyester tank, zitje en kuip besteld en ontvangen. De Fries heeft al uitgebreid zitten passen en meten en ziet de eerste aanpassingen al op zijn pad komen: ‘In verband met de hoogte van het blok moet ik de tank veranderen. Dat wordt zeker een andere bodemplaat is, het is niet anders.’ Cuperus ervaart wel dat dit volstrekt nieuwe project hem voor onverwachte problemen stelt. Zelfverzekerd over een onberispelijk resultaat is hij dan ook niet: ‘Ik moet nog veel dingen overwinnen en ik weet niet of dat allemaal gaat lukken.’
Mag ik…
Als bezoekers z’n replica’s zien, regent het complimenten. Cuperus mag dan bescheiden zijn, hij is niet ongevoelig voor die loftuitingen. Maar de grootste waardering kreeg hij ooit tijdens een demorace in het Drentse plaatsje Eext. Enkele van zijn motoren stonden daar te pronken. Oud-wereldkampioen Phil Read was die dag in Eext de eregast. De Engelsman behaalde in de jaren zestig en zeventig zeven wereldtitels, ook eenmaal op een MV 350. Read liep een paar keer bewonderend om een MV van Cuperus heen en vroeg: ‘Mag ik erop zitten?’ Hij glundert: ‘Zo’n grootheid die mij dat vraagt. Een absoluut hoogtepunt.’
Straatfietsen
Geart Cuperus mag dan een voorliefde voor klassieke racers hebben, heel lang heeft hij ook gewone straatfietsen gehad. Met als gebruiksdoel ontspannen tourritjes en woon-werkverkeer. Het zijn er vele tientallen geweest. Daaronder heel wat Engelse merken, zoals BSA en Norton: ‘Van dat laatste merk heb ik er zeker vijf gehad.’ Die Engelsen leverden nog een extra voordeel op. Hij leerde goed sleutelen: ‘Je moest wel, want geld om een motor naar een motorzaak te brengen was er niet.’
Maar ook aan BMW’s en Japanse motoren bood hij onderdak. Z’n laatste motorfiets deed Cuperus zo’n jaar of acht terug van de hand. Artrose en versleten schouders maakten het rijden steeds moeilijker. Die laatste was een Kawasaki W650. En dat is… jawel, een replica! Namelijk van de W1 die Kawa in 1967 op de markt bracht.
MV Agusta’s
De beide Benelli’s zijn niet de eerste replica’s van Cuperus. Zeker niet. Vanaf het jaar 2000 heeft hij al eerder zo’n twaalf replica’s gebouwd. Ja, dat zijn er heel wat. Het merendeel van die motoren zijn MV Agusta-racers. Maar liefst negen stuks: ‘Uiteraard geïnspireerd door de successen van het merk met Giacomo Agostini.’ Cuperus somt de modellen op. Zijn MV-reeks omvat een kwartet 500 cc-viercilinders. Tot in detail nagebouwd en uitgerust met het motorblok van een Suzuki GSX 550, eveneens een viercilinder. Maar ook drie exemplaren van de MV 350 cc-driecilinder. Hiervoor gebruikte de Fries eveneens een Suzuki GSX 550-blok, maar hij haalde er dan een cilinder vanaf. Het klinkt zo simpel…
Eind jaren zestig bouwde MV Agusta ook even een 500 cc-zescilinder. Het bleef echter bij experimenteren, tot een daadwerkelijk Grand Prix-optreden kwam het nooit. Cuperus was diep onder de indruk van het ‘gehuil’ van de machine tijdens demoraces op het circuit van Francorchamps. Gemotiveerd dook hij daarop z’n werkplaats in om die zespitter na te bouwen. Hij gebruikte daarvoor twee viercilinderblokken van de Suzuki GSX. Eén blok kreeg links en rechts gezelschap van een extra cilinder. De zespitter was geboren. Nou ja, hij moest eerst nog heel wat problemen met de carters, krukas, nokkenassen, oliesmering, ontsteking en carburatie overwinnen.
Gebruikt Cuperus in eerste instantie nog met standaardframes van gewone motoren als basis, na de eerste twee replica’s besluit hij ook zelf de frames na te bouwen: ‘Want aan die standaard frames moest ik zo verschrikkelijk veel veranderen om alles te laten lijken en passen. Dat was eigenlijk niet te doen.’
Naast de indrukwekkende reeks MV Agusta’s heeft hij ook nog een Benelli 500 gebouwd: ‘Net als m’n laatste een kopie van de machine van Renzo Pasolini. Het was de eerste replica die ik in 2000 bouwde.’ Nog twee andere kunststukjes zijn de nagebouwde Honda RC 181, de viercilinder waarop Mike Hailwood in 1966 en 1967 reed, en de replica van de Suzuki TR 750. Dat is de machine waarop de Nederlandse coureur Marcel Ankoné in de jaren zeventig de 200 mijl van Daytona reed.
Alle genoemde machines heeft Cuperus in de loop der jaren verkocht. De opbrengsten daarvan maakten telkens weer een nieuw project mogelijk. Maar al z’n motoren zijn niet over de wereldbol verspreid. Ze staan bij een paar liefhebbers in Nederland. Ze maken er deel uit van privécollecties. Twee van zijn MV Agusta’s zijn wel te bewonderen, namelijk de 500 cc-viercilinder en de 350 cc-driecilinder. Ze staan in het motormuseum Hagestein in Utrecht.