Als vader het woord krapuul in de mond nam, ging er een siddering door het gezin Vreuls. Krapuul… Het ergste van het ergste. Moordenaars, verkrachters, kinderlokkers. Het schuim der aarde.
Fotografie: Paul Vreuls
Daarom was de verbazing des te groter toen we erachter kwamen dat zich in de Zuid-Limburgse heuvels een buurtschap bevindt met de naam Crapoel. Wie gaat daar nou wonen? En hoe komt zo’n buurt aan zijn naam? Is hij genoemd naar het krapuul dat zich er terugtrok, boven op de berg, uit het zicht van de goegemeente daar beneden, in Gulpen? Of was het juist de gemeente die alles wat niet deugde naar boven stuurde?
Fiemel: van pimele tot pink – Aparte plaatsnamen
Bij de heemkundevereniging Galopia hebben ze bij monde van Fons Meijs ‘geen flauw idee’ wat er achter de naam zit. Dus gaan we zelf op onderzoek uit – geen straf want het is ongelooflijk lekker rijden hier, tegen die hellinkjes op, met een bochtje links en een bochtje rechts en uitzichten alom. Alleen oppassen dat je niet af en toe een wielrenner meeneemt, een veel voorkomende soort in deze contreien. Vraag is alleen: wáár ligt Crapoel?
In elk geval niet op de Gulperberg, de eerste heuveltop die we beklimmen – via de Gulperbergweg, met stukken tot wel achttien procent vreselijk steil! Eerste wat we tegenkomen, is een net gerestaureerde crucifix, meer dan manshoog en blinkend in de zon. ‘Een zogeheten Missiekruis’, vertelt Fons, ‘dat hier in 1834 is opgericht.’ Het diende ter herinnering aan de Volksmissie die dat jaar in Gulpen had plaatsgevonden, een soort zuiveringsritueel waarbij een hele streek of plaats in een paar weken tijd nog eens goed de oren werden gewassen inzake een voorbeeldig katholiek leven dus: handjes boven de lakens en niet gluren naar de buren.
IJzingwekkend
Daartoe werden predikers van buiten ingevlogen die geen middel schuwden de verzamelde dorpelingen de stuipen op het lijf te jagen. Zo kwam het voor dat tijdens de preek een kruis de kerk werd ingekeild, met daarbij woorden als ‘Vertrap Hem!’ en ‘Wie durft de Verlosser te vertrappen?’ Geen mens natuurlijk. Sterker nog: menigeen kreeg het te kwaad en daarom mochten zulke preken ook niet langer dan een uur duren.
De Gulperberg is vooral bekend om zijn Mariamonument, honderd meter verderop. Fons gaat ons voor en even later staan we aan de voet van een dertien meter hoge zuil, bekroond door een hagelwit beeld van de Maagd Maria. Het staat op een gezegende plek met uitzichten alom, op het dorpje in de diepte, op verre heuvelkammen, op de hellingbossen her en der, op de graften en grubben die het land doorsnijden – schoon, heel schoon. Als we het beeld ronden, klinkt ineens een ingehouden lach. ‘Kijk’, zegt Fons en wijst op een van de vele bijnamen voor de Heilige Maagd: ‘Tegenstandster van Satan’.
Het boek dat hij voor Galopia over het Mariamonument heeft geschreven, leest als het ijzingwekkende relaas van de teloorgang van het rijke roomse leven. Toen het monument in 1935 werd onthuld, trokken tienduizenden in processie de Gulperberg op, begeleid door harmonieën en fanfares, praalwagens en vendelzwaaiers, kerkkoren en klokgelui – een waar volksfeest. Bij de herdenking, in 1958, dat honderd jaar eerder Maria te Lourdes was verschenen, liepen nog steeds duizenden mensen de berg op, echter, nu begeleid door een vliegtuigje dat reclame maakte voor een drankje en, godbetert, nylons!
Krapuul!
Het bleek een eerste teken dat het gedaan was met ’s mensen godvruchtigheid. Andere tekenen volgden snel. Zo ontstond in de buurt van het Mariamonument een attractiepark, met apen en vogels in allerlei soorten. Het laat zich raden waar de mensen vooral op afkwamen. En in 1985, bij het vijftigjarig bestaan van het monument, is sprake van ‘een bedroevend povere respons van de parochies in ons Dekenaat’, met andere woorden, ze hebben geen zin meer om van de Mariaverering een groot feest te maken. Nog erger: in de jaren daarna verandert de omgeving van het monument in een plek van kleine criminaliteit, vandalisme en drugsgebruik. Fons wijst ten overvloede op het offerblok dat voor de zoveelste keer is beschadigd. ‘Krapuul!’, is het eerste waaraan wij denken.
Via de Panoramaweg vervolgen wij onze tocht naar Crapoel. Nogmaals: waanzinnig rijden hier, aan de rand van het gelijknamige Plateau, en daarom begrijp ik niet dat zich geen enkele motormuis laat zien. Behalve die ene dan, een motoragent die we net ook al bij het Mariamonument zagen rondrijden. Zeker niks anders te doen…
Crapoel stelt niet veel voor. Een bocht in de weg waarop wat andere wegen uitkomen, met daaraan een tiental boerderijen, sommige in gebruik als woonhuis, andere nog in bedrijf. Het ligt daar heel idyllisch te zijn, in de vroege voorjaarszon, met tsjilpende mussen in de heg, een citroentje fladderend van bloem naar bloem en stil, heel stil. Op nummer vijf zit een man op een tuinstoel, midden in de huisweide, een slordig geheel van vervallen aanbouwsels en verkommerd geboomte. Hij staart roerloos op het scherm van zijn mobieltje – niet het moment om over de heg te roepen of de naam Crapoel iets te maken heeft met krapuul.
‘Stop!’
Er tegenover, op nummer elf, huist ‘Coaching met Paardenkracht – Herontdek je natuurlijke kracht en wijsheid’ waar we terecht kunnen voor individuele coaching, leiderschapstrainingen, teamcoaching, burn-outtrajecten en meer van dat fraais. Zul je altijd zien: als we afscheid nemen van Maria, ‘Tegenstandster van Satan’, zullen we ons heil ergens anders moeten zoeken. En wie komt daar de hoek om scheuren? Weer die verdomde motoragent. ‘Nog een keer en we draaien de rollen om!’
Als we bijna buiten het gehucht zijn, lopen we toch nog iemand tegen het lijf. Het is Jan Debougnoux van nummer twee, melkveehouder van beroep en hier geboren. Een uiterst verzorgde man, de grijze haren keurig geknipt, met een gesoigneerd snorretje en in blauwe overall. ‘Nee’, zegt hij vriendelijk maar gehaast, ‘met krapuul heeft de naam Crapoel niks te maken. Ik heb me laten vertellen’, en hij wijst naar de overkant van de straat, ‘dat het om die poel daar gaat en de kraaien die er zitten.’ En weg is Jan, waarop we de poel inspecteren, maar kraaien, ho maar, alleen een paartje wilde eenden en wat koeien aan de kant.
Op de weg terug naar Gulpen is het zover. Daar komt hij weer, oom agent, en van de weeromstuit steek ik mijn hand omhoog: ‘Stop!’ Dat laat de motoragent zich geen twee keer zeggen en even later staan we in geanimeerd gesprek. ‘Nee’, lacht Siebren – zijn achternaam geeft hij niet –, ‘ik ben de weg niet kwijt. Ik ben van het Team Motorondersteuning van de Landelijke Eenheid onder leiding van Renze Lolkema. Wij inventariseren de knelpunten langs de route van de Amstel Gold Race die binnenkort wordt verreden.’ Terwijl Siebren praat, doemt in de verte een tweede motoragent op en ineens wordt me alles duidelijk. Het was niet steeds dezelfde agent die we zagen, het hele team heeft deze prachtdag uitgekozen om veldwerk te verrichten.’
Natuurlijk!
Het verhaal eindigt beneden in Gulpen, achter een regenboogforel in het Brouwlokaal van Gulpener. Prima adres en hun UR-Hop IPA smaakt voortreffelijk – lekker biertje. Al lezend blijkt dat Crapoel ook zou kunnen afstammen van het Franse crape wat viezigheid betekent, en poel. Of van het Franse crapaud in de betekenis van pad – een paddenpoel, natuurlijk! Mijn voorkeur gaat echter uit naar de minst geloofwaardige, maar meest exotische uitleg van de naam namelijk dat Crapoel zou teruggaan op die Estse dagloner die ooit boven op het Plateau van Crapoel zijn roes lag uit te slapen. Toen ze hem wakker schudden, kon hij alleen maar krapuul zeggen – Ests voor kater. Heus waar, ik heb het van de honorair consul van Estland in Nederland, Marcel van den Heuvel! Ja, je moet toch ergens in geloven.