Het is bij toeval dat we erachter komen. Ik weet niet eens meer hoe. En geen mens kent het. Maar het bestaat echt, althans, tot 1970. Toen maakte de gemeente Heerenveen een eind aan de meest scabreuze plaatsnaam van Nederland. Leuk hoor, Oude Zeug en Lull en Poepershoek maar als het gaat om de essentie van scabreus – aanstotelijk, obsceen, ontuchtig – staat Benedenknijpe bovenaan.
Foto’s: Paul Vreuls
De vraag is: waarom moesten de borden Benedenknijpe en het naast gelegen Bovenknijpe uit het straatbeeld verdwijnen? Wat zit hierachter? Een preutse ambtenaar? #MeToo avant la lettre? Zuinigheid (het bord Benedenknijpe was in de kringen van Groninger studenten zeer geliefd)?
Kuttingen: een weggetje, meer niet – aparte plaatsnamen
Een belletje met de gemeente brengt ons bij mevrouw De Boer van het archief. Zij wil wel een poging doen te achterhalen wat de raad destijds bewogen heeft de beide Knijpe’s op te doen gaan in het onzijdige De Knipe. In afwachting van haar reactie rijden we op een kille herfstdag over de A7 naar het noorden, om bij Fonterra en A-Ware en Ausnutria – samen geven zij een aardig beeld van de kolossale omvang van de agribusiness hier te lande – de afslag Tjalleberd te nemen. Benedenknijpe – dat wil ik zien!
Om kort te gaan, ter plekke vallen we van de ene verbazing in de andere. Hier werd Geschiedenis geschreven, tot twee keer toe. En verdikkeme, vlakbij ligt een pracht van een museum, Belvédère, met werk van Jan Mankes. Jan Mankes, de man van de verstilde landschappen en de schitterende portretten van mens en dier. Zomaar op ons pad!
Bontebok
Eerste wat we doen, is de dorpsstraat afrijden, van Heerenveen via ’t Meer naar Benedenknijpe en door, langs Bovenknijpe helemaal tot in Bontebok – ja, ook dat bestaat. En wat blijkt? Hoe verder je komt, hoe mooier het wordt. Wat begint als een brede doorgaande weg, verandert na een soort dorpskom in een vaart, met aan weerszijden hoog opgaande eiken waaronder smalle ventwegen lopen. Zij komen samen bij het sluisje van Bontebok – niet meer dan een kruispunt met wat huizen eromheen maar zo gezellig, zo intiem!
Op de terugweg stoppen we bij Anneke Durkstra, contactpersoon van de historische werkgroep Kynhout – naar kienhout, het deels gefossiliseerde hout dat hier vroeger in het veen werd aangetroffen. Anneke, twee helderblauwe ogen in een verrimpeld gezicht, betoont zich met haar tachtig jaar een buitengewoon energiek persoon. Naast haar werk voor Kynhout verricht ze hand- en spandiensten voor de Doopsgezinde Gemeente, en in de bijkeuken hoopt zich het textiel op dat ze inzamelt voor Oekraïne.
Over het De Knipe van haar jeugd kan ze kort zijn – ‘Er was niks te doen’, zegt ze en even later: ‘Op mijn zeventiende ben ik naar Zandvoort vertrokken, werken in hotel Lammy, aan de Hogeweg. Ik had het hier wel gezien.’ Om er jaren later toch weer terug te keren en samen met haar man Sietse (82) een melkveehouderij te beginnen – ‘Ik ben een echt beestenmens.’
Meebrullen
Van de rangen- en standenmaatschappij die ze bij terugkeer in Bovenknijpe aantrof, moest ze niks hebben. ‘Dan had je van die boerinnendagen, daar moest ik ook naartoe. Kreeg je te horen dat je als boerin dit moest en dat … op een gegeven moment ben ik opgestaan en heb ik gezegd: “Leer die boeren eerst maar eens zelf koffie te zetten. Bekijk het maar. Ik ga naar huis.”’
Ook herinnert ze zich de vele cafés die vroeger langs de vaart zaten, van Heerenveen tot Bontebok wel vijftien. Ze komen voorbij in het lied dat haar ineens te binnen schiet, het schitterende ‘Een oude man in Bontebok’ van Cor Molenmaker. Zachtjes voor zich uit zingend:
‘Een oude man in Bontebok
nam zaterdags zijn wandelstok
en wandelde naar Heerenveen
alleen voor een pakje pruimtabak
bij Taconis op de Dracht
In Bovenknijpe zag hij Free
bij Abe Bakker in ’t café
Een praatje en een borreltje, slechts één
want hij moest naar Heerenveen
In Benedenknijpe trof hij Gosse
ijverig een turfpraam aan het lossen
Hij hielp een handje en als dank
kreeg hij een kelkje vol met drank
(etc. etc.)
‘… liep de zandweg af naar Bontebok
zonder pruimtabak en wandelstok
Een oude man in Bontebok
snijdt elke week een nieuwe wandelstok …’.
Er volgt nog een tweede herinnering, het ‘Lânforhuzerssang’, het ‘Landverhuizerslied’ dat Anneke veertig, vijftig jaar geleden – van de toneelrepetitie in Bontebok ’s avonds op weg terug naar huis en daarbij geïnspireerd door vage emigratieplannen richting Canada – achter het stuur van haar auto meebrulde:
Amerika, dou lân fen dream en winsken,
Ho great en ryk, ho moai, fen sé ta sé!
Myld ta-flechtsoard for tûzenen fen minsken
…
Amerika … Dou hast’ my brea en wolfeart jown
Mar ‘k bid de Himel stjerrend yette:
Jow my in grêf in Fryslâns groun
(geef mij een graf in Frieslands grond)
Schoonheid
De grootste verrassing volgt als Anneke, pratend over haar werkzaamheden voor de Doopsgezinde Gemeente – niks zwartekousenkerk zoals wij hadden verwacht maar juist het tegendeel, een ‘heel ontspannen geloof’ – vertelt dat hier in 1911 Annie Zernike werd beroepen, de eerste vrouwelijke dominee van Nederland. Hier? In de Doopsgezinde Vermaning zoals het kerkje heet, ‘aan het voeteneinde’ van Bovenknijpe, helemaal aan het einde van De Knipe? Het is wel het laatste wat je verwacht.
Tussen de middag doen we even een rondje Heerenveen – het wordt wel het Haagje van het noorden genoemd maar mij valt het enigszins tegen. Wat wel weer verrast: het parklandschap Oranjewoud met als absoluut hoogtepunt dat museum Belvédère. Het ligt even zuidelijk van De Knipe en waarlijk, wat een schoonheid. Veel eenvoudiger kan een ontwerp niet zijn; een lage rechte doos, dwars over een lange sloot, opgetrokken uit zwarte basaltblokken, alleen in het midden onderbroken door een glazen doorkijk, met zicht op het landgoed in de verte. Een prachtig gebouw, werkelijk subliem, zonder zich op te dringen of het landschap ook maar enigszins te storen, met dank aan zijn schepper Eerde Schippers. En dan wachten binnen nog een paar werkjes van Jan Mankes …
Doodzonde
Van mevrouw De Boer hebben we intussen nog niks gehoord. In afwachting van een bericht harerzijds maken we onze opwachting bij Feito van der Wal – we zitten nog met wat vragen en volgens Anneke Durkstra weet het erelid van Kynhout vast antwoord. De grof behaarde tachtiger ontvangt ons in zijn werkkamer, tot de nok toe gevuld met boeken en een eindeloze hoeveelheid ordners. Achter de ramen schiet het verkeer voorbij, tussen Heerenveen en Benedenknijpe, tot Feito’s grote spijt want ooit stroomde ook hier, voor de deur van zijn (ouderlijk) huis, het water van de Schoterlandse Compagnonsvaart. Maar eind jaren zestig hebben ze dat gedempt en veranderde de voormalige waterweg in een soort racebaan.
‘Doodzonde’, zegt hij en laat een zwart-witfoto zien met daarop duidelijk zichtbaar het kombord Beneden Knijpe Gem. Heerenveen. Het moet een beeld zijn uit de jaren zestig want links is nog de achterkant van een Renault Ondine te zien, met van die kenmerkende sierroosters. Rechts kabbelt het water van de Schoterlandse Compagnonsvaart, met op de voorgrond een praam waarmee de melk werd afgevoerd en rechtsachter een kolossale boerderij. Wat Feito maar wil zeggen: Benedenknijpe was ooit net zo’n idylle als Bontebok.
Ús ferlosser
De Schoterlandse Compagnonsvaart dateert uit 1551 en is gegraven om het hoogveen oostelijk van Heerenveen te kunnen ontginnen. Ín de vaart zat om de zoveel kilometer een vernauwing, een knijpe, van het werkwoord knijpen. Zo’n vernauwing was met een plank af te sluiten en bedoeld om grip te houden op de waterafvoer. ‘Van één van die knijpes hebben ze een sluis gemaakt’, vertelt Feito. ‘Westelijk daarvan ontstond Benedenknijpe, oostelijk ervan Bovenknijpe.’
Toen het hoogveen tweede helft negentiende eeuw was uitgeput, bleven veel veenarbeiders in diepe armoede achter – legendarisch zijn de verhalen over half in de grond uitgegraven plaggenhutten waarin gezinnen tot wel tien personen verkeerden. Feito: ‘Het waren echte paupers die zich in leven hielden met de verkoop van pijpenstrootjes en heideboenders, een soort schuursponsjes.’ Toen deze wantoestanden in het westen doordrongen, was het de net opkomende socialistische beweging die zich over deze uitgerangeerde arbeiders ontfermde. En wie neemt er in 1888 namens het district Schoterland plaats in de Tweede Kamer, nota bene als eerste socialist in de parlementaire geschiedenis? Feito: ‘Ús ferlosser zoals ze hem hier al snel zouden noemen, Ferdinand Domela Nieuwenhuis.’ De Amsterdamse dominee die zijn lutherse geloof verruilde voor de nieuwe heilsleer? Hier?
Terwijl we door het Domela Nieuwenhuis Museum lopen, aan de Minckelersstraat in Heerenveen, gaat de telefoon. ‘Ah … mevrouw De Boer … geen stukken gevonden, zegt u … de overwegingen niet bekend waarom de Raad de namen Benedenknijpe en Bovenknijpe … jammer … mocht u toch nog … ja, graag … dank u, fijne dag.’