‘Ooit’ opnieuw naar Dakar rijden. Het was een doel dat ik me voor ogen hield sinds we in 2011 voor het eerst in de voetsporen van de originele Dakar-rally naar de Senegalese hoofdstad reden. Het plan werd al snel bijgesteld: Elke 10 jaar de tocht nog eens afwerken, dat leek zoniet verstandiger, dan toch zeker leuker. Nu ik – weer thuis – deze regels tik, lijkt het onmenselijk lang om opnieuw tien jaar te wachten. Trouwens, met één kans per decennium, wordt het aantal keer dat een mens deze droomtocht kan maken, wel erg beperkt…
Terug naar Dakar met de eerste motor die er won – Dakar Legends Trail 2022
Door de woestijn rijden, werkt verslavend. En rustgevend tegelijk. De fysieke vermoeidheid die je na afloop voelt, verzinkt in het niets bij de mentale rust die je krijgt op de Afrikaanse pistes. Naar Dakar rijden, kun je eigenlijk opsplitsen in vier grote delen. Het Europese luik is niet meer dan een opwarmertje en voor wie kiest om langs de snelweg te rijden, is het eigenlijk zelfs tijdverlies. Bovendien moet je, eens in Afrika een bandenwissel doorvoeren. Noppenbanden en snelwegen, het is geen goede match. Deel twee is net het omgekeerde. Marokko is adembenemend mooi en een paradijs voor offroad- en adventurerijders. Zelfs wie het asfalt zelden of niet verlaat, zal onder de indruk zijn van de ruwheid van het Atlasgebergte, de grootsheid van de Sahara en de schoonheid van de Atlantische kust. Daarna volgt deel drie: Agadir voorbij bent, is het eigenlijk een rechte lijn naar beneden. De Westelijke Sahara en Mauritanië staan synoniem voor bijna 2.500 km geduld oefenen. Op de motor weliswaar, maar het landschap na Agadir verandert pas als je op een paar kilometer van de Senegalese grens bent. Plots staat er een boom in de woestijn. En dan nog een. En dan… een heleboel en plots sta je aan de Senegal-rivier en de grenspost met Rosso.
Verbluffende XT
Maar zover waren we dus nog niet. Wie de vorige twee delen gelezen heeft, weet dat we zonder al te veel problemen in Agadir aangekomen waren. Verrassend weinig problemen zelfs, want we wisten niet wat we van die 42 jaar oude Yamaha XT500 moesten verwachten. Wel, de motor gaf geen krimp, noch bij extreme temperaturen van boven de 40 graden en al evenmin bij lange verbindingsstukken waar de zware mono aan een constante snelheid van 100 km/u over het asfalt moest donderen. Hoe goed de XT het ook deed, je voelt – en weet – dat lange asfaltlinten niet zijn biotoop zijn. Op de pistes kwam de afstammeling van de eerste Dakar-winnaar beter uit de verf. Al moet je je moderne offroad-technieken overboord gooien om met de XT500 vlot over pistes te razen. Voorbij Agadir kozen we zoveel mogelijk voor de heerlijke zandpistes die je via Sidi Ifni naar de Plage Blanche leiden. Het beroemde en indrukwekkende strand is, komend vanuit Guelmin, haast een verplichte stop. En het uitgelezen moment om een overdaad aan zand te vreten. Want daarna gaat het richting El Layoun en Dakhla en hoe hard je ook probeert, het is niet makkelijk om dan nog veel pistes te nemen.
No Mans Land
De rit tussen Tan Tan en Dakhla is de langste en de minst opwindende van de hele Dakar route. Wegens niet al te veel tussenstops en een poepsimpele weg. Kilometers afmalen hoort bij deze trip en je wéét dat je dit stuk voor de kiezen geschoven krijgt. Maar toch, it sucks. Maar Dakhla bereiken, maakt alles de moeite waard. Niet omwille van de stad, maar voor het landschap er omheen.
Het is dan nog een kleine 350 km rijden eer je aan de indrukwekkende grenspost met Mauritanë bent. Tussen het Marokkaanse deel en Mauritaanse post, ligt trouwens nog een 5 km lange strook die bekend staat als No Mans Land. De grenzen van beide landen raken elkaar daar niet. Er zijn plannen om het veelbesproken lapje grond waar iedereen aanspraak op maakt te suprimeren en de grenzen gewoon zoals bijna overal ter wereld te laten aansluiten, maar zover is het nog niet.
De Marokkaanse grenspost kennen we ondertussen beter dan we zouden willen. Dat komt omdat we er ….vier dagen hebben vastgestaan. Met overnachtingen in het enige hotel in de buurt. Beeld je een groezelig gebouw in, met houten britsen en knaagdieren die ’s nachts door je kamer en over je stinkende deken lopen en je komt bijna in de buurt van hoe het er daar in het min-vijf sterren hotel aan toe gaat. Reden van het oponthoud: flauwe excuses en een vreemde politiek van Marokko.
Toch tot aan de Lac Rose
Deels uit ontgoocheling en deels uit koppigheid, zijn we met de 4×4 van Cross Teranga Tours toch nog naar de Lac Rose gereden, maar het voelde helemaal niet goed. We hadden het moeilijkste en zwaarste deel achter de rug, er restte alleen nog een stuk rechtdoor in Mauritanië om de heerlijke, rode pistes op te duiken die naar de Lac Rose leidden. Van waar we klem stonden, konden we letterlijk in twee dagen naar het roze meer rijden. Zonder enige technische moeilijkheid. Hubert Auriol brak ook twee botten toen hij met de aankomst in zicht en als leider in de voorlaatste etappe richting Dakar reed. Het moet voor ‘L’Africain’ onnoemmelijk veel zwaarder, erger en pijnlijker geweest zijn. Maar we begrijpen hem nog een beetje beter, want we waren op een haar na met een motor van 42 jaar oud en eentje van 42 dagen oud naar Dakar gereden.