zaterdag 26 april 2025
Home Blog Pagina 49

Historie Harley-Davidson Servi-Car: Allround utility vehicle

0

In 1932 verscheen de Harley-Davidson Model G Servi-Car op de markt. Deze driewieler werd direct een groot succes bij garages, goederenbesteldiensten, posterijen en politie. Het model werd voorzien van een 750 cc zijklepblok wat maar liefst 41 jaar in productie bleef en is daarmee het langst geproduceerde motorblok uit de H-D historie!

Eind 1931 werd de Servi-Car geïntroduceerd en was de derde utilitaire driewieler van Harley. De eerste was de zogenaamde Motorcycle Truck uit 1912. Dit was simpel gezegd een trike met één wiel aan de achterkant en een grote transportbak met twee wielen aan de voorkant. Het laadvermogen was ongeveer 275 kg. Hij werd aangedreven door Harley’s 750 cc V-twin zijklepblok dat een jaar daarvoor de aftrap gegeven had voor H-D’s indrukwekkende V-twin historie. Het blok had een losse 2-versnellingbak met een hoge 5:1 en lage 10:1 overbrenging. De Motorcycle Truck kon op plekken komen waar de auto’s van destijds erg veel moeite mee hadden. Vooral bij de US Postal Service werd hij daarom populair. Desondanks vielen de verkopen erg tegen en in 1915 ging hij daarom al uit productie.

Husqvarna V-Twin: motorhistorie in Zweden

Dat jaar werd hij opgevolgd door de Package Truck. Dit was een zijspancombinatie met een transportbak op het zijspanframe. De bak was ongeveer zo groot als die van de Motorcycle Truck en kon af fabriek voorzien worden van logo’s en andere reclame-uitingen. Hij was veel eenvoudiger te produceren, want de meeste onderdelen waren afkomstig van de reguliere productiemotoren en zijspannen. In tegenstelling tot de Motorcycle Truck werd de Package Truck direct een groot succes.

CYCLE TOW

In de 20-er jaren was aan de westkust van de Verenigde Staten de Cycle Tow erg populair. Garagehouders die auto’s van klanten wilden wegbrengen en ophalen zochten een voertuig waarmee dit gemakkelijk zou kunnen gebeuren door één persoon. De Cycle Tow was een systeem waarbij met twee zijwielen die neergelaten konden worden naast het achterwiel. Op die manier kon de motorfiets met neergelaten Cycle Tow gemakkelijk achter de auto versleept worden. In korte tijd werd de Cycle Tow waanzinnig populair. Het systeem kon gemakkelijk op een Harley of Indian gebouwd worden.

Al snel kwam er een verzoek vanuit de Harley-dealers in Californië of de fabriek ook een dergelijke machine kon ontwikkelen, maar dan als echte driewieler, want het Cycle Tow systeem had een erg negatieve invloed op de wegligging van de solomotor als de wielen opgetrokken waren en was bovendien loodzwaar.

MODEL G

Harley zag het verzoek wel zitten omdat ze een utilitaire trike als een goede uitbreiding op het commerciële leverprogramma zagen. De grote depressie was immers een feit en ieder nieuw marktsegment was welkom. In november 1931 was de nieuwe machine klaar, door Harley gedoopt als Model G Servi-Car. In een nieuwsbrief van 9 november 1931 prees Harley de Servi-Car aan als ‘voornamelijk bedoeld om gebruikt te worden door garages en service-stations om auto’s van klanten op te halen en af te leveren.’ Maar kleine bedrijven gebruikten de Servi-Car volop om bestellingen af te leveren, de transportbak bood ook prima ruimte om reclame te maken. Binnen drie jaar was de politie de grootste afnemer van de Servi-Car. Zij gebruikten hem voor allerhande klussen: foutgeparkeerde auto’s bekeuren, parkeermeters legen en assistentie bij ongelukken. Ook gehandicapten waardeerden de Servi-Car, met name na de Tweede Wereldoorlog toen vele soldaten invalide terugkeerden. Motorclubs zagen in de Servi-Car het ideale clubvoertuig om boodschappen te doen en bier in te slaan. Benzinestations gebruikten de Servi-Car om klanten te bedienen door ter plekke hun auto af te vullen met benzine in jerrycans die in de transportbak vervoerd werden. Met de optionele luchttank konden gelijk de banden op spanning gebracht worden als dat nodig was. Straatventers, koeriers en postdiensten maakten ook volop gebruik van de Servi-Car.

De transportbak was een groot pluspunt vergeleken met de Cycle Tow. Door de voetbediende koppeling en de 3-versnellingsbak met tankschakeling kon de Servi-Car ook gebruikt worden door automobilisten die nog nooit op een motorfiets gereden hadden en dat was belangrijk voor de verkopen. Een ander groot voordeel was dat hij geheel ontworpen was als driewielig voertuig, de ophanging van de twee achterwielen maakte integraal deel uit van het frame en was dus geen verbouwde motorfiets. Op de achteras met differentieel zat een tandwiel dat via een ketting aangedreven werd door de versnellingsbak. Ook was de achteras voorzien van een trommelrem, later zou ieder wiel een eigen rem krijgen. Het frame van de Servi-Car was aan de achterkant niet geveerd en aan de voorkant deed tot 1958 een Springer dienst.

De Servi-Car werd standaard geleverd met de schakelpook aan de linkerkant, maar speciaal voor de politie kon er tevens een schakelpook aan de rechterkant worden geleverd met aan de linkerkant het gashandvat. Dit was makkelijker voor de parkeerpolitie, die dan met de rechterhand de krijtstok kon hanteren om bij geparkeerde auto’s de band en wegdek kon aftekenen. Op deze manier konden ze zien of de auto was verplaatst om een parkeerboete te omzeilen.

VAN STAAL NAAR FIBERGLAS

Het eerste modeljaar van de Model G Servi-Car was 1932. Hij werd aanvankelijk aangedreven door een 45ci/740cc versie van Harley’s Model R zijklepper. De compressie werd verlaagd en hij had 3 versnellingen, maar in 1933 werden dat er 4. Drie vooruit en één achteruit. De standaard kleur was Turquoise Blue en was in 4 uitvoeringen leverbaar: de G was de enige Servi-Car die standaard uitgerust was met een sleepstang. De GA was identiek, maar dan zonder sleepstang. Daarnaast had je de GD met grote transportbak en de GE die standaard ook voorzien was van een luchttank. In 1933 kwam de GDT daar nog bij, de Servi-Car met sleepstang en grote transportbak. De transportbakken waren van staal, maar dat zou eind 1967 veranderen met de komst van de fiberglas transportbak op de Servi-Car. In 1962 had Harley 60% van de aandelen van de Tomahawk Boat Manufacturing Company in de staat Wisconsin gekocht. Deze fabriek maakte erg veel gebruik van fiberglas voor hun producten en dit was precies waar Harley veel interesse in had. H-D maakte immers steeds vaker gebruik van fiberglas op haar motoren en het in eigen beheer fabriceren van die onderdelen bespaarde de fabriek simpelweg geld. In 1963 was de Tomahawk Division van Harley een feit en werden de eerste onderdelen geproduceerd onder het Harley-Davidson logo. Niet alleen werd de transportbakvan de Servi-Car daar gefabriceerd, ook windschermen, koffers, zijspanbakken en een keur aan andere onderdelen. Vanaf 1963 werden er zelfs Harley-Davidson golfkarretjes door de Tomahawk Division geproduceerd.

AJS Recordmachine: de recordpoging van Joe Wright

HYDRAULISCHE VOORVORK

Het leveringsprogramma van de Servi-Car zou door de jaren heen langzaam versoberen. In plaats daarvan werd er gewerkt met accessoire-pakketten, die voor de specifieke doelgroepen ontwikkeld waren, zoals de politie bijvoorbeeld.

Vanaf 1933 kon de Servi-Car naar keus uitgerust worden met een grote of kleine transportbak. Tijdens de lange periode dat hij in productie was vonden veel modificaties hun weg naar de Servi-Car. Soms waren die behoorlijk ingrijpend, zoals in 1937 bijvoorbeeld. Dat jaar werd de styling helemaal vernieuwd met de Knucklehead als inspiratie. Ook kreeg hij het 45ci/740cc zijklep motorblok van de nieuwe Model W. Dit blok had geen total loss smering meer, maar een recirculerend oliesysteem. Een jaar later werd de koppeling versterkt. Het blok van de Model W zou gebruikt worden tot de Servi-Car uit productie ging.

In 1958 kreeg de Servi-Car de hydraulische voorvork van de Hydra Glide. In 1964 kreeg hij als eerste Harley uit de historie een elektrische starter met 12 Volt elektrisch systeem. Schijfremmen kwamen in 1973, zijn laatste productiejaar. Toen viel het doek voor de Servi-Car.

AMF was sinds 1969 eigenaar van Harley-Davidson en door de langzaam dalende productieaantallen van zo’n 500 stuks per jaar zagen ze geen toekomst meer voor de Servi-Car.

Harley-Davidson TA
Ook het Amerikaanse leger maakte gebruik van de Servi-Car. Prima geschikt voor op de weg, maar minder voor zwaar terrein. Om die reden ontwikkelde Harley-Davidson in 1941 de TA, een speciale militaire versie van de Servi-Car. De standaard Servi-Car was uitgerust met het bekende 750 cc zijklepblok, de TA was echter voorzien van de veel krachtiger Knucklehead kopklepper en daardoor beter geschikt voor gebruik in zwaar terrein. Het Knucklehead-blok was vervolgens gekoppeld aan een 3-versnellingsbak met achteruit. De achterwielen werden niet aangedreven via een ketting, maar via een cardan.  De TA had massieve schijfwielen en een springer voorvork. De eerste TA’s werden geplaagd door een aantal problemen, waaronder slechte wegligging, extreme trillingen en olielekkages. De ingenieurs van Harley losten deze problemen op en kregen goedkeuring van het leger om de TA in productie te nemen. Uiteindelijk zijn er slechts 18 TA’s gebouwd, waarvan twee prototypes.
De TA was voorzien van een Knucklehead motorblok.
Nieuwe generatie driewielers
Lange tijd waren er geen trikes meer te vinden in Harley’s modellenprogramma. Dat veranderde in 2009 toen de Tri Glide geïntroduceerd werd. In 2010 kwam de Street Glide trike op de markt, in 2015 de Freewheeler. Vandaag de dag wordt de Freewheeler nog steeds geproduceerd als kaal basismodel. Daarnaast is er de Road Glide 3, met kuip van de reguliere Road Glide, en tenslotte de Tri Glide Ultra. Dit is de meest luxueuze uitvoering en heeft de bekende Batwing kuip van de Electra Glide en een flinke topkoffer. Alle drie worden ze aangedreven door het 114 ci Milwaukee-Eight motorblok en allen hebben een grote bagageruimte tussen de achterwielen. Daardoor doet met name Freewheeler denken aan de Servi-Car van weleer!

Tekst: Ivar de Gier en Gerard van den Akker
Illustraties: Archief A. Herl, Harley-Davidson, Yesterdays en onbekend

Ichiban, ontsnapping en vrijheid uit Oekraïne

0

In de vruchtbare grond van de verbeelding van industriële ontwerpers, waar alles mogelijk lijkt, is Ichiban verschenen: een concept van een elektrische motor die veel meer vertelt dan op het eerste gezicht lijkt. Dit idee komt van Ivan Zhurba, een ontwerper uit Kyiv, en het doet ons extra plezier om Oekraïne te associëren met een project dat naar de toekomst kijkt. Deze virtuele motor lijkt te willen communiceren tussen verschillende tijdperken en ons niet alleen te vertellen wat komen gaat.

Ichiban, iets wat in het Japans zoiets betekent als ‘eerste’ of ‘beste’, weerspiegelt de ambitie van dit project: een vooruitblik op wat mobiliteit op twee wielen in de komende decennia zou kunnen zijn. De rechte en polygonale lijnen zijn esthetisch geïnspireerd door het eind van de jaren zeventig, een tijdperk waarin brutalistisch design het collectieve onbewuste domineerde. Tegelijkertijd verzachten die lijnen en maken ze het geheel aangenamer en moderner.

Designer Ivan Zhurba voor zijn conceptmotoren.

Technisch gezien wil deze Ichiban niet alleen een stijlvoorbeeld zijn; de specificaties, hoewel virtueel, maken haar ook geloofwaardig op de huidige markt: een elektrische motor van 45 kilowatt en een actieradius van 250 kilometer. Dat is iets om te vieren! Sterker nog, de ontwerper heeft een modus voorzien genaamd ‘Godzilla Mode’, die de rijder een plotselinge en krachtige versnelling van tien seconden biedt, vergelijkbaar met de ‘boost modes’ van andere elektrische modellen. Tijdens deze versnelling moet je je echter goed vasthouden, want de vorm van het zadel biedt niet veel houvast. Ook het comfort lijkt, eerlijk gezegd, wat verwaarloosd in deze stijluitvoering.

Maar het doel van dit project is heel anders. Meer dan een technische propositie of een demonstratie van de capaciteiten van de Oekraïense ontwerper, willen we het zien als een filosofische reflectie over vrijheid in het digitale tijdperk. De maker beschrijft het als ‘een ontsnapping, een bevrijdende vrijheid in een overmatig verbonden wereld’. Dit is een fascinerende paradox, gezien het feit dat diezelfde verbonden technologie het mogelijk heeft gemaakt om dit voertuig te bedenken en te ontwerpen, dat een zeer technologische uitstraling heeft.

Het meest significante aspect van Ichiban is niet de potentiële commerciële realisatie, maar de capaciteit om de collectieve verbeelding te prikkelen. Het vertegenwoordigt een uitnodiging om na te denken over hoe mobiliteit zal evolueren en hoe we nostalgie en innovatie, traditie en toekomst kunnen verzoenen. Kortom, hoewel de kans dat deze motor werkelijkheid wordt zoals we die vandaag zien praktisch nihil is, heeft het al zijn waarde bewezen: het provoceert, stimuleert en laat ons dromen. Precies datgene wat een designconcept moet doen en wat grote merken de laatste jaren nauwelijks nog doen, met uitzondering van enkele zeldzame gevallen.

We weten niet hoe jij erover denkt, maar wij genieten er nog steeds van om te dromen over de vormen van een studiemotor die vooruitloopt op wat we in de toekomst misschien zullen zien of die we misschien nooit zullen zien. Want intussen heeft het ons in staat gesteld om een denkwijze op gang te brengen, te fantaseren, te verbeelden, en uit een vonk kunnen veel verschillende vuren ontstaan.

Hoe lanceer je een Yamaha R6… en rij je ‘m aan splinters?

0

Een supersportmotor rijdt volgas op een freestyle ramp af (zonder de rijder). Dit bizarre idee verspreidt zich snel op het internet, maar er is ook veel kritiek en opmerkingen van degenen die dit als een schokkende daad beschouwen.

De motor was waarschijnlijk ‘opofferbaar’ en voorbereid voor de sloper, maar de video, die in korte tijd viraal ging, heeft veel motorrijders uit verontwaardiging achterover doen slaan. Ze stellen een morele kwestie aan de kaak. In de video zijn niet al te jonge jongeren te zien die een Yamaha R6 richting de ramp rijden.

De Yamaha stijgt zo’n vijftien meter de lucht in voordat hij weer naar beneden valt en volledig in stukken uiteen valt. Vooral hoe de R6 z’n laatste adem uitblaast, is bijna zielig.

Veel motorrijders zien dit dan ook als een kinderachtige daad, die hun ziel raakt. Voor hen is het verkwanselen van een motor een onnodige en gratuite brutaliteit. De passie voor motoren is vaak diepgeworteld; velen doen talloze offers en moeten zweten om een geliefde motor te bezitten en te onderhouden. Het zien van zo’n motor die voor de gein wordt weggegooid, doet letterlijk pijn.

Veiligheidsgordel op CFMoto 750 SR?

0

De afbeelding toont een veiligheidsgordel die tussen de twee zadels uitsteekt. Deze veiligheidsvoorziening is niet onbekend voor CFMoto, die eerder al verschillende varianten van het patent hebben aangevraagd.

Motorgordelconcept voor verhoogde veiligheid

Eerder deze zomer bespraken we al een patent van CFMoto dat betrekking heeft op het gebruik van een veiligheidsgordel om de rijder te beschermen bij een frontale aanrijding. Nu verschijnt de afbeelding van de toekomstige sportmotor 750 SR, die in 2025 in Europa op de markt moet komen en die de aanwezigheid van een gordel in het zitgedeelte toont. Het is echter onduidelijk of dit inderdaad om de veiligheidsvoorziening gaat, aangezien er geen officiële bevestiging is. Wel is te zien dat de veiligheidsgordel is bevestigd tussen het zadel van de rijder en dat van de passagier. Dit ontwerp zou mogelijk de mogelijkheid bieden om het systeem uit te schakelen bij andere soorten ongevallen dan een frontale botsing, maar dit blijft voorlopig speculatief.

Het patent beschrijft verschillende versies van het concept, met de nadruk op een ontwerp met stangen aan beide zijden van de taille van de rijder. Er is echter ook een eenvoudigere en praktischere variant met een stoffen gordel, zoals te zien is op de afbeeldingen van de 750 SR. Dit systeem zou alleen geactiveerd worden bij directe frontale botsingen, zodat de rijder niet naar voren wordt geslingerd, terwijl het ook eenvoudig te ontgrendelen is bij andere types ongevallen, waarbij het veiliger kan zijn om van de motor af te stappen.

We weten dat de CFMoto 750 SR een viercilinder lijnmotor van 749 cc heeft die 111 pk levert, wat de 213 kg zware motor in staat stelt om een snelheid van 230 km/u te bereiken. Ook de aerodynamica is duidelijk sportief, compleet met aerodynamische vleugels en, net als in een vliegtuig, gordels om je vast te maken!

De Yamaha R9, TRACER 9 GT+ en heel veel andere Yamaha’s komen naar Utrecht!

0

Met meer dan twintig modellen is er meer dan genoeg te zien op de stand (nummer 07.A066) van Yamaha, met onder andere de R9 en TRACER 9 GT+. Daarnaast maak je ook nog eens kans op MotoGP VIP-tickets!

De R9 combineert bewezen, van racen afgeleide technologie en ontwerp met het veelgeprezen driecilinder motorblokplatform dat Yamaha de afgelopen tien jaar revolutionair heeft veranderd. De combinatie van deze beroemde krachtbron met een hoog koppel en Yamaha’s befaamde stuurgedrag, wegligging en wendbaarheid met raceprecisie resulteert in een perfect uitgebalanceerd Supersport-model dat zijn status als vlaggenschip van de R-serie waardig is en dat bruikbare sportieve prestaties op de weg biedt en buitengewone presteert op het circuit. De R9 is een product met Yamaha’s race-DNA op het allerhoogste niveau.

TRACER 9 GT+

De TRACER 9 GT+ is gebouwd op Yamaha’s bekroonde CP3-platform en straalt karakter uit. De 890cc-triple staat bekend om zijn uitstekende koppel en acceleratiekarakteristieken, terwijl het Deltabox-chassis is voorzien van elektronische vering voor een nieuw niveau van comfort en controle. Tot de standaarduitrusting van de TRACER 9 GT+ behoren radargestuurde adaptieve cruisecontrol, remassistentie, Vehicle Hold Control en Yamaha’s Y-AMT-transmissie, waarmee je met één druk op de knop kunt kiezen tussen automatisch en handmatig schakelen. De TRACER 9 GT+ transformeert van ‘sport’ naar ’toeren’ op een manier waar veel andere motorfietsen alleen maar van kunnen dromen, waardoor het een perfecte metgezel is.

Aanwezige Yamaha-modellen MOTORbeurs Utrecht 2025
MT-09 Y-AMT – MT-07 – MT-07 Y-AMT – MT-03 – Tracer 9 – Tracer 9 Y-AMT – Tracer 9 GT Y-AMT – Tracer 9 GT + – Tracer 7 GT (2024) – Ténéré 700 – Ténéré 700 Low – Ténéré 700 Rally – XSR900 GP – XSR900 – R9 – R1 RACE – R7 – R3 – TMAX Tech MAX – XMAX 300 Tech MAX+ – Tricity 300 (2024)
Win MotoGP VIP-tickets voor twee personen!
Bezoek de Yamaha-stand tijdens MOTORbeurs Utrecht en maak kans op een onvergetelijke ervaring! Yamaha geeft exclusieve MotoGP VIP-tickets weg voor twee personen. Dit is jouw kans om de MotoGP van wel heel dichtbij mee te maken!

Rieju’s nieuwe Enduro-modellen met MV-Agusta-genen

0

Rieju introduceert twee nieuwe Enduro’s, de Xplora 557 en 707, die in 2025 in Europa verwacht worden. Beide modellen zijn afgeleid van de QJMotor, die oorspronkelijk bedoeld was als de MV Agusta Lucky Explorer 5.5.

De Spaanse fabrikant Rieju heeft de Xplora 557 en 707 gepresenteerd als nieuwe reis-Enduro’s, die in november 2024 op de EICMA in Milaan te zien waren. Deze motoren hebben een tweecilinder QJMotor-motor en een opvallend rallydesign, geïnspireerd op de nooit geproduceerde MV Agusta Lucky Explorer 5.5. De Xplora 557 zal in 2025 waarschijnlijk op de markt komen, samen met de grotere 707.

Rieju Xplora 557: minder inhoud, meer avontuur

De Rieju Xplora 557, een van de nieuwe modellen, heeft een 554cc-tweecilinder QJMotor-blok dat 48 pk en 51 Nm levert en is geschikt voor A2-rijders. Met 120/70 voor- en 160/70 achterbanden van 17 inch en KYB-vering, is de Xplora 557 goed voorbereid voor lichte offroad-routes.

Deze motor heeft een 7-inch TFT-display met Mirror-Link-technologie voor smartphone-integratie. De zithoogte is 795 mm en het rijklare gewicht bedraagt 218 kg. Verdere specificaties, prijs en lanceringsdatum zijn nog onbekend.

Rieju Xplora 707: meer vermogen en nog meer avontuur

De Rieju Xplora 707, de grotere variant, beschikt over een 693cc-tweecilinder QJMotor-blok dat ongeveer 70 pk en 70 Nm levert. Dit model heeft een betere uitrusting, waaronder verstelbare KYB-vering en Brembo-remklauwen in plaats van J.Juan. De voorband heeft een maat van 120/70 met een diameter van 19 inch.

Net als de 557 heeft de 707 een 7-inch TFT-display en moderne elektronica. De chassis’ zijn identiek, maar het gewicht verschilt met 3 kg, waarbij de 707 een rijklaar gewicht van 221 kg heeft. Ook hier ontbreken definitieve technische specificaties, prijs en lanceringsdatum.

Overeenkomsten met MV Agusta Lucky Explorer 5.5 en Benelli TRK 552

Er zijn duidelijke overeenkomsten tussen de nieuwe Rieju-modellen en de nooit geproduceerde MV Agusta Lucky Explorer 5.5, die in 2022 werd onthuld. De Xplora 557 en 707 delen veel designkenmerken met de MV Agusta, zoals de voorkant en tankvorm.

Deze gelijkenissen zijn te verklaren door de gedeelde technische basis: alle drie de modellen maken gebruik van motoren van QJMotor, de Chinese fabrikant die ook betrokken is bij Benelli. Rieju lijkt het bestaande concept te hebben aangepast om sneller een nieuwe reis-Enduro-modellen te introduceren, ook in lijn met de Benelli TRK 552.

Test Lambretta-motorscooters: terug van ooit geweest

0
Lambretta

Lambretta is terug! Het Italiaanse scootermerk was jarenlang van de markt verdwenen, maar maakt nu onder Chinese vleugels een comeback. Wij mochten voor de eerste keer van de Lambretta (motor)scooters 2.0 proeven in het typisch Italiaanse… Engelskirchen.

Het Italiaanse Lambretta kent een rijke geschiedenis. Ontstaan in 1933 onder de naam ‘Innocenti’ was het een staalfabriek die aanvankelijk stalen buizen maakte voor stellingen. Pas in 1947 rolde de eerste scooter van de band. Slechts 24 jaar later, in 1971, werd de laatste Lambretta gebouwd. In 2017 maakte het merk een comeback onder hoede van KSR en nu, in 2024, doet Moteo de import van Lambretta in onder andere de Benelux.

Ook Lambretta pakt uit op MOTORbeurs Utrecht

Concurreren met Vespa

Lambretta heeft altijd opgebokst tegen het grote Vespa. Het had een rebelser en jonger imago, waar Vespa’s eerder lief en romantisch waren. Datzelfde geldt nu nog steeds, want hoe ga je anders de strijd aan met Piaggio? Er zijn momenteel drie modelreeksen in het Lambretta-gamma. ‘G’ staat voor de GT-modellen, ‘X’ voor de sportievere varianten en de V-familie wordt geproduceerd door scootergigant Sym. Typisch aan Lambretta’s van toen en nu is de toepassing van een buizenchassis met verwijderbare zijpanelen, zodat je makkelijker bij de (motor)onderdelen kunt. Door die aparte manier van scooterbouw én meteen een uitgebreid gamma, wil Lambretta vol de strijd aangaan met Vespa.

X300: fijn en sportief motorblok

In en rond het mooie Duitse Engelskirchen rijden we de eerste kilometers met de nieuwe Lambretta’s. We concentreren ons op twee modellen: de X300 (€7.299) en de G350 (€7.999). Beginnen doen we met de sportieve X300. Een vrij kleine scooter die er op het eerste gezicht niet heel bijzonder uitziet. Wel mooi en op een manier apart, maar wat… gewoontjes. Dat hoeft zeker geen negatieve commentaar te zijn, want de meeste kopers willen liever geen al te opvallende tweewieler onder hun billen. Het achterlicht is wél opvallend en bijzonder groot. De afwerking is prima, maar zeker niet uitzonderlijk. Ermee rijden is absoluut geen straf. Het 275cc-motorblok – 24,5 pk sterk – loopt fijn en trillingsvrij. Het voelt op een scootermanier zelfs sportief aan en pikt lekker op. Die sportiviteit wordt helaas ook doorgetrokken naar de vering; die is te hard en niet comfortabel. Door zijn kleine gestalte én strakke vering, stuurt de X300 nogal nerveus. Meer rust hopen we te vinden in de G350.

Benelli 750 Sei: Italiaanse lefmotor bestaat 50 jaar

G350: comfortabel en stabiel

Inderdaad, die rust vinden we ook. De Lambretta G350 is voelbaar comfortabeler en fijner afgeveerd. Je hebt meer plaats voor lichaam en benen en je zit op een volwassener product. De hele scooter voelt stabieler aan, wat zich ook vertaalt in betere remmen dan op de X300. Het motorblok vinden we dan weer minder aangenaam. Het is met zijn 330 cc en 26 pk marginaal sterker dan de 300, maar de grotere ééncilinder trilt meer en is niet sneller. De 350 is niettemin een kilo lichter dan de 300, maar toch is hij op een casual sprint op de Duitse heuvelwegen niet sneller. De 300 pikt vooral sneller op, waar de 350 eerder gezapig reageert.

Conclusie

Lambretta knalt de Benelux stevig in, met een uitgebreid gamma aan 50cc-, 125cc-, 300cc- en 350cc-modellen. Daarbij heb je ook nog eens keuze uit drie smaken en drie verschillende designs. Dankzij de hulp van Sym en een ervaren importeur moet Lambretta een vuist maken tegen Vespa. Dat zal geen makkelijke opdracht worden, maar onze eerste testkilometers bevielen prima. Hier en daar ontbreekt er wat verfijning in de afvering of het aandrijfgeheel, maar dat maakt ze zeker niet minder interessant om eens een testrit mee te maken.

Foto’s: Lambretta

MotoMondo brengt QJMOTOR naar MOTORbeurs Utrecht!

0

Wie de motorwereld op de voet volgt, weet dat QJMOTOR enorm hard aan de weg timmert. Ook in de Benelux, want sinds mei 2024 verschijnt het Chinese merk onder de vlag van Geely met z’n eigen modellen in Nederland. MotoMondo – dat we kennen als importeur van onder andere Royal Enfield en Moto Morini – neemt de import van het merk op zich. Op standnummer 07.A036 staan alle nieuwe modellen, met onder andere de hieronder genoemde SRT 900 SX Touring en SRK 800.

SRT 900 SX TOURING

In het toersegment komt QJMOTOR met liefst drie verschillende versies van de SRT SX Touring. En met verschillende versies bedoelen we in dit geval niet met een ander kleurtje, andere sticker of extra bagagerek. Welnee, in een 600-, 700- en 900-variant. Wij zoomen nu in op de laatste, met een 904cc-twin, 95 pk en 90 Nm. Hij krijgt Marzocchi-veren, Brembo-remmen, Metzeler-banden en standaard een driedelige alu-kofferset. Daarnaast heeft-ie ook LED-verlichting, een TFT-scherm, usb-laadpunten, een benzinetank van 24 liter, quickshifter, traction control, cruise control, bluetooth en navigatie.

QJMOTOR SRT 900 SX TOURING.

SRK 800

Ook nieuw is de SRK 800. De RR-versie hiervan kennen we al en nu is er een nieuwe naked-variant. Met een vier-in-lijn, goed voor 95 pk bij 9.000 tpm en een maximaal koppel van 75 Nm bij 8.500 tpm. Er is ook een A2-variant leverbaar die – zoals je mag verwachten – precies 35 kW heeft. Qua uitrusting wordt de nieuwe SRK 800 standaard geleverd met een quickshifter, traction controle en cruise control en ook zaken als Bluetooth en navigatie zijn vanaf de fabriek alvast voor je geïnstalleerd. De SRK 800 is verder uitgerust met een instelbare Marzocchi upside-down voorvork. Voor de achtervering is voor een hydraulisch instelbare mono-schok van eveneens Marzocchi gekozen.

De Pirelli-voorband heeft de afmeting 120/70-17, terwijl de achterband 180/55-17 meet.

Voor de remprestaties zijn er twee 320mm-schijven van Brembo aan de voorkant en een enkele 260mm-schijf aan de achterkant. En met een gewicht van 207 kg biedt deze motorfiets een goede balans tussen stabiliteit en wendbaarheid. Beschikbaar in de kleuren rood en zwart.

Aanwezige QJMOTOR-modellen op MOTORbeurs Utrecht 2025
SRK 921 RR – SRK 800 RR – SRK 600 RS – SRK 800 – SRK 550 – SRV 600 V4 – SRT 600 SX Touring – SRT 700 SX Touring – SRT 900 SX Touring

Yoshi’s Gillet 500 in Mad Max stijl: Tribute to Grandpa

0

Op de meest recente editie van het Caféracer & Classic Treffen te Assenede was er veel aandacht voor de heroïsche laagvliegers uit de afgelopen decennia. Vooral dit door Yoshi Verstraete gebouwde, apocalyptische vehikel op basis van een Gillet kopklepper uit de vijftiger jaren, liep er stevig in de kijker!

Met een tikkeltje heimwee legt Yoshi uit hoe zijn liefde voor het verdwenen Belgische motormerk Gillet begon: “De interesse voor oude motoren kreeg ik letterlijk ingelepeld door mijn grootvader. Hij had een kakigroene, 500 cc zware Gillet Estafette zijklepper, die ooit dienst had gedaan in het Belgische leger. Als achtjarig manneke mocht ik bij hem achterop om leger- en oldtimermeetings te bezoeken. Daar was ik zodanig van onder de indruk, dat de geur van verbrande olie me levenslang zal bijblijven.”

DE BELOFTE

Enthousiast vertelt Yoshi verder: “voor mijn grootvader, die niet zo technisch onderlegd was, werd het steeds lastiger om zijn ploffer te starten. Daarom beloofde hij me dat de Gillet, zodra ik hem op gang kon kicken, van mij zou zijn. Ontelbare pogingen later is het me, rond mijn zestiende, eindelijk gelukt om dat dekselse kreng in leven te schoppen. Na die heuglijke overwinning nam ik het beest mee naar huis om hem terstond uit elkaar te vijzen. Ik mocht er nog niet mee rijden, dus was dat het ideale moment om er aan te werken. De machine was nogal verwaarloosd. Doorheen de jaren was er met een penseel wel zeven verschillende soorten groen aangebracht en het oprukkende roest was met een sponsje bij gedipt. Die machine is thans volledig gerestaureerd en met een rode metallic laag getransformeerd tot ‘burgerversie’. Daar ben ik twee jaar zoet mee geweest en helaas heeft het serieus wat leergeld gekost alvorens alles naar behoren afgewerkt was.

GEEN COMPROMISSEN

Yoshi vervolgt: “Tijdens de werkzaamheden aan het bobbertje, kwam ik toevallig in contact met een Gillet verzamelaar, die een heleboel onderdelen had liggen. Omdat hij zelf niet over de nodige kennis beschikte, vroeg hij me of ik voor hem geen motor kon bouwen uit zijn onderdelencollectie. Als compensatie mocht ik twee bouwvallige, vastgelopen Gillet motorblokken meenemen. Uit deze deal heb ik achteraf één goede kopklepper gedestilleerd. Dat leek me een interessante basis om een eigenwijs caféracertje mee te bouwen. De schaarse tijd die ik als beroepsmilitair over hou, wordt doorgaans met sleutelen ingevuld. Vrienden komen wel eens langs voor het onderhoud aan hun motor, of hulp bij de bouw van een caféracer. Daar geraak ik amper mijn creativiteit in kwijt. Daarom sleutel ik eigenlijk liever voor mezelf. Toen de tijd rijp was ben ik aan mijn eigen caféracer begonnen en deze keer zouden er geen compromissen gemaakt worden. De monoshock vering moest en zou ònder het blok komen. Slijpen, kloppen, lassen. Vier keer ben ik opnieuw begonnen, maar het moest eindigen zoals het in mijn hoofd zat.”

GEMOEDSRUST

Het project werd opgestart met een vreselijk doorroest frame zonder achterbrug, dat al een tijdje buiten lag te verkommeren bij de verzamelaar. Nadat de onbruikbare stukken er van tussen geslepen waren, kon met het overblijfsel het buizengedeelte rond het motorblok afgewerkt worden. Yoshi: “Het selfmade achterframe is vervaardigd uit een rond geplooide buis, zoals het hoort bij een klassiek caféracer kontje. Het voorwiel stamt vermoedelijk af van een Engels mormel uit de vijftiger jaren, dat afgeremd werd door een bedenkelijk trommelstoppertje. Omwille van de gemoedsrust heb ik achteraan een Japanse schijfrem gemonteerd, die had ik nog in de schuur liggen. De remklauw kreeg ik gelukkig van een vriend, want het geld was op! De voorvork was een serieuze uitdaging. Het moest een eyecatcher worden, gemaakt op basis van een girder parallellogram voorvork en twee uitwendige scooterveren. Met de grote metalen platen aan de zijkant heb ik er mijn eigen touch aan gegeven. Om het uitzicht op de vork en het veersysteem niet door een koplamp te laten verprutsen, zit de verlichting weggewerkt in de nep luchthappers aan de zijkanten. Het was niet simpel om de bekabeling in buisjes aan de binnenkant van de tank weg te werken. Met het diep doorgebogen selfmade stuur, dat net boven de ‘koplampen’ uitkomt, wou ik het effect van clip-ons benaderen en de agressieve look extra accentueren. Om de voorkant zo clean en steunenvrij mogelijk te houden zit het VDO tellertje in de tank verwerkt. De naald beweegt tegengesteld, van rechts naar links.”

KETTINGPERIKELEN

De krachtige uitlaatdecibels monden uit in het aluminium caféracer kontje. “Veel van die kontjes blijven nutteloos leeg, maar ik heb er het olietankje in weggewerkt,” verduidelijkt de Oost-Vlaming. “De koperen leidingen die erheen lopen verhogen het Mad Max gehalte aanzienlijk. Ik had nog nooit aluminium gelast en om het te plooien heb ik speciaal een Engels wiel aangekocht. Het is wellicht iets te dun geconstrueerd, maar dat werd gecompenseerd met bijplamuren. De uitlaat zit in een apart compartiment om de hitte te dempen, met een veilige tussenruimte voor het olietankje. Gelukkig zijn de uitlaatgassen al wat afgekoeld voor ze het kontje bereiken. Er is alleszins nog niks verhit geraakt, maar ik heb er ook nog geen wereldreis mee gemaakt,” lacht hij. “De uitlaatbocht is ambachtelijk vervaardigd uit onder de juiste hoek aan elkaar gelaste stukjes. Dat is, mits enige hulp van deskundige raadgevers en in een aantal episodes, uiteindelijk gelukt. De achterbrug is zo naakt mogelijk geconstrueerd, om alle details duidelijk zichtbaar te houden. Achteraf kwam de ketting angstvallig dicht tegen het frame te liggen. Dat heb ik gedeeltelijk opgelost door een systeem met scharnierende punten te fabriceren voor het Yamaha monoshock veerelement. Verder heb ik het achterwiel van een crossmotor gebruikt. Dat heeft een grotere vertanding waarmee de bovenste kettinglijn iets hoger ligt. Voor de onderste lijn wordt de ketting naar boven gemanoeuvreerd door een banaal skateboardwieltje.”

EERBETOON

Afsluitend verteld Yoshi: “Net voor de fotoshoot heb ik het glas van het achterlicht gebroken, waardoor ik halsoverkop op zoek moest naar een alternatief. Het lampje zit nu als low budget noodoplossing in een bescheiden buisje ingewerkt. Het was de bedoeling om het oldskool ‘bare metal’ uiterlijk te behouden, maar ik overweeg toch om de machine alsnog een laklaagje te schenken. Eigenlijk kan je hem moeilijk als caféracer definiëren. De rauwe, ijzeren kunstwerken van de Amerikaanse motorbouwer Maxwell Hazan bezorgen me veel inspiratie. Toen ik in Amerika op training was, heb ik hem opgezocht in zijn atelier te Los Angeles. Die stijl is me op het lijf geschreven. De midden vorige eeuw gebouwde Gillet is door mij omgebouwd tot een futuristisch vehikel, dat klaar lijkt voor de apocalyptische eindstrijd. In de ateliers van Gillet Herstal werden van 1919 tot 1958 motorfietsen geproduceerd. Het historische Belgische motormerk is bij vele mensen onbekend en daardoor heeft mijn creatie onderweg veel bekijks. Gestationeerd tussen exotische patsers en verchroomde Harley’s van tienduizenden euro’s, kaapt hij steevast alle aandacht weg. Je hoort het vehikel reeds van ver afkomen en het gaat zo traag vooruit, dat hij moeiteloos intensief te bewonderen is. Mijn passie voor Gillet motoren is een eerbetoon aan mijn grootvader. Gelukkig heeft hij de restauratie van zijn (rode) Gillet nog meegemaakt, maar de daaropvolgende evolutie heeft hij helaas gemist. Zijn broer had een Gillet uit 1938 en daarmee zat het eigenlijk al een beetje in de familie. Een obsessie voor het Belgische merk hadden ze alleszins niet, ze raakten er in die tijd gewoon makkelijk aan. Dat historisch familieverhaal wil ik keigraag verder zetten.”   

Icoon Wayne Rainey: Van triomf naar tragedie

0
Wayne Rainey

Wayne Rainey leek op weg naar zijn vierde 500cc-wereldtitel op rij, totdat één crash – iets wat hem zelden overkwam – alles veranderde. Niet alleen kwam er abrupt een einde aan zijn racecarrière, maar ook zou de Amerikaan nooit meer kunnen lopen. MOTO73 blikt terug op Rainey’s indrukwekkende carrière, waarin hij in elk van zijn zes 500cc-seizoenen minstens één Grand Prix wist te winnen en altijd in de top drie van het wereldkampioenschap eindigde. Een verhaal over een groot kampioen.

5 september 1993 is een zwarte dag in de wegracesport. De rivalen Wayne Rainey en Kevin Schwantz streden dat jaar om de 500cc-wereldtitel. Het duo had al vele spectaculaire duels achter de rug, zelfs nog voordat ze aan de Grand Prix-carrière begonnen. Hun rivaliteit was intens, maar altijd met wederzijds respect. Hoewel de gevechten op het scherpst van de snede werden gestreden, raakten ze elkaar op de baan zelden tot nooit. Aan het begin van het seizoen 1993 leek Schwantz de overhand te hebben, maar Rainey kwam steeds dichterbij. Tijdens de twaalfde Grand Prix van dat jaar – in Misano – begon de spanning flink op te lopen. Destijds werd er nog in de omgekeerde rijrichting op het circuit aan de Adriatische kust gereden. Rainey voerde de race aan en stond er gunstig voor: bij een overwinning zou hij Schwantz op een serieuze achterstand kunnen zetten. Een vierde opeenvolgende wereldtitel leek binnen handbereik. Drie 500cc-wereldtitels op rij was al een enorme prestatie, maar een vierde titel zou Rainey in een uniek rijtje plaatsen. Alleen legendes als Mike Hailwood en Giacomo Agostini waren erin geslaagd om vier keer op rij wereldkampioen te worden in de 500cc-klasse. Alles leek in Rainey’s voordeel te werken, tot het noodlot toesloeg. In de eerste bocht verloor de Amerikaan plotseling de controle over de achterkant van zijn Yamaha. Hij kwam hard ten val en gleed met zijn rug over de hoge curbstones, die waren aangebracht voor de autosport. Terwijl de teamleden van Schwantz haastig op het pitbord aangaven dat Rainey was uitgevallen – een kans voor Schwantz om een voorsprong op te bouwen in het kampioenschap – veranderde hun enthousiasme al snel in bezorgdheid. Rainey werd per helikopter naar het ziekenhuis vervoerd. Het nieuws kwam als een mokerslag: hij had een ruggenwervelbreuk opgelopen en was vanaf zijn borst verlamd. Zijn succesvolle racecarrière kwam in één klap tot een einde en de motorsportwereld was geschokt door deze tragische wending.

De weg naar de top

Vanaf 1988 reed Wayne Rainey in het 500cc-wereldkampioenschap, maar in 1984 had hij al eens een volledig jaar in de Grand Prix gereden. Ook toen maakte hij deel uit van het team van Kenny Roberts, aan wie Rainey zijn hele carrière trouw zou blijven. Roberts was in 1984 net gestopt met racen en had zijn eigen Marlboro Yamaha-team opgericht. Rainey was op dat moment 23 jaar en had zich in de Amerikaanse competities al ontpopt als een groot talent. De coureur uit Californië kreeg de kans om zich te bewijzen in de 250cc-klasse. Hij liet zijn talent zien, maar wist dit slechts sporadisch om te zetten in topresultaten. Het grootste probleem was de duwstart met de Yamaha. Rainey kwam telkens slecht weg, waardoor hij gedwongen werd tot inhaalraces. Eén keer – uitgerekend op Misano – stond Rainey met een derde plaats op het podium. Na het tegenvallende seizoen keerde Rainey terug naar Amerika. Gedurende de daaropvolgende drie seizoenen won hij veel in eigen land en ontstond er een enorme rivaliteit met een ander Amerikaans talent: Kevin Schwantz. De spanning en rivaliteit tussen de twee liep enorm hoog op. In 1988 begonnen Schwantz en Rainey aan hun eerste volledige 500cc-seizoen in de Grand Prix. Schwantz reed op een Pepsi Suzuki, terwijl Rainey voor Lucky Strike Yamaha uitkwam. In het team van Roberts had vicewereldkampioen Randy Mamola plaats moeten maken voor Rainey en het Australische talent Kevin Magee. Schwantz viel op met spectaculaire acties en uitschieters. Zo won de Texaan de openingsronde in Japan door regerend wereldkampioen Wayne Gardner (Rothmans Honda) te verslaan. Rainey maakte indruk met zijn constante en degelijke resultaten. Deze karaktereigenschappen op de baan zouden Schwantz (extrovert) en Rainey (introvert) typeren gedurende hun 500cc-carrières. Rainey was al 27 jaar toen hij in de 500cc debuteerde, wat heel anders is dan de amper twintigers die tegenwoordig in de MotoGP arriveren. Wat verder opviel bij Rainey waren zijn starts, deze keer in positieve zin. De duwstart had plaats moeten maken voor een start met draaiende motor. Daarmee was de Yamaha-rijder in veel races als snelste weg. Gardner en uiteindelijke wereldkampioen Eddie Lawson (Marlboro Yamaha) waren nog een maatje te groot, maar Rainey eindigde als derde in het wereldkampioenschap van 1988. Hij won dat jaar ook één race, tijdens de twaalfde ronde op Donington Park. In de vierde Grand Prix op Jerez kon Rainey al ruiken aan de zege, maar werd hij in de slotfase nog gepasseerd door Lawson. In 1989 was Rainey vanaf het eerste moment een titelkandidaat. Lawson – overgestapt naar Rothmans Honda – was zijn grootste concurrent, terwijl Gardner vroeg in het seizoen zwaar geblesseerd raakte en zijn kansen op de wereldtitel verkeken waren. In de eerste twaalf races stond Rainey elf keer op het podium en won hij driemaal. Eigenlijk stond de Yamaha-rijder in alle races op het podium, omdat bijna alle fabrieksrijders staakten tijdens de race in Misano. Schwantz was misschien wel de snelste rijder van 1989 met in totaal zes zeges, maar maakte ook (te) veel fouten. De pech voor Rainey was dat Lawson ook erg constant was. Hierdoor had Rainey ‘slechts’ 6,5 punt voorsprong in het wereldkampioenschap toen er nog drie races te gaan waren. Tijdens de race op Anderstorp in Zweden streden Lawson en Rainey om de overwinning en belangrijke WK-punten. Op een recht stuk, bij het opgaan van de voormalige landingsbaan, ging het mis voor Rainey. Hij crashte – zijn eerste van dat seizoen – en verloor daarmee een dure kans op zijn eerste 500cc-wereldtitel.

Kevin Schwantz: ‘Na de crash tijdens de TT Assen in 1992 was onze vriendschap voorbij’

De eerste wereldtitel

Een jaar later was het wel ‘raak’ voor Rainey. Het seizoen 1990 ging de boeken in als armzalig. Het startveld was al niet groot en door veel blessures stonden er soms maar zo’n vijftien rijders aan de start. De oorzaak? De 500cc-motoren waren in die periode onhandelbaar, zelfs voor de grootste iconen. Regerend wereldkampioen Lawson was in 1990 de nieuwe teamgenoot van Rainey bij het team van Roberts. Lucky Strike was als hoofdsponsor vervangen door Marlboro. Lawson raakte vroeg in het seizoen geblesseerd, waardoor hij de helft van de races zou missen. Maar ook Gardner, Schwantz en Rainey zelf bleven niet gevrijwaard van blessures. Zo brak laatstgenoemde een vinger tijdens de trainingen op de Nürburgring, maar wist in de race alsnog als tweede te finishen. Schwantz was in 1990 de grootste concurrent van Rainey, maar een serieuze uitdager voor de wereldtitel kon je hem eigenlijk niet noemen. Daarvoor was Rainey simpelweg te sterk en te constant. Op het circuit van Brno in Tsjechië, de dertiende van in totaal vijftien GP’s, behaalde de Amerikaan zijn eerste 500cc-wereldtitel. Op dat moment had Rainey zeven keer gewonnen en stond hij na elke race op het podium. Een jaar later had Rainey, naast Schwantz, een nieuwe concurrent: Michael Doohan. De Australiër had zich in de voorgaande twee seizoenen, in de schaduw van zijn landgenoot en Rothmans Honda-teamgenoot Gardner, ontpopt tot een topcoureur. Lawson was in 1991 overgestapt naar Cagiva, waardoor hij met minder competitief materiaal niet meer kon meedoen in de strijd om de wereldtitel. Rainey bleek in 1991 een taaie concurrent te hebben aan Doohan. De Honda’s reden met Michelin-banden, die in de beginfase van het seizoen beter presteerden dan de Dunlop-banden waar Rainey (Yamaha) en Schwantz (Suzuki) mee reden. Dit zorgde er mede voor dat Doohan als WK-leider aan de TT Assen begon, de negende race van het seizoen. Ondanks dat Rainey in deze race een kapitale fout maakte, nam hij de leiding in het WK-klassement over en zou die niet meer afstaan. Doohan kwam ten val in de Ramshoek. Rainey leek de race te gaan winnen en had een halve seconde voorsprong op Schwantz bij het ingaan van de laatste Geert Timmer-bocht. Maar Rainey verremde zich, ging door het gras en zag zijn grote rivaal Schwantz profiteren door de overwinning voor zijn neus weg te kapen. In de laatste races van 1991 was de combinatie Rainey-Yamaha-Dunlop niet te stoppen. Dit leverde hem zijn tweede wereldtitel op. De 500cc-races eind jaren 80 en begin jaren 90 zaten vol met spectaculaire duels om de koppositie. Er werd meer ingehaald dan ooit tevoren in de koningsklasse. Gevechten die tot aan de finishstreep werden uitgevochten, waren in die tijd nog vrij uniek. Rainey won in totaal 24 GP’s. Sommige zeges behaalde hij door dominant weg te rijden, maar vaak waren het duels tot in de slotfase. Bij zijn overwinningen moest de Amerikaan het vooral rechtstreeks opnemen tegen Schwantz, Doohan en Lawson.

Kevin Schwantz (links) en Wayne Rainey (rechts); rivalen die niet met, maar ook niet zonder elkaar konden.

Bizarre wending

Het jaar 1992 zou de boeken ingaan als misschien wel het meest bizarre 500cc-seizoen aller tijden. Doohan was oppermachtig in de eerste seizoenshelft. In de eerste zeven races won de Australiër vijf keer. De andere twee keer werd hij tweede. Schwantz en Rainey wisten ieder slechts één race te winnen en stonden een straatlengte achter in de tussenstand. Tijdens de zevende GP in Hockenheim blesseerde Rainey zijn hand en enkel tijdens de trainingen. Hij startte wel in de Grand Prix van Duitsland, maar viel na een paar ronden uit omdat de pijn te hevig was. In Assen reed Rainey zes ronden tijdens de training, maar opnieuw bleek de pijn ondraaglijk. Hij besloot zich volledig op zijn herstel te richten, temeer omdat de wereldtitel toch al verloren leek. Doohan had 130 punten en Rainey slechts 65. En dat met nog slechts zes races te gaan. (In 1992 kregen de eerste drie nog respectievelijk 20, 15 en 12 punten). Bovendien was Rainey geblesseerd. Titelprolongatie leek onmogelijk. Maar alles veranderde op de laatste trainingsdag in Assen. Doohan crashte en liep een zware blessure op. Zijn been kon maar net van amputatie worden gered. Ondanks Doohans blessure kwam de concurrentie niet snel dichterbij. Schwantz crashte samen met Lawson in Assen, en in de daaropvolgende race – op een halfnatte baan in Hongarije – liep Rainey slechts enkele punten in met een vijfde plaats. Met nog vier races te gaan stond Rainey 57 punten achter Doohan. Maar vanaf dat moment sloeg de Yamaha-rijder toe. Twee overwinningen en een tweede plaats brachten hem met slechts twee punten achterstand naar de laatste Grand Prix in Zuid-Afrika. Ondertussen had Doohan zijn rentree gemaakt tijdens de voorlaatste race in Brazilië. Lopen kon hij nog niet. Eigenlijk was het nog te vroeg om weer te racen, maar de Australiër wilde koste wat kost proberen zijn titel – die eerder zo zeker leek – te redden. In de laatste race wist Doohan nog knap zesde te worden, maar het was niet genoeg. Rainey werd derde en veroverde daarmee voor de derde keer op rij het wereldkampioenschap. In 1993 leek Rainey op voorhand de beste papieren te hebben. Doohan was nog niet volledig hersteld en moest wennen aan een nieuwe manier van racen met een duimrem, omdat hij door zijn gehavende been en voet de achterrem niet meer kon gebruiken. Maar dit keer kreeg Rainey te maken met zijn oude rivaal Schwantz, die in 1993 het meest constante seizoen uit zijn Grand Prix-carrière beleefde. Terwijl de Suzuki-coureur veel races won en vrijwel constant op het podium stond, kende Rainey halverwege het seizoen een lastige periode. Op de Salzburgring, Hockenheimring en het TT Circuit Assen kreeg hij zijn Yamaha met Dunlop-banden niet goed aan het werk. De Suzuki’s en Honda’s waren sneller. Toch kwam Rainey in de tweede seizoenshelft sterk terug, terwijl Schwantz zijn momentum enigszins verloor. Een belangrijk moment volgde op Donington Park, waar Doohan zowel Schwantz als Alexander Barros meenam in een crash. Rainey leek de race te gaan winnen, maar werd in de slotfase nog gepasseerd door zijn eigen Malboro Yamaha-teamgenoot Luca Cadalora. De tweede plaats was niet genoeg om de leiding in het WK over te nemen, maar het bracht hem wel tot op twee punten van Schwantz. Vervolgens won Rainey in Brno en ging hij – door de vijfde plaats van Schwantz – met elf punten voorsprong naar Misano. Op dat moment waren er nog drie races te gaan en leek de wereldtitel alsmaar dichterbij te komen. Dit gevoel werd versterkt doordat Rainey aan de leiding reed in Misano, totdat het moment kwam dat zijn leven voorgoed zou veranderen.

Icoon Marco Lucchinelli: Rock & Roll met Crazy Horse

Doorzettingsvermogen

Niet alleen het leven van Rainey en zijn familie veranderde in één klap. Teammanager Roberts overwoog na de crash van zijn pupil en goede vriend zelfs om te stoppen met zijn raceteam. ‘Wayne heeft aangegeven in de paddock te willen werken. Dat is dan ook de enige reden dat ik doorga,’ verklaarde Roberts tijdens de Grand Prix van Laguna Seca, de voorlaatste race van 1993. Tijdens de finale in Jarama werd Schwantz officieel 500cc-wereldkampioen. Rainey eindigde ondanks het missen van de laatste races nog als tweede in de WK-stand. Schwantz vierde zijn wereldtitel ingetogen. Het voelde anders, nu zijn grote concurrent er niet meer bij was. Het ongeluk van Rainey had zo’n impact op Schwantz dat hij nooit meer zijn oude niveau bereikte. In 1995 voerde hij het zelfs aan als een belangrijke reden om te stoppen met racen. En Wayne Rainey? De crash bracht een abrupt einde aan een glansrijke carrière. Maar wat het meest indrukwekkende was, was hoe hij reageerde op deze levensveranderende gebeurtenis. In plaats van zich terug te trekken uit de motorsport, besloot de Amerikaan zijn passie op een andere manier voort te zetten. De drievoudig wereldkampioen begon meteen in 1994 zijn eigen Marlboro Yamaha-raceteam. ‘Ik was nog niet klaar om met pensioen te gaan toen ik mijn ongeluk had en ben blij dat ik op deze manier nog onderdeel kan zijn van de paddock,’ verklaarde hij destijds. Later zou hij ook een eigen 500cc-team managen, wat hij deed tot eind 1998. Daarnaast wilde Rainey zelf blijven racen en dat deed hij in Amerika met een handbediende kart. Later was de voormalig topcoureur ook nauw betrokken bij de oprichting van het huidige MotoAmerica Superbike-kampioenschap. Rainey was een absolute legende in het 500cc-tijdperk, iemand die altijd het maximale uit zichzelf en zijn motor wist te halen. Maar misschien nog belangrijker: zijn vastberadenheid om positief te blijven, zelfs onder de meest uitdagende omstandigheden, heeft sporters over de hele wereld geïnspireerd. Wayne Rainey is veel meer dan alleen een drievoudig 500cc-wereldkampioen!

Foto’s: Henk Keulemans