Lezers van Promotor zal het niet zijn ontgaan: de redactie is liefhebbers van Scandinavië. En Noorwegen in het bijzonder. Regelmatig krijgen we dan ook de vraag wat wij het mooist vinden. Langs de fjordenkust of naar de Noordkaap? Zou je denken, maar voor de redactiekeuze hoef je het minst ver te rijden: in het zuidwesten vind je eigenlijk alles wat Noorwegen zo bijzonder maakt.
Jan Dirk Onrust
In augustus 1981 kwamen we als interrailer (een maand vrij treinreizen door Europa) voor het eerst in Noorwegen. Na een uur of drie passeerden we een meer met melkachtig blauw water dat tussen intimiderende steile bergwanden lag. Bovenop de zwarte bergen lag sneeuw. Grote paarse en roze bloemen groeiden aan de oevers. We wisten niet hoe snel we de camera moesten pakken. Een minuut later verscheen het volgende fotowaardige panorama aan de andere kant van de treinwagon. En daarna nog een stuk of twintig andere. In pakweg een half uurtje hadden we net zoveel foto’s gemaakt als in de twee weken kriskras door Europa daarvoor. Wat stond er eigenlijk op die andere foto’s? Wij bij de Eiffeltoren, wij naast Manneken Pis, wij bij de flats van Monaco, wij op een terras met een paar Duitse meiden, wij stoer aan het bier, wij kotsend op het strand, wij naast een paar Ducati’s op een drukke boulevard. De verandering van onderwerp was frappant. Pas in Noorwegen ontdekten we de natuur.
Emoties die loskomen
In de puberjaren ervoor was natuur voornamelijk iets saais en waren bergen niet veel meer dan obstakels. Pas tijdens de reis door Noorwegen kwam de emotie los. We voelden de huiveringwekkende macht van de bergen en de angstaanjagende kilheid van het koudgrijze licht. Bij het zien van de ongenaakbare toppen en peilloos diepe fjorden, liepen de rillingen over de rug. Op de hoogvlakten die bezaaid waren met rotsblokken soms zo groot als een huis, drong het besef van de eigen nietigheid door. Alles voelde hier intenser. Er was een magische klik. Het noordelijke bergland ging onze kop in. Toen we thuis waren, hadden we niet één, maar twee dromen. Een rijbewijs en met de motor naar het Hoge Noorden.
Besmet met liefde
De liefde voor het Noorden is altijd gebleven. Wij zijn er inmiddels mee besmet. En als je iets heel mooi vindt, wil je het anderen ook graag laten zien. Daarom hebben we de afgelopen tien jaar veel reportages gemaakt over Noorwegen. We reden in de middernachtzon over de Lofoten, klauterden in de winter over de Hardangervidda op met driewielige motorscooters, reden in subtropische temperaturen van vuurtoren naar vuurtoren en slalomden over onverharde wegen door de schaapskuddes.
De mooiewegeninspecteur
We hebben inmiddels zoveel bijzondere wegen ontdekt en al deze kennis ligt aan de basis van Zuidwest Noorwegen toer, die we van 14 t/m 22 juni gaan rijden. Het wordt een soort best of van de mooiste en opwindendste wegen die we in al die jaren Noorwegen hebben gereden, gezien en gevoeld. Er zitten natuurlijk enkele bekende wegen tussen, maar op het grootste deel komt nauwelijks iemand, omdat ze door een shortcut overbodig zijn geworden of omdat ze simpelweg doodlopen. Maar juist dat zijn vaak de avontuurlijkste, de meest intense, de wegen die in staat zijn allerlei soorten van emotie los te maken. En daar is het ons om te doen.
Het begin: Booswichtclub Zweden
We beginnen de reis met de boottocht van Kiel naar Göteborg. Noorwegen beginnen we dus in Zweden. Wel het mooiste Zweden volgens ons, want het lijkt in het grensgebied al heel erg op Noorwegen. We sluiten de tweede reisdag af in Charlottenberg.
Hoogst dramatisch
Op derde dag rijden we Noorwegen binnen. Over bochtige plattelandswegen koersen we richting de hoge bergen van de Jotunheimen, waar aan de oostkant de Valdresflya ligt. Dat is een weg over de hoogvlakte die tot de elitecategorie van de Nationale Toeristenwegen hoort. Hier vinden we ons tweede hotel. En ons diner. De vierde dag belooft spektakel. In de morgen stuiteren we het ontbijt eruit op een onverharde en doodlopende weg (goed te doen) naar de hoogste top van het Trollheimgebergte, de Blåhø (1.671m). Het is eerder een keienmassa dan een berg en het biedt daarom de aanblik van een maanlandschap. Onwerkelijk mooi. Voor Noorse off-roaders heeft Blåhø zo ongeveer de status van bedevaartsberg. Maar toermotoren horen hier niet thuis, vooral niet op het laatste deel. Een troost is dat de andere onverharde wegen, veel zijn het er niet, stukken beter zijn.
Neem bijvoorbeeld de Dalsnibba, de volgende klapper. Die is ook hoog (1.500 m), doodlopend en onverhard, maar breed en bijna zo plat en hard als asfalt. En wat een verbijsterend mooi uitzicht heb je hier over de fjordbergen.
Dezelfde middag volgt nog de volgende knaller: de Oude Strynefjellweg, een van de hoogst gekwalificeerde Nationale Toeristenwegen en de enige (deels) onverharde in deze eliteklasse. Hij brengt je door een hoogst dramatisch landschap naar een zomerskigebied. De weg wordt geflankeerd door een luidruchtige rivier en bergmeertjes met ijsschotsen. We zoeken daarna het hotel op dat aan weg 55 ligt, die we de volgende dag blijven volgen.
Bedekt met diamanten
De 55, ook wel Sognefjellweg genoemd, wordt door velen gezien als de Mooiste Weg van Noorwegen. Op grote hoogte (tot ruim 1.400 m) gaat de weg langs de toppen van de Jotumheimen (tot 2.500 m). Als je tegen het zonlicht in rijdt, schitteren de meertjes en gletsjers je van alle kanten toe alsof de bergen met diamanten zijn bedekt. In de wereld zijn veel wegen die schermen met De Mooiste ter Wereld, maar de 55 overtreft ze allmaal.
Op de Tindeweg verlaten we de volgende morgen de 55 over een particuliere tolweg. Dat zal de reden zijn dat deze weg soms niet eens op GPS-kaarten of landkaarten voorkomt. Maar het is een superweggetje met uitstekend asfalt en met alweer zicht op de Jotunheimen. Hij eindigt als spaghetti. Hierna gaat het naar de langste verkeerstunnel van Europa, de Laerdaltunnel van 24,5 km. Maar die slaan we natuurlijk over: we gaan via het dak naar het Laerdal en pakken de overbodig geworden Sneeuwweg! De weg wordt zwaar afgeraden voor caravans en is daarmee voor motorrijders een aanrader van jewelste.
We besluiten de dag met een curiositeit: de Stalheimsweg. Die is kort, heel erg steil en heeft belachelijk veel bochtjes. Bij de top heb je zicht op een ongenaakbaar gelegen hotel. En daar gaan wij overnachten. Na het diner kun je de krankzinnige kronkels van de Stalheimweg dus nog talloze keren nemen, want die liggen vlakbij.
Compleet in verwarring
De zesde dag wordt een lange, met name omdat er twee vrij lange doodlopende weggetjes naar stuwmeren in zitten. Als de eerste van de twee – de Osaweg – een mens was, zou hij in een psychiatrische kliniek worden opgenomen. Maar wat een kraker. In een spelonk van de Hardangervidda kruipt de weg zo onnavolgbaar omhoog, dat hij je compleet in verwarring zal brengen.
Ook de tweede, Stora Blasjö, is behoorlijk vreemd. Wat te denken van een aardedonkere tunnel met bochten? Het venijn van de fjordenwegen is hier dan wel verdwenen, maar een diep melancholisch bergland komt er voor in de plaats.
Opstaan! Racen!
Wakker worden! De zevende dag wordt een race tegen de klok. Twee veerponten moeten we halen. De laatste hebben speciaal besteld. Die brengt ons in een paar uur van Niemandsland naar Nergenshuizen. Daar wacht de grootste asfaltserpentine van het Hoge Noorden: de Lysebotnweg, 27 haarspeldbochten in acht kilometer. Bovenop kun je nog een (flink) uitstapje maken naar de Prekestolen, maar helaas niet met de motor. Het hotel is niet echt ver meer, dus je kunt het makkelijk doen. Je zou ook de Lysbotn-kluwen naar beneden én nog en keer naar boven kunnen doen.
Op de achtste dag gaan we naar de kust via leuke rijwegen. Ook onverharde, als je daar zin in hebt. Met en leuke verrassing tussendoor: de Tronasen met een afdaling van 33 procent! Ook maken we onderweg nog een zijsprongetje naar de Zuidkaap van Noorwegen: Kaap Lindesnes. Als je eerder al eens op de Noordkaap (2.518 km rijden) bent geweest, kun je nu rustig de conclusie trekken dat Noorwegen van top tot teen weergaloos is. Er zit geen lelijke kilometer tussen.
Ahh, Noorwee
Op zondag 28 augustus pakken we in Kristiansand de eerste boot naar Denemarken en begint de long way home. Als je op zee last krijgt van een leeg, weeïg gevoel, maak je dan geen zorgen. Dat is volstrekt normaal. We noemen het Noorwee en je komt er nooit meer vanaf. En dat wil je ook helemaal niet.