Niets is namelijk irritanter dan de droge momenten nadat het net geregend of gesneeuwd heeft. Zeiknatte wegen liggen vol met pekelwater en een opspattende pekelnevel zorgt haast ongemerkt voor een wit zoutlaagje op je vizier. Dat gaat verraderlijk langzaam, maar zet wel gestaag voort. Een flinke regenbui zorgt ervoor dat je vizier in ieder geval nog afgespoeld wordt, maar bij gebrek daaraan, wordt je zicht minder en minder. Het ergste is die aandrang tot wegvegen, een ware Tantaluskwelling, want je weet, zodra je veegt, dan zie je echt helemaal niets meer.
En dus sukkel je voort met een toenemende mate van ergernis en die bijna onweerstaanbare veegdrang die door de aderen begint te gieren. Je concentratie wordt op de proef gesteld, je geduld en vooral zelfbeheersing ook. Gekmakend is het, absoluut gestoord word je ervan.
En uiteindelijk doe je het toch. Tegen beter weten in veegt iedere motorrijder toch uiteindelijk over het vizier na die onweerstaanbare aandrang. Een laagstaande zon of juist een zee van verblindende remlichten in het donker is vaak het breekpunt. Als een verslaafde die zwicht voor een laatste shot om niet totaal te flippen, bezwijkt ook bij de motorrijder de zelfbeheersing. De hand gaat omhoog en veegt snel langs het vizier. Een vette, ondoorzichtige waas die de boel nog erger maakt is de beloning.
Of nog irritanter als de nevel nog ietsje nattig is: heel even heb je weer helder zicht, alvorens de rijwind de boel opdroogt tot alsnog die vette, ondoorzichtige waas. Je kunt jezelf wel voor je kop slaan, vloekt al dan niet luidkeels en rijdt met geopend vizier en tranende ogen in de bijtende kou door naar de volgende benzinepomp om heel zielig die half vergane spons uit dat ranzige emmertje zwart pekelwater te pakken en je vizier schoon te vegen. Ideaal is het niet, maar het is beter dan niets…