Triumphs Street Twin krijgt gezelschap van de Street Cup en de Street Scrambler. Triumph biedt liefhebbers van klassiek ogende opstapmodellen plotseling keus uit een naakt-, sportief- en noppenmodel. Op basis van hetzelfde rijgedeelte zet de Britse motorfabrikant drie motoren neer die niet alleen visueel van elkaar verschillen, maar ook qua rijkwaliteiten. Een eerste test wijst uit dat ze zelfs opmerkelijk anders zijn, leerde testredacteur Ad van de Wiel in en rond Sevilla.
Zo’n Scrambler en Cup zijn toch niets meer dan een Street Twin met wat anders gevormd plastic?
Op basis van de technische specificaties zou je dat wel denken. De twee nieuwkomers hebben rijwieltechnisch en motorisch heel veel gemeen met de Street Twin, maar de aangebrachte nuances maken een wereld van verschil. Zo heeft ieder blok een eigen karakter door aanpassingen aan de ECU. De verschillen zijn niet wereldschokkend, maar vormen het bewijs dat Triumph meer heeft gedaan dan alleen het schaven aan het uiterlijk.
Dus het blok maakt het verschil?
Nee, het zijn vooral de wijzigingen aan het rijwielgedeelte – hoe subtiel ook – die de Cup en Scrambler een eigen gezicht geven. De sportief ogende Cup heeft stereo achterdempers die niet alleen wat straffer dempen, maar ook een zwaardere veerconstante hebben. De achterkant staat dus hoger, de geometrie is wat sportiever en de grondspeling neemt als bonus ook nog eens toe. Het resulteert in een veel strakkere motorfiets (ook op hogere snelheden) in enthousiast genomen bochten.Dan is de Scrambler vast meer geschikt als offroader?
Dat klopt, de veerwegen groeiden voor en achter tot 120 mm. Om voldoende grondspeling te hebben groeiden de vorkpoten ook nog eens in lengte. Toch blijft de zadelhoogte beperkt tot een behapbare 792 mm. De Streets mogen als ideale opstapfamilie niemand afschrikken. Dat doet de Scrambler dan ook niet; al ziet hij er met zijn semi-noppenbanden, spaakwielen, hoge stuur, carterbescherming en eenspersoonszadel weldegelijk als een stoere jongen uit. Omdat traction control en ABS uitschakelbaar zijn, kun je daadwerkelijk van de gebaande paden af, maar natuurlijk is het geen terreinmotor. Dit is een motorfiets voor de provinciale weg en de stad. De snelweg kan ook, maar dan doe je jezelf en de Triumph te kort. De motor komt namelijk het best tot zijn recht op bochtige provinciale wegen. Dan gooi je hem dankzij het brede stuur en rechtop positie moeiteloos en lachend de ene na de andere bocht in. De Scrambler maakt het beste in een mens los.Dat laatste doet de Cup waarschijnlijk ook?
Op een andere manier. De Scrambler voelt meer als een wendbaar speelbeestje terwijl de Cup een voorkeur heeft voor vloeiende bochten. Zijn sportievere geometrie ten spijt heeft hij meer fysieke inbreng nodig om van richting te veranderen. Door het ‘lage’ stuur ben je op de snelweg veel beter af op de Cup. Je pakt veel minder wind dan op de Scrambler en houdt lange afstanden makkelijk vol.
Wat hebben de twee met elkaar gemeen?
Het is wat ondankbaar, maar ze plaatsen de Street Twin een beetje in de schaduw. Vooral door de toegenomen zadelhoogte voelen ze volwassener dan het origineel. Bovendien hebben ze nog iets meer eigen karakter door de wijzigingen aan rijwielgedeelte en uiterlijk. De hele Street-familie profiteert wel van de ijzersterke paralletwin. Het blok voelt veel indrukwekkender dan je op basis van de specificaties verwacht. Oké 55 pk voelt wat onderbemeten, maar het blok bulkt van het koppel (dat zich bovendien helemaal onderin de toerenkelder bevindt). De term bruikbaar vermogen klinkt saai, maar dit blok is vreselijk leuk. Verslavend leuk zelfs. Ook al omdat hij meer dan 25 kilometer ver komt op een liter. De grootste gemeenschappelijke deler van de Cup en Scrambler is het rijplezier dat ze bieden. Dat is niet onegevenaard, maar wel ongekend hoog.
Wanneer staan de Cup en Scrambler in de showroom?
De Cup is per direct leverbaar en de Scrambler is eind maart beschikbaar. Voor de Cup betaal je in Holland € 11.700 en in België € 10.680. De Scrambler kost in basisuitvoering € 11.900 in Nederland en € 10.880 in België. Voor de matgroene en rode versie betaal je extra.