Je zou het nu niet meer zeggen, maar de Triumph Speed Triple begon zijn carrière in 1994 als retromodel. Een brute naked als verwijzing naar de Speed Twin die de basis vormde voor Triumphs zeer snelle staande twins die het merk in eerdere decennia tot grote hoogte brachten.
Toen in de vroege jaren ’90 de Speed Triple werd bedacht was modulair motorfietsen bouwen de insteek bij Triumph. De Britten wilden dus niet een geheel nieuwe motorfiets bouwen, maar iets gebruiken dat ze al in huis hadden. Nou, de 855cc Daytona werd ontdaan van zijn kuip en de Speed Triple was geboren. Dat is natuurlijk wel héél kort door de bocht, maar feit is het dat de Speed Triple een uitgeklede Daytona is.
Uitgekleed
En dat uitgekleed geldt overigens ook voor de versnellingsbak van het verder identieke motorblok: de zesde versnelling werd simpelweg weggelaten. Waarschijnlijk omdat men er vanuit ging dat toch niemand harder dan 215 kilometer per uur zou willen rijden zonder kuip. Het was wellicht verstandiger geweest om dat zesde tandwiel lekker te laten zitten en de gearing over de gehele linie aan te passen.
Het bleek een beul van een machine. Een zware en ietwat logge machine met een geweldige stabiliteit, maar bepaald niet vederlicht de bocht in de werpen. Dit komt vooral door het hoge zwaartepunt. Want het gewicht was prima: 209 kilo. Het rijgevoel aan boord was fantastisch, vooral dankzij het rauwe en holle uitlaatgeluid van de driecilinder.
Met een heerlijke typische carburatie-gasreactie waren de binnenwegen het terrein van deze oer-Speed. Een goede versnellingsbak met puik uitgekiende gearing gaven het gevoel een close-ratio versnellingsbak te beroeren. Qua vering had Triumph een goed compromis gevonden tussen comfort en stugheid, al sloeg de focus aan de voorkant door op stugheid. Het droeg bij aan een goed remgevoel, want de rempartij was voor die tijd ongekend goed.
Iets te radicaal
Het gemis van de zesde versnelling bleek onder de eigenaren groot, want in het 1997-model zat het zesde tandwiel gewoon weer op z’n plek. Ook was het vermogen gegroeid van 98 pk naar 108 pk, iets dat mede te danken was aan het toepassen van injectie in plaats van de ouderwetse carburateurs. Kenmerkend en gewaagd waren de dubbele koplampen, het aluminium frame en de waanzinnige enkelzijdige achterbrug. En ook kreeg het nieuwe model een stuur in plaats van clip-ons, die toch iets te radicaal waren.
En zo kun je eigenlijk stellen dat de oer-Speed Triple al na drie jaar radicaal brak met z’n eerste verschijning, en toen de basis werd gelegd voor de Speed Triple zoals we die tot nu toe kennen. De dubbele koplampen, de enkelzijdige achterbrug: dáár herken je een Speed aan. Het eerste model is daarom extra makkelijk te herkennen, compleet anders dan al z’n nakomelingen.
Revolutie compleet
In 1999 werd het 955cc-blok, uit wederom de Daytona, geadopteerd. Het topvermogen bleef gelijk, maar de kracht in het middengebied nam flink toe. Hier kreeg de Speed voor het eerst dat kenmerkende sterke middengebied, waar ‘ie in de latere jaren om bekend kwam te staan.
Door de jaren heen is de Speed Triple constant vernieuwd en verbeterd, maar één noemenswaardig jaar is toch wel 2005. Pas toen deed de Speed voorgoed afstand van de Daytona. Die zakte namelijk af naar 675cc en zo kreeg de Speed een eigen motorblok met maar liefst 129 pk uit 1050cc. Een upside-down voorvork, radicaal gemonteerde remklauwen, nieuwe wielen, nieuwe hooggeplaatste uitlaten en een digitaal dashboard maakten de revolutie compleet.
Foto: Archief MOTOR Magazine