vrijdag 22 november 2024

5 vreemde motorfietsen ooit in een oorlog gebruikt

In de Tweede Wereldoorlog werden de meest vreemde en wonderlijke WOII-voertuigen ingezet. Om de vijand de loef af te steken, leek niets te gek. Hobart’s Funnies werden wereldberoemd en bleken soms uitzonderlijk goed. Of het nu gaat om de wilde creativiteit in die donkere periode, overdreven geloof in mechanica of het regelrechte ‘laten we onze vingers kruisen en kijken of dit werkt’-hoop, tot op de dag van vandaag inspireren ze customizers, filmmakers en fabrieksontwerpers over de hele wereld. Niet dat wij zo’n obsessie voor deze voertuigen hebben, maar een Top 5 van waanzinnige WWII-motoren, in willekeurige volgorde, is zo gemaakt. Zie wat er kan gebeuren als je een oorlog te winnen hebt, overheidsfinanciering te over is en generaal als baas hebt die ‘dit is een krankzinnig idee’ niet accepteert als antwoord.

5. Killinger & Freund (1938)

Deze motorfiets is niet echt een ‘battle motorcycle’. In plaats daarvan werd de unieke Killinger & Freund motorfiets ontdekt door de Amerikaanse bezettingsmacht na het einde van de oorlog in 1945.

De art deco motorfiets werd oorspronkelijk met de hand gemaakt in 1938, maar de ontwikkeling werd eerder stopgezet door de Tweede Wereldoorlog dan opgevoerd. Desondanks is de geschiedenis van de motirfiets onlosmakelijk verbonden met het tijdperk en is hij voortgekomen uit dezelfde ‘blauwe hemel’-gedachte van voor de oorlog die aan de wieg stond van veel van de andere motorfietsen hier.

Het motorblok zat in het wiel.

De motorfiets lijkt meer een oefening in technisch vakmanschap dan een ontwerp dat bedoeld is om een urgent probleem of uitdaging op te lossen: de volledige krachtbron werd in het voorwiel gemonteerd. Ja, je leest het goed.

Route Noord-Holland langs vliegtuigwrakken uit de Tweede Wereldoorlog

En hoewel dit handig is omdat je gewoon de wielen op de motor kunt verwisselen en weg bent met een nieuwe motor, zorgt het ook voor een groot aantal ontwerpuitdagingen – zoals hoe brandstof te leveren aan een draaiende motor, stroom aan de elektronica, en gashenelcontrole aan de carburateurs.

Ondanks al deze hersenkrakers was de motorfiets naar verluidt volledig bruikbaar en werd hij naar de VS vervoerd, waar hij nu nog steeds staat. En hoewel hij niet de hardware en offroad capaciteiten heeft van onderstaande motorfietsen, ontbreekt het de Killinger & Freund zeker niet aan creativiteit. Stel je eens voor dat dit idee na de oorlog in productie was gegaan?

4. NSU Kettenkrad HK 101 (1944)

Als een conceptvoertuig uit een Captain America-film, werd het NSU Kettenkrad of ‘kettingwiel’ motorfiets (als je het nog zo kan noemen) laat in de oorlog ontwikkeld door de Duitsers in een poging om de problemen te overwinnen van legermotorfietsen die vastliepen in de natte, modderige lente en herfst van Europa. Toch heb je de NSU zien rijden als je goed had opgelet tijdens Saving Private Ryan.

Met een nogal ongelooflijk gewicht van 1200 kg bleek het ding geweldig in de modder, maar verspeelde dat voordeel door tijdens beklimmingen van hellingen om te rollen waardoor de passagiers werden blootgesteld aan geweervuur. Met een gewone, snellere en tweewielige motorfiets had dat gewoon niet gekund.

De NSU kon kanonnen of een kar trekken en drie soldaten vervoeren, werd aangedreven door een viercilinder lijnmotor van Opel en was uitgerust met een versnellingsbak met drie versnellingen. Met 36 pk haalde hij 70 km/u op de weg en ongeveer 45 km/u in het veld.

En hoewel de hier getoonde exemplaren niet bewapend waren, waren diverse andere iteraties dat wel. Een veel voorkomende toevoeging was het plaatsen van een MG 34-machinegeweer op het verhoogde gedeelte tussen de bestuurder en de passagiers.

3. Böhmerland 600 cc (1932)

In tegenstelling tot de NSU Kettenkrad, was de Böhmerland een vooroorlogs ontwerp uit Tsjecho-Slowakije dat in zijn nadagen nog strijd heeft geleverd. De Böhmerland werd vooral gebruikt door zijn draagvermogen en grote krachtbron. In zijspanuitvoering was er plaats voor vier personen. De motorfiets was meer dan drie meter lang en kon 120 km/u halen. Tenminste als je het aandurfde de kolos naar zulke snelheden te jagen.

Het bochtengedrag van de Böhmerland was vreselijk, zelfs de flauwste bocht voldoende was om de motor flink vaart te laten minderen om te voorkomen dat-ie zou omvallen.

Deze motorfiets was meer een rariteit die nuttig werd voor de Duitse bezettingstroepen dan een oorlogsmotor. De Böhmerland werd wel in een militaire versie geproduceerd, maar om te zeggen dat-ie van grote invloed was op de uitkomst van de oorlog zou nogal overdreven zijn.

Andere interessante feiten zijn dat de brandstofleiding meer dan 2 meter lang was, dat het oliedruksysteem was ontworpen om berijders te bedekken met een dikke laag zwart goud en dat het ontwerp van de voorvork ongeveer even complex was als de gemiddelde V2-raket. Van steampunk hadden ze in die jaren nog niet gehoord, maar de Böhmerland komt dicht in de buurt.

2. Moto Guzzi ‘Mulo Meccanico’ (1960)

De Italianen deden ook mee met hoogst vreemde tweewielers, al hebben ze de Duitsers niet overtroffen, zoals blijkt uit de nogal prachtige Moto Guzzi. Ontworpen om bergen te beklimmen en ter vervanging van muilezels, die traditioneel door de Italiaanse strijdkrachten werden gebruikt om uitrusting over land te vervoeren in het bergachtige noorden van het land.

Het was een 3WD-motorfiets; er werd dus vermogen geleverd aan alle drie de wielen. De motorfiets was dan ook meer dan capabel als het ging om over obstakels te klimmen. En met 20 jaar ontwikkeling en engineering sinds de Tweede Wereldoorlog bouwde Moto Guzzi de driewieler met een indrukwekkende zesversnellingsbak, een achteruitversnelling, een schakelbaar differentieel en zelfs een torque-splitsysteem dat 80% van de kracht naar het achterwiel en de rest naar het voorwiel stuurde.

Van de Noordkaap naar de Zuidkaap: 30.000 km in het zadel

Helaas bleek de motor in het veld niet te voldoen aan de verwachtingen, en verschillende rijders zouden zijn overleden nadat de forse machine over hen heen was gerold in ruw terrein. At dat betreft deed de ‘Mulo Meccanico het 20 jaar later niet beter dan de gebrekkige Duitse Kettenkrad. Maar de ingenieurs zijn wat het uiterlijk betreft met vlag en wimpel geslaagd.

1. Moto-Chenille Mercier (1939)

Het Franse René-Gillet (vaak de Harley-Davidson van Frankrijk genoemd), dat al sinds de jaren ’20 ‘militair-geïnteresseerd’ was in semi-rupsvoertuigen, kreeg in het begin van de jaren ’30 van het Franse leger het verzoek om de bruikbaarheid van motorfietsen in een terrein met tanksporen te testen. Het resultaat was de vader van de motorfiets die je hier ziet.

Het was meer een traditionele motorfiets met een tankachtige rupsband dat op het originele chassis was geplaatst. Toch was het genoeg om het Franse leger geïnteresseerd te houden.

Dus creëerde Moto-Chenille dit kleine wonder. Ondanks de prachtige JAP-motor en het ongetwijfeld coole ontwerp, werd de eigenlijke koeling van de motorfiets verzorgd door een uniek systeem met een ventilator en een pijp die werd gebruikt om lucht te sturen waar nodig.

Rapporten wijzen op een gezonde topsnelheid en een gebruiksgemak dat werd gesmoord door het zeer temperamentvolle rupsbandsysteem. Er werd ook opgemerkt dat in een test tegen een standaard Franse motorfiets uit die tijd, de Moto-Chenille langzamer was, meer dorst had en (nogal verrassend) minder capabel was wanneer het tijd was om een modderige loopgraaf te doorkruisen. Maar wat de motor echt goed deed, was klimmen. Totdat het voorwiel het begaf, wat nogal eens gebeurde.

Redactie
Redactie
De redactie van Motor.nl bestaat uit alle redactieleden van MOTO73 en Promotor. Redacteuren Marien Cahuzak, Jan Kruithof, Maikel Sneek en diverse freelancers zijn dagelijks actief voor Motor.nl.

Stay tuned

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en mis nooit het laatste nieuws! Onze nieuwsbrief wordt iedere week op dinsdag (bij veel nieuws) en donderdag verstuurd.


Gerelateerde artikelen