Geen succes voor voorganger van Diavel
Tijdens de Eicma van 2010 verraste Ducati vriend en vijand met de Diavel. De mannen uit Bologna, bekend om hun sportmotoren, presenteerden een cruiser… Verrassend genoeg was het niet de eerste maal dat ze de wereld lieten opschrikken met zo’n afwijkend model. Eind jaren tachtig probeerden ze tevergeefs succes te oogsten met de Indiana. Inderdaad, een echte chopper.
Heel veel kilometers heeft eigenaar Jack van Gompel nog niet toegevoegd aan de kilometerstand waarmee hij de Ducati 750 Indiana kocht. Hoewel hij de Italiaanse chopper inmiddels zo’n twaalf jaar bezit, staat de teller net iets boven de 14.000 kilometer. ‘Ik kocht hem met ongeveer 12.000 kilometer, dus ik heb hem niet heel vaak aangeraakt’, geeft Jack eerlijk toe. ‘Ik heb er echter weinig omkijken naar, moet ik zeggen. Toen ik hem kocht, heb ik een uitgebreide servicebeurt laten doen en daarna is alleen de accu nog een keer vervangen. Ik heb echt nooit problemen. Met geen enkele Ducati heb ik die trouwens gehad’, voegt hij eraan toe. Inmiddels stonden er toch redelijk wat Italiaanse exoten in huize Van Gompel. ‘Ik ben begonnen met een 748, die uiteindelijk plaats moest maken voor een 848. De laatste jaren was ik in het bezit van een Monster 1100.’
De komst van de Indiana was best opmerkelijk te noemen, aangezien de 53-jarige Jack in het verleden voornamelijk sportmotoren in zijn garage had staan. Na een GS550 van Suzuki als eerste motor passeerden er nog een Kawasaki ZZR600, een Yamaha YZF600R Thundercat, een Aprilia RS250 en een Honda CBR600F de revue, gevolgd door zijn Ducati’s. Gezien het sportieve rijtje maakte Jack in 2007 dus een ietwat vreemde keuze met de aankoop van de 750 Indiana. Daarvoor heeft hij echter een goede verklaring. ‘Ik heb hem eigenlijk gekocht voor mijn vrouw’, geeft hij aan. ‘We hebben allebei ons rijbewijs gehaald toen we 23 jaar waren. Destijds reed ze op een licht choppertje van Yamaha, maar toen eenmaal ons eerste kind werd geboren, is ze gestopt.’
Nadat Caroline een ritje met de Indiana had gemaakt, was echter gelijk duidelijk dat Jack voorlopig de enige rijder zou zijn die in het zadel van de Duc kwam te zitten. ‘Toen Jack die motor had gekocht, heb ik even gereden, maar ik merkte dat ik te voorzichtig ben geworden’, vertelt ze daarover. ‘Te lang niet meer gereden en natuurlijk wat ouder geworden… Het nemen van bochten liep allemaal niet zo soepel meer.’
De afgelopen jaren reed Jack niet vaak op de Indiana, vooral te danken aan het feit dat hij twee motoren in de schuur had staan. ‘Als ik met een groepje vrienden ging rijden, nam ik toch altijd de Monster 1100 mee. Ik reed sowieso niet zo heel veel meer, dus besloot ik ook om voortaan nog maar één Ducati in de garage te zetten. De Indiana bleef, de Monster mocht gaan. Die chopper kost me nauwelijks iets en ik heb stiekem ook de hoop dat hij zelfs iets meer waard wordt. Dat hoefde ik van die Monster 1100 niet te verwachten.’
Geboorte van vreemd eendje
Tijdens zijn digitale zoektocht naar een leuke chopper voor zijn vrouw kwam Jack van Gompel via Google uit bij de Ducati 750 Indiana. Hoewel sites als Marktplaats uitpuilden van de Japanse choppers koos de Brabantse interieurbouwer ervoor om te speuren naar dit minder bekende model uit Italië. ‘Om eerlijk te zijn, wist ik ook niet van het bestaan af. Pas tijdens mijn zoektocht stuitte ik op de Indiana, die bij een particulier te koop stond.’
Toen Jack eenmaal in het bezit is van de Ducati kwam hij langzaam aan meer te weten over deze toch wel opmerkelijke chopper. ‘Een collega van me had een boek waarin allerlei wetenswaardigheden over Ducati stonden. Zodoende kwam ik erachter dat er niet heel veel Indiana’s rondrijden. En dat kan ook wel kloppen, want ik ben er zelf nog nooit eentje tegengekomen.’
Heel vreemd is het niet dat Van Gompel nooit een ‘bloedverwant’ is tegengekomen, want Ducati’s Indiana is toch een redelijk zeldzaam model met slechts 2.318 gemaakte exemplaren. De chopper werd slechts van 1986 tot en met 1990 geproduceerd, waarbij in het laatste productiejaar enkel een speciale uitvoering voor de politie in Bologna van de band rolde. Hoewel de Indiana geen ongelooflijke verkoopcijfers kon overleggen en vrij snel van het podium verdween, was de geboorte van het vreemde eendje wel te verklaren. Eind jaren tachtig was, vooral in Noord-Amerika, de chopper erg populair en ook Ducati wilde een graantje meepikken van die opmars. Of nou ja, eerder de Cagiva-groep. Via twee verschillende verkoopkanalen trachtte eigenaar Claudio Castiglioni succes te boeken op die specifieke markt. Morini kwam met de Excalibur en de New York, terwijl Ducati het via de Indiana voor elkaar moest zien te krijgen. Kort voor de bouw van deze chopper wist Castiglioni namelijk het merk uit Bologna aan zijn portfolio toe te voegen en dus is het niet vreemd dat er veel invloeden vanuit Cagiva werden doorgevoerd. Het ontwerp werd in Varese uitgewerkt en ook het frame was afkomstig van een Cagiva-model, de Elefant. Zonder blikken of blozen werden veel dezelfde onderdelen gebruikt, iets wat ook gemakkelijk te herkennen is als je de motor onder de loep neemt. De Indiana zit vol met olifantenlogo’s. Op de voorvork, het stuur en het luchtfilterhuis is het bekende beeldmerk van Cagiva te vinden. Hoewel er veel invloeden van Cagiva in de Indiana zitten, is er ook wel degelijk nog een belangrijk Ducati-onderdeel te vinden. Onder leiding van technisch directeur Massimo Bordi werd namelijk de 650cc-Pantah-V-twin met desmodromische klepbediening in deze chopper gelepeld. Het maximaal aantal pk’s werd teruggebracht naar 52 stuks, de nokkenastiming werd gewijzigd en de oorspronkelijke Dell’Orto-carburateurs moesten wijken voor een setje van Bing om de gasreactie zo soepel mogelijk te maken.
Stuk succesvoller
Hoewel Ducati met de Indiana helemaal geen verkeerde chopper neerzette, kwam de verkoop van dit model vooral in Amerika maar moeilijk op gang. Ook in ons land lijkt er nauwelijks interesse te zijn voor de Indiana, in de vorm van een 750. Mede door een flinke daling van de stevige introductieprijs van ƒ 14.990,- naar ƒ 11.500,- wist de Nederlandse importeur uiteindelijk toch de verkoop op gang te krijgen. Er moest zelfs een Amerikaanse partij 650’s (met mijlenaanduiding op de klokken) aan te pas komen, die met een gunstig prijskaartje van € 10.500,- bij de dealers kwamen te staan. De derde variant van de Indiana, een 350cc-twin, was enkel bestemd voor de Italiaanse markt vanwege een gunstiger belastingtarief.
Een doorslaand succes werd de Italiaanse chopper uiteindelijk dus niet, terwijl Ducati zeker geen slechte kwaliteit leverde door onder meer producten van bekende toeleveranciers te gebruiken. Brembo leverde de rempartij, terwijl de 40-millimeter-voorvork en de stereoschokdempers uit de fabrieken van Marzocchi kwamen. Ook voldeed de Italiaan aan haast alle choppervoorwaarden van die tijd. Niet enkel het uiterlijk met de traanvormige tank, het lage zadel en het hoge stuur klopte, maar ook op technisch vlak kwam de Ducati Indiana beslagen ten ijs. Met een naloop van 132 millimeter en een balhoofdhoek van 32 graden stond hij op gelijke voet met een concurrent als de Yamaha XV700 Virago. En uit de verschillende rijtesten was ook duidelijk op te maken dat deze Ducati prima stuurde en dat de rijder op pad werd gestuurd met een levendig V-twin-blok, begeleid door twee fraai klinkende Lafranconi-uitlaatdempers.
Het is dan ook moeilijk om de vinger op de wond te leggen waar het precies is misgegaan met de verkoop van de Indiana. Misschien was het koperspubliek niet gewend aan het feit dat Ducati ook met een chopper kon komen? Of hadden de Italianen toch niet echt een goed strategisch plan achter dit ‘graantje meepikken-model’ staan? Feit blijft dat ze al na vier jaar besloten om de stekker eruit te trekken. Ducati’s tweede poging blijkt in elk geval een stuk succesvoller te zijn. Hun huidige cruiser, de Diavel, lijkt hen geen windeieren te leggen. In 2011 kwam dit model op de markt en dat is nog altijd een sterke troef binnen de gevarieerde modellenlijn van Ducati. Knappe prestatie uiteraard, maar misschien ook wel te danken aan de ervaringen die Ducati op dit vlak had met de geflopte Indiana? Wie zal het zeggen?
Rijden met de Ducati Indiana
Eigenaar Jack van Gompel is zo vriendelijk om de sleutels van de Ducati Indiana aan mij te overhandigen, zodat ik een rondje met deze bijzondere Italiaan kan maken. Zonder enig probleem schudt de V-twin zichzelf wakker als de startknop is ingedrukt, maar heel krachtig pompen beide zuigers niet op en neer. Elke seconde heb je het idee dat de Indiana de interne arbeid wil beëindigen. Stationair blijft hij continu op het randje draaien, zoals een Harley dat ook graag doet overkomen. Als ik de dorpskern van het Brabantse Bergeijk achter me heb gelaten, kan ik voor het eerst de gaskleppen aan het werk zetten. Hoewel de Italiaanse chopper niet beschikt over een tsunami aan pk’s voelt de Indiana toch nog verrassend krachtig aan. De gasreactie is spot-on en zorgt ervoor dat deze Italiaan heel controleerbaar te rijden is. Duidelijk is dat het maximale koppel zich in het middengebied heeft verstopt, want daar is de acceleratie het meest pittig. De twin klinkt daarbij heel aangenaam via de standaard Lafranconi-uitlaten. Het gebruiksgemak van de Indiana wordt benadrukt door de koppeling en het bedienen van de vijfbak. Je schakelt heel gemakkelijk over naar een volgende versnelling. Ook bochten afdraaien lijkt de Ducati gemakkelijk af te gaan, maar door een plotselinge regenbui valt daar geen hard oordeel over te vellen. De chopper lijkt vrij gemakkelijk te sturen, maar wil wel wat in de bochten vallen. Tegenvallend is vooral de werking van de remmen. Het ontbreekt hem aan echte stopkracht. Je merkt dat de Brembo’s niet meer van deze tijd zijn en dus behoorlijk slap aanvoelen. Het is zeker niet dramatisch slecht, maar op dit vlak merk je vooral dat je te maken hebt met een motorfiets die eind jaren tachtig is ontstaan. Ondanks het korte proefritje op de Indiana zet ik met enige last aan de onderrug de motor weer voor Jacks garage. Het is een smetje op een chopper die toch vooral een positieve indruk achterlaat, ook dertig jaar na zijn geboorte. En o ja, dan is er nog die übervervelende suicide-jiffy… Continu blijf je dat gevoel houden dat je de jiffy misschien niet ver genoeg hebt uitgeschopt als je de motor in zijn ruststand wilt brengen. Je blijft de eerste paar seconden toch bang dat de kostbare Indiana een diepgravend bodemonderzoek gaat verrichten. En zo is het al eens misgegaan met deze Italiaan, weet Jack van Gompel te vertellen. Tijdens een onderhoudsbeurt ging de Indiana al eens tegen de grond. Jawel, te danken dus aan die suicide-jiffy.