Zo, meteen maar met de deur in huis: de Scrambler is de duurste niet. Zeker niet voor Ducati-begrippen: € 9.290,- moet de Scrambler kosten. Door welke bril je deze prijs ook bekijkt, scherp is ’ie. Kijk je naar andere vintage types als een Kawasaki W800 of Triumph Bonneville dan is de Ducati ietsepietsie goedkoper, kijk je naar ‘middenklassers’ met een vergelijkbaar slagvolume en/of motorvermogen, dan is de Scrambler op z’n minst concurrerend.
Basismodel is de Icon. Het is een van de vier vaste familieleden waarop de Scrambler-kurk nu drijft. De andere drie zijn de Urban Enduro, de Classic en de Full Throttle; dit zijn geen totaal andere motorfietsen, maar eerder interpretaties van Ducati zelf welke kant het allemaal uit kan met het Scrambler-thema. Je kunt het zo gek maken als je zelf wilt; variërend van een ander tankschildje, een set zijtassen, een koplamprooster tot spaakwielen en een crossstuur. Je hoeft trouwens geen afgestudeerd bouwkundige te zijn om zelf aan het verbouwen te slaan, alles is zoveel mogelijk ingericht op klik-klakwerkzaamheden. Duplo voor volwassenen.
Wat opvalt is dat de 803cc-twin lekker potent oppakt bij lage toeren. Laatste is niet geheel toevallig. Ducati heeft de inmiddels beproefde 11?-techniek (kortere klepoverlap) namelijk ook laten neerdalen op deze tweekleps-luchtkoeler, bekend uit de Monster 796. Dat zorgt voor een voelbare verandering in karakter. De desmo pakt lekker gretig op bij lage toeren en dat zorgt vooral in een ‘urban’ omgeving voor een aangename portie actie in de tent. Krijgt de Scrambler wat meer ruimte om de benen te strekken, dan merk je dat de twin niet extreem heftig naar z’n toptoeren en -vermogen (75 pk bij 8.250 tpm) snelt, maar gezien het inzetgebied van deze tweewieler is dat toch bijzaak. Tussen de 2.000 en de 6.000 tpm voelt het voller, en daar draait het om. Iets minder aantrekkelijk is de gasreactie.. Het voelt vanuit de dikke, enkele 50mm-gasklep iets te rukkerig. Ga je vlotter rijden (meer gaswisselingen), dan merk je er niet zo veel meer van, maar op constant tempo door stadverkeer is het hinderlijk aanwezig.
De stabiliteit is wel dik in orde. Ook in de keur aan lange, doorlopende bochten wijkt de Scrambler geen centimeter van z’n lijn, waarbij als prettige bijkomstigheid de grondspeling ook nog eens meer dan voldoende lijkt. Daarmee staat deze Duc direct al 5-0 voor in retroland. Koerswijzigingen gaan niet hypervlug, maar wel mooi in balans en vlot genoeg om ook de sportief georiënteerde hipster op z’n geëpileerde wenken te bedienen. Het Kayaba-veerwerk houdt ondanks de beperkte afstelmogelijkheden (alleen de veervoorspanning achter) zonder al te veel problemen het hoofd koel.
Remmen doet de Scrambler uit de kunst, het aangrijpingspunt is alles behalve heftig, maar bij doorknijpen bouwt de remkracht mooi progressief op. In geval van nood staat de gerenommeerde Bosch 9.1 ABS-module trouwens paraat.
Wie trouwens denkt dat Ducati wel beknibbeld zal hebben op de afwerkin komt bedrogen uit. Het ziet er prima uit. Mooie aluminium riem-covers, coole led-lichtpartijen voor en achter, geïntegreerde duohandgrepen, fraai lcd-dashboardje…; het riekt nergens naar ‘budget’. Het enige dat een beetje afbreuk doet aan het vintage-gevoel zijn de moderne ‘Multistrada’-knoppen op beide stuurhelften, knoppen die uitblinken in totale gevoelloosheid, niet alleen in beleving maar ook in bediening.
De Scrambler is een puike alleskunner die zowel op stuurvlak als in motorprestaties zijn retro-soortgenoten probleemloos op de pijnbank legt.
[justified_image_grid ids=21597,21598,21599,21600,21601,21602,21603,21604,21605,21606]