Hoe goed een knap ontwerp kan zijn, bewijst de V7 Racer. Strikt gezien is het niet veel meer dan een opgeleukte kleine Guzzi, maar jongens, wat is-ie geslaagd. Tegen alle verwachtingen in brengen de Italianen hem gewoon op de markt. Of moeten we zeggen: ‘haar?’
Prima donna betekent ‘eerste vrouw’ in het Italiaans. ‘First Lady’, zou je ook kunnen zeggen, al is dat een stuk flatteuzer dan het bijsmaakje dat wereldwijd aan de Italiaanse term kleeft. Meestal doel je met een prima donna namelijk op een verwend kreng, waarmee het lastig samenwerken is. Geldt dat dan ook voor de Guzzi V7 Racer? Ja en nee. Allereerst een hartgrondig ‘ja’ omdat ze absoluut niet praktisch is. Zeker in het Hollandse snertklimaat is de Guzzi overgeleverd aan de elementen. Je mag blij zijn als je oren niet spontaan als knipperlichten gaan fungeren, door al het vocht in de kabelboom. Maar als je je nieuwe vlam een ereplaats geeft in de woonkamer en alleen bij mooi weer gaat rijden, kan het misschien toch nog wat worden… Nog zonder erop gereden te hebben, begint het genieten al. De ontelbare details, stuk voor stuk minutieus onder handen genomen, zijn voor een ‘moderne retrofiets’ al haast te veel. Zelfs de concurrentie, die in hetzelfde kleine vijvertje probeert te vissen, heeft meer compromissen gesloten dan het merk met de adelaar.
Alle rode accenten, de onmiskenbare verchroomde tank, de logo’s, de schroefjes, klepjes en kapjes, het nummerplaatje op de kroonplaat, het volstrekt nutteloze beugeltje daaroverheen, de tellers, de geborsteld aluminium zijkapjes, het houdt niet op. Met enige goede wil zou je een willekeurige voorbijganger kunnen overtuigen dat je met een echte klassieker onderweg bent. Maar dan moet die voorbijganger niet in de gaten hebben dat er een schijfrem in het voorwiel zit of dat de carburateurs ontbreken. Met een klein beetje overredingskracht kom je er heus wel mee weg. Kortom, de V7 Racer is een plaatje en daarmee heeft Moto Guzzi al veel goodwill gekweekt.
De liefde druipt ervanaf, dus wat er ook gebeurt als je ermee op pad gaat, het moet wel goed zijn. Ten eerste omdat het toch een nieuwe machine is en daar dus weinig sleet in kan zitten en ten tweede omdat Guzzi al sinds jaar en dag motoren op vergelijkbare basis bouwt en dus weet hoe je zoiets nog acceptabel kunt laten rijden. Acceptabel, niet briljant. En dat doen ze met opzet, want een vlekkeloos rijgedrag zou ook weer niet stroken met de verwachting. Maar er moet niks afvallen of lostrillen, zo authentiek hoeft het dan ook weer niet. Stap je eenmaal op, dan merk je dat het toch wel even iets anders is dan de gemiddelde grijze middenklasser. De zithouding voelt nogal vreemd aan. Dat heeft alles te maken met de compromissen die Guzzi toch heeft gesloten en het frame dus niet al te heftig heeft verbouwd. Voor het mooie zouden de clip-ons misschien nog een tikje lager kunnen en de tank wat langer moeten zijn. Het gekke/mooie is dat je deze veeleisende dame al haar nukken vergeeft. Een nat zadel, trillen, kortsluiting, de rare zithouding, met liefde schaar je dit alles onder de noemer ‘karakter’, waar je elke andere machine genadeloos zou afkraken. En dat is nog wel het allerknapste, voor een retrofiets die eigenlijk niets goed doet.
De liefde druipt er vanaf, dus wat er ook gebeurt als je ermee op pad gaat, het moet wel goed zijn.
Gemaakt voor
Kroegtijgers. Het ding lijkt niet zomaar op een caféracer, het is er gewoon echt een.
Motor
Bij elk stoplicht sta je onwillekeurig aan het gas te draaien om de kenmerkende zwiep van de dwarsgeplaatste V-twin te ervaren.
Ware liefde roest niet
Laat ze maar kijken, jij zit op de mooiste motorfiets van 2011, of 1957, of ergens daartussenin. Ondanks dat het geluid aan de huidige maatstaven voldoet, heeft Moto Guzzi het toch voor elkaar gekregen het authentiek te laten klinken. En te laten voelen ook.