vrijdag 1 november 2024

Waarom de WorldSSP300 doet denken aan de 50cc

De WorldSSP300 heeft veel Nederlandse successen opgeleverd. Haast vergelijkbaar met de 50cc-succes in het verleden. Maar net als de ‘borrelglaasjes-klasse’ in de Grand Prix verdwijnt ook de WorldSSP300 van het toneel. Loris Veneman kon zelfd de derde Nederlandse Supersport 300-wereldkampioen binnen vijf jaar worden. Dit is helaas niet gelukt. Waarom zijn en waren Nederlanders zo goed in deze raceklassen? En wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen de WorldSSP300 en 50cc?

WorldSSP300 Jerez: Zilver voor Loris Veneman

Scott Deroue, Koen Meuffels, Victor Steeman, Jeffrey Buis en Loris Veneman hebben allen meerdere WorldSSP300-races gewonnen, de raceklasse die in 2017 zijn intrede deed. In 102 wedstrijden werd er 29 keer het Wilhelmus gespeeld. Dat is ruim 25%, een geweldig percentage voor zo’n klein motorsportland. Daarnaast werd Buis al twee keer (2020 en 2023) wereldkampioen, de enige rijder die dat ooit in deze categorie wist te presteren. Ook waren Deroue (3x tweede in het WK) en Steeman (1x tweede in het WK) dicht bij een wereldtitel. Veneman is dit jaar als tweede geëindigd in het klassement. Helaas kon de 18-jarige coureur uit Dalfsen in de laatste race van de onvoorspelbare WorldSSP300-klasse zijn opgelopen achterstand niet meer goedmaken. Het onvoorspelbare en regelmatig gevaarlijke aspect van de raceklasse, is ook één van de redenen dat WorldSSP300 eind 2025 ophoudt te bestaan. Daarover later meer. Maar waarom zijn Nederlanders zo goed in deze raceklasse?

Start van de 50cc-race tijdens de TT Assen 1971 met Nederlanders Jan de Vries (19), Jos Schurgers (20, Aalt Toersen (21), Nico Polane (23), Teunis Ramaker (25), Herman Meijer (27), Henk van Kessels (24) en Jan Bruin (28). Allemaal Nederlanders, maar Spanjaard Ángel Nieto (1) won de race.

Betaalbare route

Dat er in Nederland talent rondrijdt zal niemand over twijfelen, maar toch is het bijna onmogelijk om in de Grand Prix terecht te komen. Dat is alleen weggelegd voor de megatalenten, die daar samen met hun achterban/familie voor meer dan 100% voor gaan. Om dat te kunnen bereiken, moet je op zeer jonge leeftijd – vanwege het niveau en klimaat – Spanje of Italië moeten opzoeken. Een kostbare weg zonder enige zekerheid, waar veel durf en doorzettingsvermogen voor nodig is. Voor veel Nederlanders bleek de SSP300 de enige betaalbare route om op WK-niveau te racen. Via het IDM Supersport 300-kampioenschap of andere talentencompetities in Noord-Europa is het mogelijk om in deze WK-klasse te komen, ook omdat het instapbedrag aanzienlijk later ligt dan in de Moto3. Daarnaast is de WorldSSP300 in het leven geroepen als opstapklasse, wat de rijders perspectief gaf om verder te groeien naar de WorldSSP en wellicht WorldSBK. In de praktijk is de doorstroom vanuit de WorldSSP300 zeer mager gebleken. Maar deze klasse gaf Nederlandse talenten wel de kans – zoals nu Buis en Veneman – om op WK-niveau te excelleren. De klasse wordt ook gebruikt door rijders als laatste redmiddel om nog in een wereldkampioenschap te racen, zoals Deroue in het verleden heeft gedaan. Rijders uit Zuid-Europa en Azië kunnen vanwege de financiële mogelijkheden in de sport en het klimaat simpelweg langer vasthouden aan hun droom om Grand Prix-rijder te worden en komen daardoor minder snel in de WorldSSP300 klasse terecht.

Loris Veneman.

Overeenkomsten met de 50cc

De haalbaarheid voor Nederlanders om in de WorldSSP300 te kunnen racen, heeft veel overeenkomsten met de 50cc van vroeger. Al zijn er ook grote verschillen. Vanaf 1969 werden er veranderingen in het technisch reglement van de 50cc doorgevoerd, die vanuit Nederlands oogpunt zeer gunstig uitpakten. Er mocht vanaf dat moment enkel nog met één cilinder, zes versnellingen en een minimumgewicht van 60 kilo worden gereden. De Japanse fabrikanten trokken zich allemaal terug, wat voor kleine Europese fabrikanten kans gaf op succes. Nederland speelde hier qua technische ontwikkeling – denk aan Jamathi, Van Veen Kreidler en nog veel eigenbouwers en tuners – perfect op in. Ook waren er in Nederland genoeg mogelijkheden om op hoog niveau in deze klasse te racen, waardoor er veel talent naar de Grand Prix kon doorstromen. Maar bovenal was het betaalbaar, iets wat overeenkomt met de WorldSSP300 van nu. Qua techniek zijn de raceklassen totaal niet met elkaar te vergelijken, omdat de WorldSSP300 zo goed als uit standaard straatmotoren bestaat. In de 50cc stond het startveld vol met eigen ontwikkelde en getunede machines.

Begin jaren 70 domineerde Nederland de 50cc. Jan de Vries werd twee keer wereldkampioen (1971 en 1973) en Henk van Kessels éénmaal in 1974. Nadat Paul Lodewijkx in 1968 al vicewereldkampioen was geworden, werden er daarna ook vicewereldtitels voor Aalt Toersen en De Vries behaald. Tussen 1969 en 1973 eindigden er minimaal drie en vaak vier Nederlanders in de top-zes van het wereldkampioenschap. Maar de meeste wereldtitels gingen naar de Spanjaard Ángel Nieto, de grote plaag voor de Nederlanders in die tijd. Later in de jaren 70 werden de kosten steeds hoger en verdween ook snel de dominantie van de Nederlanders in de ‘borrelglaasjes-klasse’. Daarnaast gingen de nodige Nederlandse technici in het buitenland of voor een buitenlandse coureur werken. Weer een reden – net als in de WorldSSP300 – dat financiële mogelijkheden een cruciale rol spelen voor Nederlanders om wel of niet te kunnen presteren op WK-niveau.

Raceklassen verdwijnen

Een andere overeenkomst is dat beide raceklassen van het toneel verdwijnen. Voor de WorldSSP300 gebeurt dat eind 2025. De 50cc verdween werd met ingang van 1984 en werd vervangen door de 80cc. De wereldmotorbond FIM dacht dat daardoor meer motorfabrikanten – vooral uit Europa en Japan – in de lichtste Grand Prix-klasse actief zouden gaan worden. Het bleek een complete misrekening, want er kwamen nagenoeg geen nieuwe fabrikanten. Ook omdat in de Aziatische landen juist de 90- en 110cc-motoren van in de eerste plaats Honda (viertakt) en Yamaha populair waren en nog meer werden. Uiteindelijk verdween de 80cc-klasse in 1989 al na zes jaar. Het verschil met de 125cc-klasse was te klein geworden, nadat er in die categorie vanaf 1988 alleen maar met eencilinders gereden mocht worden.

Uit de officiële verklaring van de ‘Superbike-commissie’ over het verdwijnen van de WorldSSP300 en de komst van een nieuwe klasse in 2026 valt wel wat overlap met de 50cc te ontdekken: ‘WorldSSP300 heeft zijn missie volbracht om opkomend talent een duurzaam en betaalbaar platform te bieden voor deelname aan het wereldkampioenschap. Voortbouwend op dit succes is de introductie van de nieuwe klasse bedoeld om de sportieve en commerciële relevantie van de instapcategorie verder te vergroten. Een van de belangrijkste doelstellingen van dit nieuwe initiatief is om de doorstroom voor rijders naar de grotere klassen, met name naar het FIM Supersport World Championship (WorldSSP), te versoepelen. Door de prestatiekloof tussen de instapklasse en de tussenklasse te dichten wordt gestreefd naar een naadloze overgang voor rijders, waardoor hun ontwikkeling wordt gestimuleerd en ze worden voorbereid op de competitieve eisen van hogere categorieën. Bovendien is deze stap bedoeld om meer interesse van fabrikanten te wekken, door hen de mogelijkheid te geven machines te laten zien die een groeiend marktsegment weerspiegelen. De nieuwe klasse zal bestaan uit lichtvoetige motoren met krachtigere middenmotoren.’

Nabije toekomst

De WorldSSP300 wordt vanaf 2026 vervangen door wat momenteel bekendstaat als de ‘Sportbike’-categorie. In het Britse kampioenschap bestaat deze klasse sinds dit jaar al. Er wordt gereden met zwaardere motoren zoals de Aprilia RS660, Triumph Daytona 660, Yamaha YZF-R7 en Kawasaki Ninja 650. Het Duitse IDM-kampioenschap is voornemens om in 2025 ook te starten met de Sportbike-categorie, ter voorbereiding op de nieuwe WK-klasse in 2026. Ondanks de heldere verklaring van de Superbike-commissie zijn de belangrijkste redenen van het verdwijnen van de WorldSSP300 – naast het ontbreken van doorstroom naar de vervolgklassen – toch ook de gevaarlijke situaties en ernstige incidenten die er zijn voorgevallen. Het aantal rijders dat succesvol is doorgestroomd naar de WorldSSP is op één hand te tellen. Manuel Gonzalez en Adrian Huertas zijn goede voorbeelden, al hadden deze talentvolle Spanjaarden waarschijnlijk via een andere klasse ook wel de wereldtop bereikt.

Dat Buis ondanks inmiddels twee wereldtitels niet kon slagen in de WorldSSP, zegt veel over het niveauverschil tussen deze twee klassen. En misschien wel de belangrijkste reden; het racen met WorldSSP300-motoren is compleet anders. Door het lage vermogen is slipstreamen enorm belangrijk. Wanneer een rijder solo een seconde – of soms misschien wel twee – per ronde langzamer is, kan-ie vanwege de slipstream alsnog aanhaken bij kopgroep in de race. Dit maakt het voor de toprijders moeilijker om het verschil te maken. En doordat rijders met verschillende niveaus tegen elkaar strijden, zorgt dat voor onvoorspelbare situaties op de baan. De slipstreamduels zorgen tevens voor ontelbaar veel inhaalacties en hectische slotronden, waardoor er regelmatig ook iets misgaat. Helaas heeft deze klasse ook tragische ongevallen opgeleverd. Victor Steeman kwam in 2022 te overlijden na een crash in Portimão. Steeman had op dat moment nog een kleine kans om wereldkampioen te worden. Een jaar eerder overleed Dean Berta Viñales in Jerez. Deze crashes waren niet alleen te wijten aan de raceklassen, maar kwamen beiden voort omdat er zo dicht op elkaar geracet wordt. Beide rijders kwamen eerst ten val en werden geraakt door een andere rijder die kort achter ze reed. Gelukkig zijn er in de WorldSSP300 veel meer momenten geweest waar het allemaal net goed ging. Vaak zijn de races niet alleen spannend voor de winst, maar ook spannend of iedereen wel veilig aan de finish komt. Kortom, het type motoren zorgt voor spannende races, maar ook voor gevaarlijke situaties. En er is dus geen doorstroom. Hopelijk zal dit alles straks in de Sportbike-klasse beter zijn.

Vanuit ‘ons’ oogpunt zou het mooi zijn als deze klasse een relatief lage (financiële) instapdrempel blijft houden, zodat Nederlandse rijders goed kunnen blijven scoren op WK-niveau en wellicht zelfs makkelijker kunnen doorgroeien naar de WorldSSP. Maar allereerst kan Veneman nog de derde Nederlandse Supersport 300-wereldkampioen binnen vijf jaar worden. Naast Indonesiër Mahendra en Veneman maakt de Spanjaard Inigo Iglesias ook nog kans op de wereldtitel. Buis maakte lang tijd ook nog aanspraak, ondanks dat hij in Assen geen punten scoorde vanwege een zware crash. Een heftig moment dat gelukkig wel goed afliep. In Aragon verspeelde Buis de laatste kans op zijn derde wereldtitel. Het is zeker dat Nederland ook in het laatste jaar van deze klasse in 2025 nog een titelkandidaat aan de start brengt, aangezien Buis verlengd heeft bij het team van KTM Freudenberg. Veneman zien we volgens zijn vader Barry niet meer terug in deze klasse: ‘Loris en ik hebben altijd gezegd dat we twee jaar in een klasse racen en daarna willen doorstromen. Loris zal dus in 2025 geen WorldSSP300 meer rijden.’

Foto’s: Henk Keulemans, Henk Teerink, WorldSBK, Teams

Scott Deroue (midden) won de eerste World Supersport 300 race ooit verreden op Aragón in 2017. Ook tweede race in Assen won Deroue (zie foto) voor zijn landgenoot Glenn van Straalen (links) en de Italiaan Alfonso Coppola (rechts).

Stay tuned

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en mis nooit het laatste nieuws! Onze nieuwsbrief wordt iedere week op dinsdag (bij veel nieuws) en donderdag verstuurd.


Gerelateerde artikelen