Analyserend, rustig, punctueel, collegiaal, sociaal sterk en altijd op de hoogte van het laatste nieuws. Waar gaat dit heen, vraag je je misschien af? Nee, dit is niet het begin van een sollicitatiebrief – die heeft Jan Boer allang niet meer nodig. Sterker nog, hij heeft er nooit een nodig gehad. Dit is het verhaal van een man die al vijftig jaar lang artikelen en foto’s levert, eerst aan MOTOR en sinds 1979 aan MOTO73. Samen met Jan blikken we terug op een halve eeuw vol bijzondere anekdotes.
1. Ingezonden artikel
Hoe komt iemand met een HBS B- en HTS Weg- en Waterbouw-diploma bij een motorblad terecht? Sterker nog, Jan Boer heeft nooit in de sector gewerkt waarvoor hij heeft gestudeerd. Tijdens zijn opleiding begon hij al als freelancer in de motorsportwereld. En dat allemaal dankzij een ingezonden artikel. ‘Ik was in 1974 met een neef bij een 24-uursrace op Spa-Francorchamps. Toen een week later MOTOR uitkwam, stond daar helemaal niets over in. Ik vond het een bijzonder evenement, vooral omdat het dag en nacht doorging. Dus schreef ik een kort stukje en stuurde het op. In de brief gaf ik aan dat ik wel vaker iets zou willen maken. Niet lang daarna werd ik benaderd met de vraag of ik voor MOTOR de grasbaanraces wilde verslaan, omdat ik in het noorden van het land woonde. Ik maakte zowel de teksten als de foto’s. Nadat ik de foto’s had afgedrukt, bracht ik ze op maandagochtend naar het NS-station in Assen. Daar gaf ik de foto’s en het verslag in een zogenaamde treinbrief mee aan de conducteur van de trein naar Den Haag. Daar werd de treinbrief opgehaald door een van de redacteuren van MOTOR. Zo heb ik dat vier jaar gedaan. Ik versloeg ook andere races, maar grasbaanraces bleven de hoofdmoot.’

Hoe kwam je in aanraking met de motorsport, Jan?
‘Door mijn oma. Zij nam me mee naar de jaarlijkse internationale cross in Norg. Ik was toen vijf jaar. Op mijn twaalfde in 1964, ging ik voor het eerst naar de TT. Vanaf halverwege de jaren 70 had ik een perskaart. Sinds 1964 heb ik slechts één TT Assen gemist: in 1993. Toen was ik samen met mijn vrouw Ria op testmotoren bij de GP 250cc motorcross in Ierland.’
Je staat nu bekend als zeer punctueel met teksten en was later jarenlang eindredacteur. Maar je hebt dus eigenlijk nooit een communicatieopleiding gevolgd?
‘Nee, dat heb ik mezelf aangeleerd. Ik was altijd al precies met mijn teksten. Vanuit MOTOR was er destijds geen begeleiding: ik leverde mijn stukken in, en ze werden gewoon geplaatst. Ik had gelukkig Engels, Frans en Duits op school gehad, wat me enorm heeft geholpen tijdens het reizen en werken op internationale circuits. Veel later heb ik nog twee winters een avondcursus Italiaans gevolgd, omdat ik regelmatig crossverslagen maakte voor het Italiaanse magazine Motosprint. De jonge Italianen spraken in die tijd nauwelijks een woord over de grens, dus het was nodig om de taal te beheersen.’
Vijftig jaar Henk Keulemans in MOTO73: ‘Dit is altijd mijn manier geweest’
2. Dienstverband MOTO73
‘Ik ben in mijn leven maar bij één bedrijf in dienst geweest. En dat was ook nog eens na een sollicitatiegesprek dat eigenlijk geen sollicitatiegesprek was.’
Leg uit, Jan.
‘Na mijn studie werkte ik als freelancer in de motorsport. Naast MOTOR schreef ik ook voor regionale kranten en een aantal bladen, zowel foto’s als teksten. Maar dat was absoluut geen vetpot. Ik zag mezelf ook niet aan de slag gaan in de weg- en waterbouw. In 1979 was ik bij de WK-trial in Langelo en daar ontmoette ik Henk Keulemans. Hij wees me op een vacature bij MOTO73. “Dat is echt iets voor jou,” zei Henk. Een paar weken later ging ik op gesprek bij hoofdredacteur Coen Verburg. Die vroeg al snel: “Wanneer kun je beginnen?” Ik zei: “Komende zondag begint een nieuwe maand (1 april 1979), laten we dan maar beginnen. Dat ging allemaal razendsnel.’
Het lijkt in dit artikel misschien alsof je bijna alleen met sport bezig was, maar dat was niet je voornaamste taak, toch?
‘Klopt, doordeweeks zat ik op kantoor. Mijn werk bestond vooral uit bureauwerk: vaste rubrieken uitwerken en telefoontjes beantwoorden.’
Wat voor telefoon kreeg je in die tijd?
‘Nu zoekt iedereen alles op internet op, maar toen moesten mensen ergens anders hun informatie vandaan halen. Als ze iets niet in het blad konden vinden, moesten ze bellen. Dat kon van alles zijn, zoals het adres van een importeur. We kregen ook veel brieven met vragen die we moesten beantwoorden.’
Was je meteen enthousiast over je werk?
‘Ik ben geen dag met tegenzin gegaan. Vanaf het eerste moment mocht ik veel reizen, vooral naar cross-GP’s. In die tijd waren er enorm veel, omdat de 500cc, 250cc en 125cc elk hun eigen Grand Prix hadden. Ik deed verslag van allerlei motorsportdisciplines, altijd in combinatie met fotografie. En ik heb ook motortesten gedaan. Die afwisseling vond en vind ik geweldig. Ik ben geregeld met testmotoren naar buitenlandse GP’s geweest, zoals naar Finland, Engeland en Ierland, Frankrijk, Hongarije en Zweden.’
3. Telefoonlijnen in Argentinië
Voor de motorcross-GP’s mag Jan in de jaren 80 de wereld over reizen voor MOTO73. ‘De oplage van MOTO73 was in die tijd gigantisch en we hadden bij Uitgeverij Veldhuis in Raalte nauwelijks overheadkosten. Er was dus budget om te reizen.’
Wat was je meest bijzondere reis?
‘Heel bijzonder waren de trips in 85 en 86 naar de GP’s van Argentinië en Brazilië. Tussendoor had ik de gelegenheid om rond te kijken in Buenos Aires en Rio de Janeiro. De eerste keer in Salta (Argentinië), bij de voorlaatste GP waar de strijd om de 125cc-wereldtitel zich toespitste op Dave Strijbos en de Fin Pekka Vehkonen, waren er enorme problemen met de communicatie. Met een tijdverschil van vier uur was de wedstrijd om negen uur ’s avonds West-Europese tijd afgelopen. Mobieltjes, e-mail of internet waren er toen nog niet, dus moesten de verslagen telefonisch worden doorgegeven aan de kranten. Om de kosten in de hand te houden, had MOTO73 een deal gemaakt met De Telegraaf. Ik moest dus die krant bellen, maar collega’s moesten ook contact opnemen met het AD, ANP, Brabants Dagblad en media in Finland en Italië (Vehkonen reed op Cagiva). Het probleem? Er was slechts één telefoonlijn beschikbaar. Een gesprek moest vooraf worden aangevraagd en dat duurde enkele minuten. Dat zou nooit gaan werken en dat werd ons op zaterdag al duidelijk. We hebben daar met elkaar flink stampij over gemaakt. Diezelfde avond werd er een bijeenkomst belegd in ons hotel, waar organisator Reinaldo Cozzani, de burgemeester van Salta en de gouverneur van de provincie Salta aanwezig waren. Ze legden uit dat dit deel van Argentinië niet het meest ontwikkelde deel van het land was. Maar daar hadden wij geen boodschap aan. We maakten duidelijk dat onze bazen duizenden dollars hadden betaald om ons naar Argentinië te laten afreizen en dat we allemaal de zak zouden krijgen als we zondagavond ons verslag niet konden doorbellen en het moest doorschuiven naar de krant van dinsdag. Er werd toegezegd dat ze hun best zouden doen om de situatie te verbeteren. Zondagochtend op het circuit zagen we dat er zes telefoonlijnen waren geregeld, met Spaanstalige dames die de verbinding tot stand brachten. Een enorme verbetering—je hoefde niet meer te wachten op een lijn. Ik gaf Cozzani een compliment en vroeg hem of er het jaar erop mensen met talenkennis konden zijn, zodat we iets makkelijker konden communiceren. In 86 waren er inderdaad twee dames die Italiaans spraken, twee Frans en twee Engels. Met één van hen heb ik contact gehouden en als onderdeel van vakanties in Argentinië zijn we twee keer bij haar geweest. En zij is twee jaar geleden drie maanden bij ons geweest.’
4. Betrokken
Ik (Asse) schrijf sinds 2018 voor MOTO73. Wat me vanaf het begin opviel, is de enorme gedrevenheid bij jou en ook bij Henk (Keulemans), ondanks dat jullie inmiddels de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt.
‘Ik zou het liever betrokkenheid noemen. Na 2002 werden wij onderdeel van VNU, de voorganger van Sanoma. Zij hadden bladen als Margriet, Libelle en Donald Duck in hun assortiment. Ze hadden geen verstand van special interest en wilden dat bij ons leren—tenminste, dat zeiden ze. In de praktijk deden ze er niets mee. Ze snapten niet waarom wij zo graag voor dat ene blad wilden werken. Bij Margriet en Libelle stapten ze moeiteloos over naar een ander blad, maar bij ons lag dat anders. Wij zijn in de eerste plaats motorjournalisten en daarna pas journalist. Dat is, denk ik, bij veel bladen anders. Je moet ook niet naar uren gaan kijken.’
Hoe bedoel je dat laatste?
‘Nou, als je een weekend naar een buitenlandse Grand Prix gaat, heb je eigenlijk je veertig uur al gemaakt. Maar je kunt dan niet de rest van de week thuis gaan zitten, want het werk op kantoor moet ook gebeuren. In ruil voor een gewerkt weekend kreeg je één dag vrij, en dat was helemaal prima. Ik herinner me nog een extreem drukke week in september 1999. Andrea Bartolini was 500cc-wereldkampioen geworden, de eerste met een viertakt-Yamaha in de cross. We kregen een uitnodiging om de motor te testen in Italië. Ik ging daar samen met Willie van Wessel heen. Door slecht weer werd de test verplaatst en uitgesteld, waardoor alles langer duurde dan gepland. Ik was uiteindelijk nog geen 48 uur thuis en moest alweer door naar Brazilië voor de Motorcross der Naties. Dit werk doe je zeven dagen in de week; als er iets gebeurt, moet je kunnen schakelen. Dat is ook een bepaalde passie, denk ik.’
Op 1 mei 2014 kwam er na 35 jaar een einde aan je dienstverband bij MOTO73. Je had nog niet de pensioengerechtigde leeftijd. Waarom was dat?
‘De redacties van MOTO73 en MOTOR werden samengevoegd, en er was één redacteur boventallig. Ik was toen 62 jaar en heb een regeling kunnen treffen. Damiaan Hage was destijds hoofdredacteur en vroeg of ik bepaalde items wilde blijven maken. Dat heb ik gedaan en doe ik nog steeds.’
Waarom doe je het nog steeds?
‘Niet omdat ik niks anders te doen heb. Ik vind het gewoon leuk om te doen en Ria vindt het ook prima. Natuurlijk worden onze vakanties nog steeds deels bepaald door de motorsportkalender. Zo staan we een paar keer per jaar met de caravan op een camping in Norg als ik aanwezig ben bij een groot evenement op het TT Circuit Assen. En hetzelfde geldt voor motorcross-Grands Prix in Nederland of België.’
Wat zijn de leukste verhalen om te maken?
‘Achtergrondverhalen, uitzoekwerk; daar heb ik nu de tijd voor. Zoals bij het jubileumjaar van MOTO73 (2023), toen ik allerlei terugblikken kon maken, zoals over het drama van Monza in 1973 met Jarno Saarinen en Renzo Pasolini. Daar kan ik nu als het nodig is een week aan besteden en alle bronnen nalopen. Dat was vroeger onmogelijk. Ik vind dat prachtig om te doen. Zoals nu de serie De TTerugblik.’

5. Nederlandse crosswereldtitels
Wat was de mooiste tijd om in te werken, Jan?
‘Als je kijkt naar de cross, dan heb ik de topjaren van de Nederlandse successen meegemaakt. In die tijd ging ik naar bijna alle GP’s.’
Wat was het opvallendste moment?
‘Vooral het contrast tussen de 125cc-wereldtitels van Dave Strijbos in 1986 en John van den Berk in 1987 vond ik bijzonder. Strijbos werd wereldkampioen in Brazilië. Toen waren daar nog geen twintig Nederlanders bij aanwezig. Dat was wel speciaal, want na het behalen van de wereldtitel stond ik met hem in een telefooncel voor een interview voor het radioprogramma ‘Met het oog op morgen’. Een jaar later, in 1987, werd Van den Berk wereldkampioen in Oostenrijk. Dit keer waren er tweeduizend Nederlanders aanwezig. Bij het ophalen van onze perskaarten hoorden Peter van der Sanden en ik dat de organisator verheugd was over de “zeer grote belangstelling van de Nederlandse pers”. Er bleken zich zo’n twintig ‘persbureaus’ uit Brabant te hebben aangemeld. Geen van allen was echt, dus we hebben ze allemaal van de lijst verwijderd. Wereldkampioen is wereldkampioen, maar het is nóg mooier als je het samen met mensen kunt vieren. Er is niets mooiers dan een titel winnen in eigen land, zoals Jeffrey Herlings in Assen.’
Wat zijn nog meer bijzondere locaties waar je bent geweest?
Begin jaren 80 mocht ik drie keer naar Daytona. MOTO73 organiseerde destijds samen met De Telegraaf reizen, en er gingen soms wel duizend mensen mee. Dat was een compleet andere wereld, ik heb daar echt van genoten. Mee met het team van Johan van de Wal naar de 8 Uur van Suzuka was een belevenis. Het volgen van een trainingsschool van Jan Postema in Thailand was een speciaal iets. Dichter bij huis was een reportage over de motoren op het ijs bij de Elfstedentocht van 1997 iets heel anders dan wat ik tot dan toe had gedaan. De cross-Grand Prix in Leningrad (nu Sint-Petersburg) was een bijzondere ervaring. Omdat we ’s avonds na de race op tijd weer bij de grens moesten zijn, had onze tolk begeleiding geregeld om ons door Leningrad te loodsen. Anders waren we waarschijnlijk te laat gekomen. Lange tijd was onduidelijk hoe die assistentie eruit zou zien. Uiteindelijk stond er een man met lang haar en een oude auto op ons te wachten. Het bleek iemand van de geheime dienst te zijn. Alle stoplichten gingen voor ons op groen en reden we met 70 km/u door de stad. We kregen van hem nog een fles wodka mee en waren ruim op tijd bij de grens.’
Het was in die tijd vaker haasten om weer naar huis te komen, toch?
‘Ja, je moest maandagochtend weer terug zijn, want je schreef je verhaal pas op kantoor. Een typemachine meenemen in het vliegtuig was sowieso geen optie. En in een hotel ’s avonds typen was met al dat lawaai ook geen goed plan. Het waren soms zware en lange nachten in de auto. Ik herinner me nog goed dat ik een keer op zondagavond uit Luxemburg terugkwam. Ik woonde in Nijverdal. Toen ik daar ruim harder dan 50 km/u het dorp in reed, maande ineens een politieagent me tot stoppen. Hij keek me aan en vroeg gekscherend: “Mag ik uw vliegbrevet zien?” Hij had wel humor. Ik legde uit waar ik vandaan kwam en dat ik alleen nog naar de andere kant van Nijverdal moest. “Kruip jij maar gauw in bed,” zei hij. Ik had me correct opgesteld en dat scheelde me een flinke bekeuring.’
6. Communicatievoorzieningen
‘Op het gebied van communicatievoorzieningen is het nu zoveel beter dan vroeger. Tegenwoordig kun je alle uitslagen online vinden, maar dat was vroeger wel anders.’
Kun je daar een paar praktische voorbeelden van geven?
‘Stel je voor: het enige kopieerapparaat in het perscentrum ging kapot. Dan werd de uitslag op het raam geplakt en stonden alle journalisten die met de hand in hun notitieboekje over te schrijven. Of in 1984 bij de 250cc-cross-Grand Prix in Engeland. Diezelfde dag was er ook een GP-125cc in Duitsland. Kees van der Ven deed het op dat moment erg goed in die klasse. De enige manier om iets te weten te komen over die race was door te bellen. Ik had een telefoonnummer van het perscentrum in Duitsland, dus ik vroeg aan de Engelse perschef waar ik kon bellen. Zijn antwoord was: “Well sir, take your car, leave the paddock, turn left, and the first pub on your left has a public telephone.” Er was daar gewoon geen andere mogelijkheid.’
Dat moet ook weleens frustrerend zijn geweest.
‘Er was in die tijd nog geen centrale promotor bij de cross. Elke organisator regelde alles op zijn eigen manier, wat enorme verschillen opleverde tussen de faciliteiten bij de ene GP en de andere. Samen met Peter van der Sanden en de Fransman Pascal Haudiquert (beiden ook al een halve eeuw actief) heb ik daarom de IMPA opgericht: de International Motocross Press Association. Soms waren de werkomstandigheden in het perscentrum ronduit slecht en de uitslagenvoorziening matig tot waardeloos. Met de IMPA wilden we organisatoren wijzen op essentiële zaken voor journalisten, zoals een fatsoenlijke werkplek en goede toegang tot informatie. We kregen steun en erkenning van de FIM. De IMPA bestaat nog steeds.’
Naast journalist heb je ook andere rollen in de motorsport.
‘Ik ben meer dan twintig jaar perschef geweest bij de cross-GP van Valkenswaard. Tegenwoordig vervul ik diezelfde functie bij de MXGP van Arnhem (dit jaar op 23 en 24 augustus). Dat betekent dat ik de publiciteit verzorg voorafgaand aan de wedstrijd en tijdens het evenement ervoor zorg dat de aanwezige journalisten optimaal kunnen werken. Sinds mijn pensionering heb ik tijd gevonden voor nog andere bezigheden. Ik ben actief als redacteur van het magazine van de Nikon Club Nederland. Vier keer per jaar verschijnt dat, waarvoor ik verhalen redigeer en zelf ook artikelen schrijf. Daarnaast ben ik lid van de Club Race Commissie (CRC) van de Ducati Club Nederland. De CRC organiseert elk jaar eind mei (dit jaar van 23 tot 25 mei) op het TT Circuit Assen de Ducati Club Race, qua deelnemers de grootste race van het jaar in Assen. Ook schrijf ik af en toe iets voor Strada, het blad van de Ducati Club Nederland.’
7. TT-moment
Jan, in 2025 viert de TT Assen haar 100-jarig jubileum. Jij hebt zelf veel van die edities meegemaakt. Welke TT was voor jou het meest bijzonder?
‘Mijn eerste TT Assen in 1964 kan ik me nog goed herinneren. De Argentijn Benedicto Caldarella reed toen mee. Met zijn Gilera pakte hij zelfs de bermen mee! Maar voor mij was het hoogtepunt de overwinning van Paul Lodewijkx in 1968. Ik zat op de Hoofdtribune en zag hoe Lodewijkx vlak voor mijn neus wereldkampioen Hans Georg Anscheidt passeerde en de TT won. Later hadden we meer Nederlandse zeges, maar nooit meer zo’n grote verrassing als deze. Zijn Jamathi was in een schuurtje in elkaar geknutseld en daarmee wonnen ze van de wereldkampioen. Dat maakte het speciaal.’
En qua werken, welke TT sprong er voor jou uit?
‘Dat was de door corona beïnvloede TT van 2021. Iedereen zat op zijn eigen eilandje. Ik had net op tijd mijn vaccinaties gehad, waardoor ik niet telkens hoefde te testen, maar de bewegingsvrijheid was minimaal. Eigenlijk mocht je alleen in het perscentrum zijn en dat is niks voor mij. Ik vind het mooi om onder de mensen te zijn en informatie te verzamelen voor mijn verhalen. In al die jaren is er veel veranderd, zeker met de komst van internet en digitale fotografie. Maar één ding blijft altijd hetzelfde: je moet gewoon een goed verhaal maken en dat hoop ik nog een aantal jaren te mogen doen.’
Foto’s: Jan Boer, Massimo Zanzani, Goes van Goethem, Peter van der Sanden, David Goldman