Henk Keulemans loopt het langst van iedereen mee in het huidige MotoGP-rennerskwartier. Sinds eind jaren 60 is hij werkzaam in het wereldkampioenschap wegrace en in september 1974 publiceerde Henk zijn eerste foto in MOTO73. Daarna volgden er ontelbare publicaties met uitgebreide verhalen en unieke foto’s in het motorblad. Vijftig jaar na zijn eerste foto in MOTO73 is alles in de Grand Prix veranderd. Behalve Henk.
Wat mogen we van Collin Veijer in de Moto2 in 2025 verwachten?
De eerste publicatie in Moto73
Ondanks dat Henk slechts 22 jaar was toen zijn eerste foto in MOTO73 werd gepubliceerd, was het Grand Prix-rennerskwartier voor hem al bekend terrein. Als tiener kwam de import-Drent via via in aanraking met de motorsportwereld. Eerst de cross, maar Henk was helemaal verkocht toen hij in 1966 vanuit zijn toenmalige woonplaats Emmen met een vriend op de fiets naar de trainingen van de TT Assen ging. Henk legt uit: ‘Het was de periode van de “The Golden Age” van Honda met rijders als Jim Redman en Mike Hailwood, maar ik was helemaal gefascineerd door de 50cc. Vooral de Honda RC115. Eigenbouwmachines, of het nou in de 50cc of bij de zijspannen was, trokken mijn aandacht. Zo ben ik uiteindelijk later in de jaren 60 betrokken geraakt bij Jamathi van Jan Thiel en Martin Mijwaart. Ik ging helpen bij het team, bestickerde de machines en deed allerlei hand- en spandiensten. Zo kwam ik al regelmatig bij de Grand Prix. Ook maakte ik foto’s, al zat ik toen nog steeds op school. Coen Verburg was de eerste hoofdredacteur van MOTO in 1973, maar ik ken hem al van 1972. Verburg zat toen nog bij het blad Motor en had daar de actie ‘Een tank benzine voor Jamathi’ opgezet. Voor de actie had ik de sticker ontworpen en leerde zo Verburg kennen. In 1974 kreeg Boet van Dulmen tijdens de Finse GP de beschikking over een fabrieks-MZ in de 250cc-klasse. Verburg wist dat en wilde graag een foto bij zijn artikel. Daarvoor benaderde hij mij en ik had de gevraagde foto.’ Bij zijn eerste publicatie in MOTO73 werd wel duidelijk dat de redactie Henk nog niet zo goed kende, want Keulemans werd als Ceulemans geschreven. Typerend, aangezien Henk zelf altijd superscherp op dat soort zaken is. ‘Waarschijnlijk is het verkeerd gegaan vanwege Raymond Ceulemans, het Belgische biljartfenomeen, die ook in Nederland heel bekend was’, verklaart Henk. ‘Na deze eerste publicatie ben ik langzaamaan ook gaan schrijven voor MOTO73, dat deed ik daarvoor al voor de Emmer Courant en later ook die van Assen, waardoor ik Jaap Timmer leerde kennen. De Grand Prix van Finland in 1974 was naast mijn eerste publicatie in MOTO73 tevens de laatste officiële Grand Prix van Jamathi. Jan (Thiel) en Martin (Mijwaart) gingen in 1975 voor Piovaticci in Italië werken. Ik moest van mijn ouders eerst mijn studie afmaken; 30 mei behaalde ik mijn diploma, 31 mei was ik jarig en 1 juni zat ik in Pesaro. In Italië waren in die tijd veel constructeurs en coureurs waarover ik ook verhalen kon schrijven. Daarnaast bezocht ik meer en meer races. Dit alles zorgde ervoor dat ik later in de jaren 70 steeds meer verslagen en foto’s voor MOTO73 ging leveren.’
Haast in het pre-digitale tijdperk
Door alle digitale mogelijkheden is het tegenwoordig een fluitje van een cent om teksten en foto’s op de redactie van MOTO73 te krijgen, maar Henk heeft heel anders meegemaakt. ‘Voordat we internet hadden, moesten we zorgen dat maandagochtend alle teksten en fotorolletjes in de bus van de MOTO73-redactie in Raalte lagen. Ook leverde ik na de zege van Wil Hartog in Assen (1977) verhalen voor het landelijke dagblad Het Parool. Deze teksten moest ik zondagavond vanuit een telefooncel doorbellen. Op de heenreis naar de Grand Prix schreef ik in een schriftje waar de telefooncellen waren en vooral die waar je teruggebeld kon worden. Anders moest je maar muntjes blijven gooien. Als we bijvoorbeeld terugreden van Zweden of Finland wist ik in Denemarken een telefooncel. Ik belde de telefoniste van Het Parool en werd daarna door een sportredacteur teruggebeld. Het doorbellen van namen ging letter voor letter. Stel Marco Lucchinelli had gewonnen, dan zei ik: “Marco Lucchinelli; Marie, Anton, Richard, Cornelis, Otto.” En daarna ging ik verder met het spellen van zijn achternaam. Je kan je voorstellen dat dit vrij precies moest en tijdrovend was. Ook moesten we altijd zo snel mogelijk na de Grand Prix weg om een vlucht te halen of we reden de hele nacht door. Dat leverde nog wel eens een hilarisch moment op. In 1982 was ik met drie andere journalisten op het vliegveld van Madrid aan het wachten op de avondvlucht naar Amsterdam. We waren bij de Grand Prix op Jarama geweest. Er waren al diverse vluchten vertrokken, maar die konden wij niet halen omdat we het verslag nog moesten maken. We zaten te eten toen mijn naam werd omgeroepen. Ik ging naar de balie en daar werd mij verteld dat we enige passagiers op de vlucht zouden zijn. We konden dus eerder vertrekken. Het werd een soort privévlucht en we mochten bij Parijs in de cockpit kijken. Een jaar later waren we op Monza. We waren op weg naar het vliegveld, maar stonden met zijn drieën in een klein Fiatje in de file samen met 100.000 Italianen die ook bij de Grand Prix waren geweest. Het leek erop dat we de vlucht gingen missen, waardoor ik het verhaal en de foto’s niet tijdig bij MOTO73 kon krijgen. Er stond in de file een motoragent voor ons. Ik ging naar hem toe en legde ons verhaal uit. Hij wilde wel helpen. De zwaailamp en de sirene van de Moto Guzzi gingen aan en wij volgden. Via de stoep en de berm gingen we de file voorbij. Toen we aankwamen bij het vliegtuig waren de deuren al dicht, maar die werden weer geopend en zo konden we alsnog mee. Naast mijn werkzaamheden in de motorsport was ik ook nog leraar op een basisschool. Nooit fulltime, zodat ik wel naar de races kon. Toen Egbert Streuer en Bernard Schnieders voor de eerste keer wereldkampioen werden in Zweden (1984) had ik een druk weekend. We hebben de hele nacht doorgereisd om alles op tijd bij MOTO73 te krijgen. Op de boot had ik het verslag gemaakt, maar ik moest die maandag ook nog voor de klas staan. Ik gaf les aan groep 3 en we waren met het kringgesprek bezig totdat één van de leerlingen zei: “De meester slaapt.” En dat was zo…. Het was af en toe wel gekkenwerk, maar toen vond je dat heel normaal. En ik zou het zo weer doen.’
De wereld over
Wanneer we Henk vragen naar hoeveel GP’s hij in zijn leven heeft bezocht, dan weet hij dat niet exact. Wel is hij inmiddels de langstzittende journalist in het perscentrum. Sterker nog: niemand loopt langer mee in het huidige Grand Prix-paddock dan de 72-jarige mediaman uit Nederland. Bijzonder! Na wat uitzoekwerk komt Henk wel met een aantal indrukwekkende statistieken over zijn GP-bezoeken. ‘Vanaf het begin van het wereldkampioenschap wegrace in 1949 hebben er op 74 verschillende circuits GP’s plaatsgevonden. Daarvan ben ik op 48 circuits in 25 verschillende landen geweest. En op veel van die circuits ben ik heel vaak geweest.’ Henk bezocht praktisch alle GP’s in Europa, maar kwam daarnaast onder andere ook in Zuid-Afrika, Maleisië, Indonesië, Qatar, Thailand, Amerika, China, Japan en Australië. Hij ging de hele wereld over en probeert dat ook zodanig vast te leggen in zijn fotografie. ‘Ik vind het mooi om het karakteristieke van een circuit te laten zien. De spoorwegovergang in Imatra bijvoorbeeld. Wanneer het regende stond ik samen met mijn kameraad Yves Jamotte regelmatig vanuit een stilstaande treincoupé te fotograferen. Geweldig! Yves heeft trouwens een belangrijke bijdrage geleverd aan de digitalisatie in de Grand Prix, ook voor MOTO73. Ook Opatija (voormalig Joegoslavië) vond ik bijzonder. Daar reden ze met hun schouders langs rotsblokken, zoals je tegenwoordig nog op het eiland Man ziet. Ik probeerde naast het circuit ook mensen vast te leggen. Daarom vind ik nu Thailand vanwege de cultuur prachtig om te bezoeken. Ik hou van foto’s waaraan je kan zien waar het is. De laatste jaren kies ik zelf waar ik heen ga. Jerez en Misano vind ik leuk om jaarlijks te bezoeken. Ook omdat ik daar veel vrienden heb. Daarnaast probeer ik naar nieuwe locaties op de kalender te gaan. Zo was ik bij de eerste Grand Prix in Qatar in 2004. Spa-Francorchamps was vroeger heel bijzonder, maar van de huidige circuits op de kalender gaat voor wat de fotografie betreft mijn voorkeur uit naar Phillip Island. Maar wel enkel met goed weer!’
Karakterfiguren
‘Wat mij opvalt is dat er nog maar weinig karakters in het GP-wereldje zijn’, begint Henk wanneer hem gevraagd wordt naar de verschillen tussen vroeger en nu. ‘Vroeger had je rijders als Kenny Roberts, Barry Sheene, Kevin Schwantz, Randy Mamola en Marco Lucchinelli. Van de laatste tijd waren Valentino Rossi, Jorge Lorenzo en Casey Stoner ook nog echte karakters. In de huidige MotoGP vind ik Marc Márquez nog een sterke persoonlijkheid en ik hoop dat Pedro Acosta er één gaat worden. Ik wil daarbij Pecco Bagnaia niets tekortdoen, want mensen zijn zoals ze zijn en dat moet je ook niet willen veranderen. Het betekent niet dat vroeger alles beter was, zoals sommigen zeggen. Het is nu anders, maar je kunt bijvoorbeeld als coureur in deze tijd wel beter je boterham verdienen dan vroeger. En het zijn niet alleen de rijders, maar ook buiten de baan zijn veel karakters verdwenen. Een manager als Carlo Pernat is er nog, dat vind ik een mooi voorbeeld van een uitgesproken karakter. Maar daar zijn er maar weinig meer van. In de moderne wereld van nu is het vrije er wel een beetje vanaf door de komst van perschefs, managers, commerciële belangen en sociale media. Vroeger konden rijders nog wel eens gekke dingen uithalen of een keer echt hun mening geven, dat zie je nu nog maar zelden. En wanneer dat gebeurt, dan worden ze op hun vingers getikt. Bijna alle journalisten en fotografen van mijn generatie zijn niet meer op de circuits. Vroeger hielpen we elkaar met foto’s en verhalen, dat was bijzonder. Dat zie je nu weinig meer. Door de komst van snelle websites en nieuwe communicatietechnieken is alles anders geworden. Je moet tegenwoordig ruim van tevoren een interview aanvragen en dan mag je maar tien minuten met een rijder zitten. Daar heb ik niet zoveel zin meer in en daarom focus ik mij vooral op het maken van foto’s en achtergrondverhalen. Dat vind ik nog steeds leuk om te doen en daarbij komt mijn gigantische archief goed van pas.’
Een neus voor de juiste plek
Ik (Asse) heb van dichtbij al vaak mogen meemaken dat Henk op de juiste plek stond om een beslissende foto te maken. Ik zag dan op het tv-scherm een belangrijk moment gebeuren en dacht: zou Henk daar staan? Maar eigenlijk wist ik het antwoord al. ‘Dat is een combinatie van ervaring en vooruitdenken. Je moet goed kijken naar de race en dan een inschatting maken van waar er iets kan gebeuren. Maar mijn beste foto moet ik nog maken, anders kan ik nu wel stoppen’, grapt Henk. ‘Het is mooi als je als één van de weinigen op de juiste plek staat, maar ik heb lang niet alles gepubliceerd.’ Vertel! ‘Nou in 1981 op Rijeka overleed Michel Rougerie voor mijn ogen, doordat hij werd aangereden door een andere rijder. Deze negatieven heb ik verknipt en nooit gepubliceerd. Een jaar later hadden Barry Sheene en Jack Middelburg een ernstig ongeluk op Silverstone. Ik heb toen alleen de motoren en niet de rijders gefotografeerd. Toen ik Sheene er later over sprak zei hij: “Je had een fortuin kunnen verdienen.” Ik reageerde dat ik ook gelukkig was zonder een fortuin.’ Maar wat is Henks geheim om het zo lang vol te houden? ‘In de eerste plaats om plezier te hebben in wat je doet. Ik denk ook correct zijn en niet altijd alles meteen willen schrijven. Soms is het beter om dat op een later moment te doen. Toen Wilco Zeelenberg in 1992 naar Lucky Strike Suzuki ging, wist ik dat al tijdens de TT Assen van 1991. Ik zag toen Ron Reinders (van Lucky Strike Nederland) bij Wilco in het motorhome zitten. Ron vroeg mij om het stil te houden en dat heb ik gedaan. Dat werkt later weer in je voordeel. En ik heb altijd goede contacten en vertrouwensrelaties met coureurs gehad. Eddie Lawson was bijvoorbeeld voor velen moeilijk benaderbaar, maar ik zat in 1988 met de Amerikaan wel twee uur in zijn motorhome te praten toen hij mij tussen neus en lippen door probeerde te vertellen dat hij Yamaha ging verlaten. En bijvoorbeeld in 1994 zat ik te eten in mijn hotel in Maleisië toen Max Biaggi in z’n eentje de eetzaal binnen kwam en vroeg “Can I join you?” We hebben het toen bijna niet over motorsport gehad. En door mijn interesse voor techniek heb ik goede relaties met technici opgebouwd. Ik heb veel respect voor Jeremy Burgess en ik spreek tegenwoordig nog zeer regelmatig met Gigi Dall’Igna. Ook heb ik al jarenlang een speciale band met ontwerper Aldo Drudi. Zo iemand en ook technici blijven over het algemeen langer in de paddock dan coureurs en hebben een andere instelling, waardoor je er beter een band mee kunt opbouwen. Dat ik in 2004 op uitnodiging van Honda hun raceafdeling in Asaka mocht bezoeken, zie ik als één van de hoogtepunten in mijn journalistieke racecarrière.’
Interview Lotte van Drunen: alles in het teken van de cross
Nederlandse zeges en meeste indruk
Waarom ben je zo lang bij MOTO73 gebleven? ‘Als freelancer heb ik altijd goede afspraken met de redactie kunnen maken en het was lange tijd goed te combineren met mijn baan als parttime leraar. Ook was en is mijn langjarige vriendin Marchien een groot racefan. En dat is zeker een voordeel. Ik vind de sport mooi en vooral dynamisch, ik kan op plekken komen waar bijna niemand kan komen en vind het geweldig om dit op de foto vast te leggen. Maar ik heb wel andere aanbiedingen gehad. Ook buiten de journalistiek.’ Vertel. ‘In 1982 is HRC (Honda Racing Corporation) opgericht. Een jaar eerder werd ik gevraagd of ik eventueel teammanager wilde worden. Dat heb ik niet gedaan, omdat ik dan niet meer met mijn camera langs de baan kon lopen. Ook hebben Loris Capirossi, Kenny Roberts Jr. en Valentino Rossi begin deze eeuw gevraagd of ik rijdersvertegenwoordiger wilde worden. Ik vond het een eer, maar heb het afgeslagen.’ Als je terugkijkt naar al die jaren, wat vind je dan bijzonder? ‘Dat ik vanaf de TT-overwinning van Wil Hartog in 1977 maar één Nederlandse GP-zege heb gemist. Ik was er alleen niet bij toen Hans Spaan in 1990 op Suzuka (Japan) won. Voor de rest heb ik niet alleen alle zeges van Spaan meegemaakt, maar ook die van Jack Middelburg, Boet van Dulmen, Wilco Zeelenberg en alle overwinningen van Egbert Streuer met Bernard Schnieders of Gerrit de Haas als bakkenist. Ook tot nu toe wint Collin Veijer alleen als ik erbij ben en heb zo unieke foto’s. Hopelijk voor hem gaat dit nog veranderen. Daarnaast vind ik het mooi om te merken dat mensen blij worden van de verhalen of boeken die ik heb gemaakt of aan heb meegewerkt. Dan besef je dat ik mij in een wereld mag begeven die voor een motorsportfan ongrijpbaar is. Voor hen zijn het helden, maar voor mij zijn het mensen met dezelfde passie.’ Welke coureur heeft in al die jaren de meeste indruk op je gemaakt? ‘Dat is toch wel Jarno Saarinen. Dat komt denk ik ook door mijn leeftijd op dat moment. Ik was begin twintig. Giacomo Agostini domineerde de GP’s en toen kwam er ineens een sympathieke Fin met een geweldige rijstijl, een leuke vrouw en schitterende Yamaha’s die beter waren. En dan was er helaas natuurlijk zijn vroegtijdige overlijden. Het is door de verschillen van toen en nu onmogelijk te zeggen wie de beste rijder ooit is. Dat doe ik dus ook niet. Maar Saarinen heeft op mij wel de meeste indruk gemaakt.’
Foto’s: Henk Keulemans
Heerlijk artikel, heerlijke foto’s! Respect voor alle reizen en belevenissen. Volgens uw eigen logica: wens ik dat u nog lang in actie mag zijn, op weg naar die beste foto! Dan kunnen wij ook nog lang genieten.
Dank voor de complimenten!
En ik doe m’n best nog een tijdje door te gaan.
Groet,
Henk Keulemans