Een nieuw wegraceteam is op zich niet zo heel bijzonder, maar wanneer je hoort dat het om het eigen team van Tristan Lentink gaat, is alles ineens speciaal. Want hoewel Tristan behoorlijk wat succes wist te behalen in zijn wegracecarrière en ook als rijderscoach, is hij helaas vooral bekend vanwege de verschrikkelijke startcrash tijdens een wedstrijd in het bijprogramma van de Dutch TT 2010. Elke Nederlandse wegraceliefhebber kan de opgestoken hand van hem en de angstaanjagende klap die volgde, nog zo voor de geest halen. Tien jaar later kijken we met Tristan terug en natuurlijk ook vooruit.
Tristan
De crash heeft mij gemaakt tot wie ik ben en dat is echt niet alleen negatief
Hoewel het volgens het officiële tijdschema slechts om een wedstrijd in het bijprogramma van de Dutch TT ging, was de ONK Supersport-wedstrijd voor Nederlandse coureurs jarenlang de belangrijkste race van het jaar. Het MotoGP-paddock met al z’n luxe, de aanwezigheid van mannen als Valentino Rossi en vooral de nog altijd stampvolle tribunes en taluds. Alles was anders dan tijdens een normaal ONK-weekeinde en dat resulteerde in 2010 in een deelnemerslijst met liefst 46 namen. Onder wie met nummer 78 de toen nog vrij onbekende Tristan Lentink uit Apeldoorn, op een Honda van Domburg Racing. Natuurlijk kende iedereen in de wegrace de naam Lentink al, maar dan door vader Hennie. Tristan was na de SV-Cup en een jaar Cup-races in het Supersport echter bezig aan een sterk debuutjaar in het ONK Supersport. Al twee keer wist hij een achtste plaats te behalen tussen mannen als Roy ten Napel, Nigel Walraven, Kervin Bos en Raymond Schouten. Met de vijfde plek in de kwalificatie liet hij op de TT-vrijdag nogmaals zien dat hij echt talent had, zeker omdat de onderlinge verschillen klein waren. Stiekem dacht hij daarom zelfs aan het podium wanneer, nadat Jorge Lorenzo de TT had gewonnen, het ONK Supersport aan de beurt was.
Maar precies op het moment dat het rode licht doofde, bleef de Honda van Tristan staan. Zijn fantastische vijfde startplek werd ineens een nachtmerrie. Achter hem stonden dik veertig man die allemaal maar één ding wilden en dat was zo snel mogelijk naar de Haarbocht. Wanhopig stak Tristan nog zijn hand in de lucht en probeerde achterom te kijken, in de hoop dat iedereen ’m zag. Als bij een wonder leek dat te gebeuren, tot de hel losbrak in Assen. Lentink werd aangetikt en kwam ten val waarna hij vol werd aangereden. De twee andere rijders die betrokken waren bij de crash, Reinoud van Zadelhoff en Eric Ott, stonden als bij een wonder alweer snel op, maar met Tristan was het helemaal mis, nadat hij met 146 kilometer per uur vol in zijn lichaam geraakt werd. Dokter Costa, van de MotoGP, had in het medisch centrum slechts drie seconden nodig om te concluderen dat Tristan naar het Universitair Medisch Centrum Groningen moest. En snel, dus werd politie-assistentie opgetrommeld voor het vervoer.
Dagenlang lag hij vervolgens kantje-boord en pas na een paar dagen ontwaakte hij uit zijn coma. Een moment dat Tristan nog zo terug kan halen: ‘Ik had echt overal pijn, sliep niet en kon helemaal niets. Zelfs een morfinepomp hielp niet, waardoor ik een directe spuit in mijn been kreeg en daar leefde ik op. Met zo’n spuit kon ik haast gewoon naar huis lopen. Wekenlang leefde ik op die manier. Pas in het revalidatiecentrum, weken later, ben ik gaan afbouwen. De rit naar dat centrum vergeet ik trouwens nooit meer. Dat ging met een speciale auto op luchtveren om de schokken tegen te gaan, maar nog moesten we vier keer stoppen en werd ik uiteindelijke helemaal plat gespoten. Die pijn was zo hels.’
Woest op alles en iedereen
Terwijl we staan op de plek waar hij tien jaar geleden roerloos lag, een meter of tien voorbij de pole position van het TT Circuit, vervolgt Tristan opmerkelijk open zijn verhaal van de crash. ‘Ik weet er gelukkig helemaal niets meer van, zelfs niet van de dagen daarvoor. Wat ik wel beroerd vind, is dat ik dingen van nog veel eerder soms ook niet meer weet. Op verjaardagen wordt dat vaak pijnlijk duidelijk, als er over dingen gepraat wordt waar ik wel bij was, maar waar ik helemaal niets meer van weet. Natuurlijk hebben dokteren daar naar gekeken, zonder resultaat helaas. Andere dingen kan ik me gelukkig nog wel herinneren, dus niet alles is verloren gegaan bij die klap. Er is geen verklaring waarom ik sommige dingen nog wel weet en andere dingen niet. Ach, het is niet anders…’
Inmiddels weet Tristan wel alles van de crash, omdat zijn verschrikkelijke ongeluk vanuit diverse standpunten werd gefilmd. ‘Ik heb die filmpjes honderden keren bekeken en in het begin was ik woest op alles en iedereen. Pas nadat mijn vader heel lang op mijn had ingepraat, begon ik in te zien dat niemand schuld had. Het was gewoon dikke pech. Ik heb zo vaak gedacht “had ik maar minder goed getraind, dan stond ik niet zover naar voren en was het misschien beter afgelopen”. Of misschien wel niet… Ook heb ik vaak gedacht of ik iets anders had moeten doen. Eraf springen bijvoorbeeld. Als ik ooit weer in dezelfde situatie zou komen, doe ik dat. Omdat wel duidelijk is geworden dat blijven zitten niet echt opschiet. Dat is ook wat ik vertel tijdens CRT-cursussen van ons familiebedrijf, want door mijn ongeluk hebben we extra aandacht voor de start. In de hoop dat niemand anders zo’n nachtmerrie hoeft mee te maken.’
Ik ben niet gek
Staand op de plek des onheils komen we uiteraard ook te praten over de oorzaak van al dit leed. Een zoektocht via Google leert ons dat Tristan de motor heeft laten afslaan. Iets dat ook best aannemelijk is, maar juist dit stukje over de crash blijkt enorm pijnlijk voor hem te zijn. ‘Ik was geen sukkel en kon echt wel een beetje racen. De koppeling te snel op laten komen doe je in de auto als je even niet zit op te letten, echt niet op een volle startgrid. Bijna niemand wist dat we daarvoor op Spa-Francorchamps al problemen hadden met de motor. Nadat ik mij onderuit remde, viel de motor plotseling uit. We dachten toen dat de omvalschakelaar niet helemaal werkte, maar op Hengelo had ik weer dezelfde problemen. We hebben daarna alles gecheckt en konden niets vinden.’
Tijdens het beruchte weekeinde op Assen leek het probleem verholpen te zijn. Tot zaterdag 26 juni 2010, einde van de middag…’Omdat we in dat TT-weekeinde geen problemen hadden, heb ik stiekem lange tijd gedacht dat ik misschien toch wel een fout had gemaakt. Dat soort dingen kun je helaas niet uit de data halen, dus de twijfel bleef. Pas toen ik na vele maanden thuis kwam, kreeg ik de bevestiging. De motor had al die tijd in de schuur bij mijn ouders gestaan en nadat ik uit het revalidatiecentrum kwam, heeft mijn vader elke dag op mijn verzoek de motor gestart. Dagenlang bleef-ie lopen, tot-ie zomaar weer ineens stilviel. Mijn vader liep net weg, maar hoorde het ook. De tranen schoten in mijn ogen, terwijl ik in mijn rolstoel zat. Zie je wel! Ik ben niet gek!’
Europees kampioen
Elk jaar, zo begin juni, worden de gedachten aan wat er gebeurde in 2010 sterker en zeker dit keer omdat het precies tien jaar geleden is. Maar ook in de andere maanden is Tristan dagelijks bezig met het ongeluk. Iets waar hij opvallend genoeg zelf voor kiest, want in zijn woonkamer hangt een gigantische foto, gemaakt enkele minuten voordat het zo verschrikkelijk misging. Rechts naast hem staat vader Hennie, links zijn monteur Stefan Engelen en teameigenaar Jan Domburg.
‘Die foto gaat nooit meer weg, want dat is het belangrijkste moment in mijn leven geworden. Vaak kijk ik er met tranen in mijn ogen naar. Natuurlijk kan ik ’m weghalen, alleen dat wil ik niet. Onlangs hebben we ons huis verbouwd waardoor zo’n beetje alles anders is; enkel de foto hangt nog op dezelfde plaats. Toen was alles nog goed en kon ik alles nog.’
Het contrast met nu is groot, want Tristan is nog altijd een beer van een vent, maar wel een vrij ongetrainde beer. Niet zo gek als je weet dat hij naast een verbrijzeld bekken in beide bovenbenen diverse breuken had, diverse volledig afgescheurde spieren en pezen, een trauma aan de blaas, diverse inwendige bloedingen en een hele rits andere complicaties. ‘Dat ik in 2010 zo afgetraind was, heeft mij leven gered. Eigenlijk was ik voor de motorsport zelfs te veel afgetraind, omdat ik heel mijn jeugd op hoog niveau in de BMX-sport actief was.’ Wat heet hoog. Tristan werd onder andere Europees kampioen, terwijl zijn broer Thorsten zelfs wereldkampioen wist te worden. ‘We trainden twee keer per dag op Papendal en deden heel veel aan krachttraining; 190 kilo squatten en zo. Daardoor paste ik eigenlijk niet eens goed op de motor.’
Pure angst
Uiteindelijk keerde Tristan bizar snel terug en pakte in 2011 tijdens de EK Superstock 600-race op Assen zelfs twee punten. Dat was dus nog geen jaar na de startcrash! ‘Eigenlijk ging het niet, omdat ik om de paar ronden op het rechte stuk even moest gaan staan. Kwamen al die jongens die ik net ingehaald had, mij weer voorbij. Domburg Racing gaf mij gelukkig wel de kans en daar ben ik ze nog altijd heel dankbaar voor. Maar als we moesten vliegen, boekten we altijd drie stoelen extra zodat ik kon liggen… Ja, echt waar.’
In de jaren daarna werd het combineren van werk en racen steeds lastiger (‘Ik loog op mijn werk dat ik een controle had in het ziekenhuis, zodat ik op zaterdag mee kon doen aan een kwalificatie in het Dutch Superbike’). Eind 2014 besloot Tristan dat het mooi was geweest. Opvallend genoeg was het niet de pijn die hem die keuze deed maken. ‘Pure angst voor de start was dat. Het werd zo erg dat ik een week van tevoren niet kon slapen en eten. Ik heb daar zelfs hulp voor gehad. Waar ik bang voor was? Niet de dood of weer aangereden worden, wel voor de pijn. Dat wilde ik nooit meer. Nooit meer die eindeloze, eenzame nachten in het ziekenhuis. Na de opwarmronde stuurde ik daarom telkens de pits in om vandaaruit te starten. Ik durfde dat niet vanaf de grid. Tijdens het BSB Assen kwam ineens het moment dat ik er klaar mee was en stuurde ik haast onbewust de motor de pitstraat in. Midden in de race. Toen ik in het paddock aan kwam, zei mijn vader – die altijd op de juiste plek weet te staan – direct “dit is je laatste race geweest”. Ja, dat was het inderdaad, ook al deed mijn moeder er alles aan om mij niet te laten stoppen, omdat ze wist hoe graag ik het deed. Ze heeft zelfs nog voorgesteld om endurance te gaan racen, zodat het starten anders ging. Superlief, maar mijn besluit stond vast.’
Als rijderscoach behaalde Tristan daarna volop succes door in 2018 ONK Supercup 600-kampioen te worden met Guus Boes en een jaar later met Jeroen Hilster in dezelfde klasse. Hilster maakt, samen met Victor Steeman, ook deel uit van Lentink Sports Racing, het nieuwe raceteam van Tristan. Het doel was te strijden in de Supersport 600-klasse van zowel het IDM als de OW Cup. Alleen laat dat uiteraard nog even op zich wachten. ‘Als coach zag ik bij teams zoveel misgaan, alleen kon ik er niet zoveel mee. Ik voelde mij daar min of meer te gast, maar leerde er wel veel. Plezier, helderheid en transparantie zijn daarom het belangrijkste in mijn team. Alleen met plezier kun je presteren en daarbij is het heel belangrijk dat iedereen weet waar hij aan toe is. Ook op financieel vlak, want daar is bijna altijd gezeik over als een team en een rijder uit elkaar gaan.’
Achteruit de trap af
Hoewel Tristan, net 28 jaar oud, zijn leven dus goed op de rit heeft staan, heeft hij grote zorgen. De pijn in zijn lichaam wordt steeds erger. Per dag. ‘Ik weet niet waar dat gaat eindigen. Vooral mijn bekken en knie – waar een steppie dwars doorheen is gegaan – geven heel veel pijn.’
En dan is er ook nog zijn heup. Iets dat opvallend genoeg niet eens echt te maken heeft met zijn startongeluk. Het is namelijk een erfenis van een highsider op Zolder. ‘Het ging hartstikke lekker daar, eigenlijk voor het eerst na mijn ongeluk op Assen. Tot die val… Ik wist meteen dat het mis was, alleen niet wat precies. Mijn bekken zat nog niet helemaal vast, vandaar de twijfel. Uiteindelijk was het dus de heup… Omdat ik niet in België geopereerd wilde worden, zijn we met de auto naar huis gegaan. Ja, dat was even doorbijten. De stand van de heup is uiteindelijk iets gedraaid, waardoor-ie slijt op het dunste punt in plaats van het dikste punt, zoals normaal. Die pijn is altijd aanwezig, ook mentaal, want ik kan hierdoor niet met mijn zoontjes even op de grond spelen. Moeten ze weer naar de bank komen, want ja, mijn stuitje was ook helemaal verbrijzeld… ’s Ochtends kan ik ze ook niet naar beneden dragen, omdat ik achteruit de trap af moet. Dat soort dingen vind ik echt verschrikkelijk. Elke dag weer. Omdat de kans groot is dat het in de toekomst nog slechter wordt, hebben mijn vrouw Moniek en ik al jong kinderen gekregen. Luca is geboren op 18 september 2016, Mason 11 oktober 2018 en gelukkig kan ik nog net een balletje trappen. Maar Guus Boes, waarvoor ik als rijderscoach werkte en die bij mij in die periode thuis woonde, heeft de oudste leren fietsen, want ik kan er niet achteraan rennen.’
Goed-nieuws-show
Lopen gaat nog wel, en zelfs een Yamaha R6 duwen naar de Geert Timmer-bocht lukt. Met moeite, maar Tristan geeft nooit op. Tenminste, bijna nooit want toen hij te horen kreeg dat hij nooit meer zou kunnen lopen, gaf hij het wel op. Letterlijk. ‘Niet meer kunnen lopen is altijd mijn grootste angst geweest. Op de crossfiets en op de racemotor. Het eerste dat ik aan mijn vader gevraagd heb, is of ik verlamd was. Mijn vader liet weten dat het er niet helemaal goed uitzag, maar dat ik niet verlamd zou zijn. Toen ik uit mijn coma kwam, wilde ik daarom direct op mijn benen staan. En toen was daar ineens een arts die mij weken na het ongeluk vertelde dat ik nooit meer kon lopen. Wat?! Was deze nachtmerrie vol pijn dan ineens allemaal voor niets geweest? Dagenlang deed ik niets. Tot mijn vader besloot ruzie te gaan maken met mij, om te zorgen dat mijn vechtlust weer werd aangewakkerd. Voor hem was dat verschrikkelijk, vaak stortte hij na zo’n ruzie helemaal in, maar het werkte wel. Ik wilde weer knokken. Ik wist dat, als ik niet zou kunnen lopen, ik nooit meer zou kunnen racen. Racen was en is mijn alles, en zo bewees ik uiteindelijk het ongelijk van de artsen door met krukken te lopen. Dat was ergens eind september 2010, toen ik met de Race of the Champions als Rookie van het Jaar werd gehuldigd. Eerst weigerde ik daar te komen, omdat ik dacht dat ik die titel kreeg omdat ze mij zielig vonden. Pas toen ik de punttelling zag, was ik overtuigd. Ik heb daar een kwartiertje een goed-nieuws-show opgevoerd, om daarna jankend naar huis te gaan. Van de pijn en van de emoties.’
In de fik
Terwijl we, na de fotoshoot voor dit verhaal, gezamenlijk met de R6’en teruglopen, stopt Tristan nog heel even op de vijfde plek van de startgrid in Assen. Daar waar hij ooit stond met een niet-lopende motor. ‘De crash heeft mij gemaakt tot wie ik ben en dat is ondanks heel veel pijn echt niet alleen negatief. Als 16-jarige was ik zo arrogant. Mijn leven bestond – dacht ik – enkel uit fietscrossen. Ik werd daar goed voor betaald en had schijt aan de rest van de wereld. Als ik na twee keer trainen thuis op de bank plofte en mijn moeder vroeg of ik even het vuilnis buiten wilde zetten, reageerde ik niet eens. Waarom zou ik dat doen? Toen ik weer kon lopen, heeft ze nooit meer het vuilnis op straat hoeven te zetten. Want weet je wat het eigenlijk is? De crash en alles daarna, is vooral voor mijn ouders verschrikkelijk. We praten daar nooit met elkaar over, het ligt zo zwaar bij ons en ik snap dat helemaal. We runnen met het CRT een familiebedrijf dat helemaal verweven is met de motorsport en we hebben Assen als thuisbasis! Dat bedrijf moest en moet wel doorgaan, ondanks de ellende van de crash, en daarom is er denk ik nooit gepraat over stoppen of wat dan ook. Ik woon nu zelfs in Assen! Een half jaar geleden brak mijn zoontje met crossen zijn scheenbeen op twee plaatsen. Drie jaar oud. Het gehuil en gekrijs van hem heeft diepe indruk gemaakt op mij. Ik kon er weken niet van slapen. Het liefst heb ik dat hij nooit meer opstapt en steek ik die crosser in de fik. Als je dat vertaalt naar wat mijn ouders tien jaar geleden hebben meegemaakt. Zij waren er bij en hebben alles gezien en gehoord. Niet normaal. Ik heb er allemaal geen klote van meegekregen. Schrijf dat zo maar op want dat doet mij na al die jaren nog altijd het meeste pijn. Het lukt mij alleen nooit om ze dat rechtstreeks te zeggen…’