donderdag 21 november 2024

Startnummers met een verhaal #1: Valentino Rossi en nummer 46 zijn legendarisch

Valentino Rossi en startnummer 46 zijn samen uitgegroeid tot een begrip op deze aardbol. Net zoals dat geldt voor Johan Cruyff en nummer 14 en Michael Jordan met 23. Het zijn iconische ‘mens en nummer-combinaties’ in de sport geworden. En dat ook nog eens wereldwijd.

Achter veel startnummers gaat wel een verhaal schuil. We hebben er een aantal op een rijtje gezet, die we presenteren in een serie van vier artikelen. In deel #3 en #4 gaan we in op de beweegredenen van een aantal coureurs in de koningsklasse om voor een specifiek startnummer te kiezen. We trappen af met #1 waarin we startnummers behandelen die door de FIM en Dorna om verschillende redenen zijn teruggetrokken. Dit artikel krijgt een vervolg in deel #2.

In het verleden mochten in het wereldkampioenschap wegrace de startnummers 1, 2 en 3 alleen worden gevoerd door de coureurs die het jaar ervoor in de titelstrijd op deze plaatsen waren geëindigd. Tegenwoordig geldt dat alleen nog voor het startnummer 1. Of te wel alleen de regerend wereldkampioen mag er mee rijden. Nog een groot verschil ten opzichte van vroeger is, is dat de wedstrijdorganisatoren toen bepaalden onder welk startnummer een coureur aan de start verscheen. Van het hebben van een vast of beter gezegd een ‘eigen’ startnummer bestond nog niet. Met als gevolg dat de coureurs bij veelal elke race met een ander nummer reden. Op dit gebied geen feest der herkenning dus. Wel was het zo, dat elke racemotor uitgerust moest zijn met drie nummerplaten: eentje op de neus van de machine en eentje aan beide zijkanten. Ook moesten die platen voldoen aan voorgeschreven afmetingen en de cijfers een bepaalde vormgeving hebben. Daardoor waren ze voor de toeschouwers goed te lezen.

Helden van dichtbij: Valentino Rossi in 2002 op het podium in Assen

Valentino Rossi en zijn ’46’ zijn uitgegroeid tot een legende.

Uitvinder Barry Sheene

Degene die in dit alles een grote verandering te weeg bracht, was Barry Sheene. De Engelsman had in de gaten dat het hebben van een vast startnummer een heel sterk middel was als het om herkenning bij de racefans ging. De charismatische coureur plakte na de nodige pech te hebben gehad voor aanvang van het Grand Prix-seizoen 1976 een ‘7’ op zijn fabrieks-Suzuki. Het geluksgetal werkte, want Sheene werd er dat jaar 500cc-wereldkampioen mee. Met als gevolg dat hij tot zijn dood op 10 maart 2003 iedere motorfiets waarmee hij in competitieverband aan de start verscheen van zijn inmiddels iconisch geworden #7 voorzag. Dus ook in 1977 en 1978 toen hij als titelhouder recht op het #1 had. Zijn zeer fraai gestileerde ‘7’ maakte Sheene nog beroemder en populairder dan hij al was. En financieel gezien ook een stuk rijker….

Twintig jaar nadat Barry Sheene ermee was begonnen, deed Valentino Rossi dat nog eens dunnetjes over. Maar dan met het startnummer 46. Een kleine dertig jaar later heeft de Italiaan niet alleen 115 GP-zeges geboekt en mag hij zich negenvoudig wereldkampioen noemen, ‘Vale’ heeft ook op en naast het circuit onder de naam ‘VR46’ een sportief- en zakelijk-imperium opgebouwd.

Barry Sheene mogen we zien als ‘de uitvinder’ van het vaste startnummer. Hier zit hij in 2002 op de machine met het fameuze #46 in gesprek met Randy Mamola.

Merchandising

Tegenwoordig heeft elke GP-coureur zijn ‘eigen’ startnummer. Een nummer dat niet alleen voor herkenning bij de raceliefhebbers zorgt, maar ook de verkoop van merchandising aan die fans stimuleert. Want welke fan wil nu niet laten zien wie zijn of haar held is? Dus vliegen er in grote getalen T-shirts, petjes en vlaggen bij de kraampjes op de circuits over de toonbank of worden ze via internet verkocht.

Het is zelfs zo, dat buiten Rossi nog drie recente MotoGP-wereldkampioenen helemaal niet meer met het eens zo gewilde nummer 1 wilden (of willen) rijden hoewel ze daar als titelhouder recht op hadden of hebben. Het zakelijke aspect speelt daar zeker een belangrijke rol bij. Degenen die tot nu toe op eigen wens nog nooit met #1 hebben gereden zijn Marc Márquez (hij rijdt sinds zijn komst in de GP’s in 2008 altijd met #93), Joan Mir (#36) en Fabio Quartararo (#20). En drievoudig MotoGP-kampioen Jorge Lorenzo heeft geen drie (wat kon) maar slechts één seizoen (2011) met het #1 gereden.

#34 – Kevin Schwantz

Aan Kevin Schwantz de eer de eerste coureur te zijn wiens geliefde startnummer, in het geval van de 500cc-wereldkampioen uit 1993 is dat het nummer 34, definitief uit het WK-wegracen werd teruggetrokken. Dat gebeurde bij een officiële bijeenkomst tijdens de GP van Italië van 1995. Hier maakte Schwantz met tranen in zijn ogen bekend te moeten stoppen met zijn geliefde sport, omdat zijn lichaam te veel had geleden onder de vele valpartijen die hij had meegemaakt. Toen de op 19 juni 1964 geboren Texaan in 1988 zijn eerste volledige WK-seizoen ging rijden, deed hij dat op de in de kleuren van Pepsi-cola gespoten fabrieks-Suzuki voorzien het startnummer 34. Op de foto te zien tijdens de GP van België dat jaar. Met dit nummer was Kevin als ‘kid’ opgegroeid, omdat zijn oom Darryl Hurst, de broer van zijn moeder Shirley, er in Amerika mee racete. Vooral door zijn open karakter en nog wel meer door zijn tomeloze inzet en manier van rijden, werd Schwantz bij de fans de populairste coureur van zijn generatie. Een generatie waarin de Amerikaanse coureurs een hoofdrol vertolkten. Hun onderlinge gevechten werden legendarisch. Met, als hij tenminste niet was geblesseerd, Kevin Schwantz in de hoofdrol. Hij deed dat zijn gehele GP-carrière op een Suzuki. Eerst in de kleuren van Pepsi en later in die van Lucky Strike, zoals hier in 1993 op Jerez. En altijd was die Suzuki voorzien van het inmiddels beroemd geworden #34. Hoewel… dat gebeurde niet altijd in dezelfde vormgeving. Nadat Schwantz in 1993 dan eindelijk de wereldtitel in de koningsklasse had veroverd, maakte het startnummer 34 plaats voor de ‘Number One plate’, zoals ze dat in de USA zo mooi noemen. In het geval van Schwantz gebeurde dat op verzoek van Suzuki. Want het Japanse merk wilde maar al te graag de prestigieuze ‘1’ op haar machine zien. Na lang getwijfeld te hebben, stemde Kevin hierin toe, maar vond dat ook ‘zijn’ #34 ergens moest staan. Dat gebeurde. En hoe! Gewoon door met een simpele, zilver schrijvende stift een piepkleine ’34’ in de grote, machtige ‘1’aan te brengen. Zoals hier voor de start van de Spaanse GP in 1994 is te zien. Deze oplossing had wel wat en zou later door meerdere wereldkampioenen worden gekopieerd. Maar dan wel in een meer professionele uitvoering. Nee, dan was de achterkant van de Arai-helm van de coureur die in 1993 zijn enige wereldtitel veroverde heel wat stijlvoller uitgevoerd. Meesterontwerper Aldo Drudi ontwierp niet alleen een nieuwe ’34’, hij voegde er ook een ‘1’ aan toe vanwege die enige, zo hard bevochten wereldtitel van de nu nog altijd zeer populaire Kevin Schwantz. En zo ‘zijn’ #34.

#74 – Dajiro Kato

7 april 1976 – 20 april 2003

Toen Dajiro Kato in het jaar 2000 aan zijn eerste volledige WK-seizoen begon, had de kleine Japanner al in 1997 en 1998 als wildcardrijder zijn thuis-GP op het circuit van Suzuki weten te winnen. Hij deed dat als Honda-fabrieksrijder in de 250cc-klasse. In 2000 vond zijn werkgever dat de tijd rijp was om met Kato een gooi naar de wereldtitel in de kwartliterklasse te doen. Om dit te bewerkstelligen bracht HRC haar beschermeling onder in het familiaire team van de Italiaan en meervoudig 125cc-wereldkampioen Fausto Gresini. Met het startnummer 74 op de kuip van zijn machine werd de immer wat teruggetrokken Kato in zijn debuutseizoen achter de Yamaha-coureurs Olivier Jacque en Shinya Nakano derde in de titelstrijd. De verschillen waren minimaal.

Een jaar later was dat niet het geval, want Daijiro won maar liefst elf van de zestien GP’s. Weer een jaar later kon de Japanner niet de trotse ‘1’ op zijn machine plakken, want hij werd door Honda voor 2002 gepromoveerd naar de nieuwe koningsklasse, de MotoGP. Dus ging hij opnieuw met ‘zijn’ #74 op titeljacht. Daar kwam op 6 april 2003 op tragische wijze een einde aan toen Daijiro bij het aanremmen voor de chicane van het circuit van Suzuka op hoge snelheid ten val kwam en zwaargewond raakte. Veertien dagen later bezweek de in zijn land zeer populaire coureur aan zijn verwondingen. Uit respect voor datgene wat hij had gepresteerd kreeg zijn familie van de FIM en Dorna het startnummer 74 overhandigd. Daardoor zal er in de strijd om de wereldtitel nooit meer een coureur met dit nummer van start gaan.

#48 – Shoya Tomizawa

10 december 1990 – 5 september 2010

Na drie achtereenvolgende jaren met een wildcard aan de Japanse Grand Prix te hebben deelgenomen, reed Shoya Tomizawa in 2009 zijn eerste volledige WK-seizoen in de 250cc op een Honda. De sympathieke Japanner kwam uit voor het kleine CIP-team van de Fransman Alain Bronec. Het jaar erop startte hij met genoemd team op een Suter in de opvolger van de die klasse, de Moto2. Total onverwacht slaagde Tomizawa erin om in Qatar de eerste Moto2-GP uit de geschiedenis op zijn naam te schrijven. De Japanner stond zesde in de titelstrijd toen hij op 5 september 2010 tijdens de San Marino Grand Prix op het circuit van Misano op hoge snelheid onderuitging. De vlak achter hem rijdende Scott Redding en Alex de Angelis konden geen kant op en gingen eveneens onderuit. Tijdens zijn val werd de ongelukkige Tomizawa geraakt door Redding. Daarbij liep de Japanse coureur zware verwondingen op en raakte buiten bewustzijn. Niet veel later bezweek de coureur met het startnummer 48 in het ziekenhuis van Riccione aan zijn verwondingen. Een wrang detail was dat ten tijde van Tomizawa’s dodelijk ongeval hij op zijn raceoveral het #74 droeg ter ere van zijn ruim zeven jaar eerder verongelukte landgenoot en grote voorbeeld Dajiro Kato. De dood van Shoya Tomizawa, die slechts negentien jaar werd, was voor de FIM en Dorna aanleiding om het nummer 48 voor altijd uit de Moto2-klasse terug te trekken.

#58 – Marco Simoncelli

20 januari 1987 – 23 oktober 2011

Toen de op dat moment weinig bekende Marco Simoncelli op 2 mei 2004 in Jerez verrassend de 125cc-GP won, deed hij dat op een Aprilia voorzien van het startnummer 58. De jonge, lange Italiaan ontwikkelde zich snel. En dat gold niet alleen voor zijn bos haar. In 2005 zegevierde hij weer in Jerez en eindigde als vijfde in de 125cc-titelstrijd. ‘Super Sic’, zoals zijn bijnaam luidde, werd door zijn manier van rijden en uitstraling al snel een publiekslieveling. Hij deed veel fans aan zijn streekgenoot Valentino Rossi denken. De twee Italiaanse coureurs groeiden hemelsbreed twintig kilometer van elkaar op in Coriano en Tavullia. En zo ook een steenworp van het circuit van Misano. Net zoals voor Rossi was Aldo Drudi ook de ontwerper voor Simoncelli. En dat was goed te zien. Bovendien werd #58 voor Marco hetzelfde als wat #46 was voor Valentino.

Echte wegracer Michael Dunlop is ‘bereid om harder te sterven’

Slechts één keer verscheen Simoncelli met een ander startnummer op de baan. Dat was in 2008 nadat hij wereldkampioen in de 250cc-klasse was geworden. In Valencia werd traditioneel de gezamenlijke foto van de drie wereldkampioenen gemaakt. Op de Gilera van ‘Super Sic’ prijkte toen echter niet het traditionele nummer 58 maar de ‘1’. Dit was gedaan door Simoncelli’s monteurs en waar hij zelf niets van af wist. ‘Maar ik heb er niet meegereden’, voerde hij als verontschuldiging aan. Om vervolgens als regerend wereldkampioen ook in 2009 met #58 van start te gaan.

Al met al kreeg Marco nog meer aandacht (en fans) toen hij in 2010 met een Gresini-Honda in de MotoGP van start ging. Ook in deze klasse zorgde de charismatische en alom geliefde coureur (hoewel een aantal van zijn collega’s dat niet vond vanwege zijn soms te risicovolle manier van racen) voor veel spektakel. Des te groter was daarom de tragedie die zich op 23 oktober 2011 op het circuit van Sepang afspeelde. In de tweede ronde van de GP van Maleisië verloor Simoncelli de controle over zijn Honda. Glijdend over de baan werd hij vervolgens vol geraakt door Colin Edwards en Valentino Rossi. De gevolgen waren desastreus, want niet lang daarna kwam uit het medisch centrum het bericht dat de Italiaanse coureur was overleden. De verslagenheid was groot en tijdens de vele herdenkingen werd duidelijk hoe populair hij was. Overal was Marco’s zo herkenbare #58 te zien. Als herinnering aan hem veranderde de regionale vervoersmaatschappij zelfs de buslijn naar zijn woonplaats Coriano in lijn 58.

Ter ere van hun zoon kregen vader en moeder Simoncelli van de FIM en Dorna het startnummer 58 overhandigd. Een nummer dat nooit meer in de MotoGP zal worden gebruikt. Toch is het nog steeds volop in het rennerskwartier aanwezig. Want als herinnering aan zijn verongelukte zoon heeft vader Paolo zijn Moto3-team ‘SIC58 Squadra Corse’ genoemd.

#65 – Loris Capirossi

Tijdens de laatste Grand Prix van het seizoen 2016, die van Valencia, werd bekend gemaakt dat het startnummer 65 van Loris Capirossi niet meer als WK-startnummer zou worden toegekend. Dit als een teken van erkenning en eer aan het adres van de op 4 april 1973 geboren Italiaanse coureur. Deze beslissing riep de nodige vraagtekens op. Want hoe belangrijk waren Capirossi en ‘zijn’ #65? Ook al omdat dit zeker niet het enige startnummer was waarmee de Italiaan tijdens zijn lange carrière reed. ‘Lange carrière’, dat bleek juist één van de redenen te zijn waarom ‘Capirex’ deze eer ten deel viel. Hij reed zijn eerste GP op 25 maart 1990 in de 125cc-klasse van de Japanse Grand Prix. En zijn laatste op 5 november 2011 als MotoGP-coureur in Valencia. Of te wel 328 GP-starts in 22 seizoenen. Een indrukwekkende serie. En al met al won de kleine Italiaan 29 GP’s en werd twee keer 125cc-wereldkampioen (in 1990 en 1991) en éénmaal in de 250cc (1998).

Zijn eerste titel behaalde Capirossi in 1990 op Phillip Island met startnummer 65. Dat dit nummer daarna een speciale betekenis voor hem kreeg, viel te begrijpen. Hoewel hij daarna als wereldkampioen in 1991 en in 1999 met de prestigevolle ‘1’ op zijn Honda’s reed. En ook het #2 zijn machine sierde. Maar al met al was het toch het nummer 65 waarmee de veelzijdige Italiaanse coureur werd geïdentificeerd. Eerst vooral bij Aprilia en al helemaal toen hij met dit startnummer in 2003 in Barcelona niet alleen zichzelf, maar ook Ducati haar eerste MotoGP-zege bezorgde.

De openings-Grand Prix van 2010 markeerde een ander hoogtepunt in de lange carrière van Loris Capirossi. Het was namelijk de 300e GP-start van de sympathieke Italiaan. Dus reden voor Dorna om hem in Qatar met zijn Rizla-Suzuki, voorzien van het speciale #300, van start te laten gaan. Wat speciale startnummers betrof, bleef het daar voor Capirossi niet bij. Want het nummer 65 leende zich ook uitstekend om aan te geven dat je minimaal 6,5% rendement op je geld kreeg als dat je bij de firma Windreich.AG investeerde. Helaas voor degenen die dat deden, ging de firma failliet…

Hierna ging ‘Capirex’ nog één keer niet met zijn geliefde #65 van start. De aanleiding daarvoor had een trieste reden. Want tijdens zijn 328e en laatste Grand Prix uit zijn indrukwekkende carrière reed de inmiddels 38-jarige Loris met het startnummer 58 op zijn Pramac-Ducati. Dat deed hij als eerbetoon aan zijn twee weken daarvoor dodelijk verongelukte landgenoot en vriend Marco Simoncelli…

Foto’s: Henk Keulemans

Stay tuned

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en mis nooit het laatste nieuws! Onze nieuwsbrief wordt iedere week op dinsdag (bij veel nieuws) en donderdag verstuurd.


Gerelateerde artikelen