Voor Kevin Schwantz kwamen veel mensen jarenlang naar de TT Assen. Tijdens de TABAC Classic GP was de Amerikaan even terug op het Drentse circuit. Motor.NL sprak uitgebreid met de 59-jarige Schwantz over zijn haat-liefdeverhouding met Assen, het onopgeloste meningsverschil met Eddie Lawson en zijn carrière. Verder vroegen we de 500cc-wereldkampioen van 1993 hoe hij tegen de huidige MotoGP aankijkt.
Fotografie: Henk Keulemans, Damon Teerink
Kevin, geeft het jou een speciaal gevoel om terug te zijn in Assen?
‘Het is 28 jaar geleden dat ik hier ben geweest. In 1995 heb ik nog een aantal ereronden gereden, nadat ik net was gestopt. Toen reden we nog op het oude circuit, dus ik raakte een beetje verdwaald tijdens de demonstratieronden van de Classic GP. Maar gelukkig heeft Randy Mamola mij daar goed bij geholpen. Maar zonder gekheid, Assen is altijd zeer speciaal voor mij geweest. Het was zo’n circuit waar ik hele mooie momenten heb beleefd, maar ook een aantal van mijn zwaarste blessures heb gekend. Denk aan 1992 en 1994. In 1986 reed ik mijn allereerste grand prix op Assen. Ik won in Assen of finishte niet. Ik heb drie keer gewonnen en alle andere keren ben ik gecrasht, had ik pech of was ik geblesseerd.’
De sensationeelste transfers in de MotoGP. Wordt Marc Márquez de volgende?
Kan jij je eerste kennismaking met Assen in 1986 nog goed herinneren?
‘Absoluut. Het was mijn allereerste Grand Prix. Het circuit was toen nog enorm smal en er waren nergens curbstones. Ik reed in de F1-klasse en in de 500cc. Ik ben dat weekend denk ik wel vijf keer gecrasht. In de F1-race had ik een mooi gevecht met Joey Dunlop en werd ik tweede. In de 500cc-race ging ik met een aantal andere rijders in de tweede ronde al onderuit. Toch was het geweldig. Het was één van de eerste ervaringen in Europa, nadat Barry Sheene mij geholpen had met deze weg in te slaan en Heron Suzuki voor mij een motor had gebouwd. Ik weet nog dat ik Kenny Roberts tegenkwam in de paddock en hij vroeg mij waarom ik in hemelsnaam deze plek had uitgekozen voor mijn eerste grand prix. Mijn antwoord was simpel, want dit was één van mijn drie vrije weekenden in 1986. Ik racete toen nog in Amerika. Door de jaren heb ik veel vrienden gemaakt in Nederland. De TT Assen was ook altijd rond mijn eigen en mijn moeders verjaardag. Deze race gaf dan ook extra motivatie om mijzelf en mijn moeder een verjaardagscadeau te geven.’
Wat was je beste race in Assen?
‘Ik denk 1989, ook al won ik toen niet. Ik begon net iets weg te lopen van Wayne Rainey en de rest, totdat mijn motor kapotging. Dat moment kan ik me nog heel goed herinneren. Ik liep langs de baan en mensen klommen over het hek om mij support te geven. Dat is ook Assen. En natuurlijk in 1991 toen ik in de laatste ronde het ronderecord reed en won. Dit ronderecord is blijven staan, totdat de baan veranderde. Het was een speciale race. Wayne reed voorop en maakte een fout in de laatste chicane waardoor ik kon winnen. Als dat niet was gebeurd, had hij het ronderecord gehad. Hij liep iedere bocht iets van mij weg. Hij was zeker een halve seconde sneller geweest, wat aangeeft hoe goed zijn ronde wel niet was. En het is grappig, want als je Wayne nu nog vraagt of hij ergens spijt van heeft in zijn carrière, dan zal hij vast beginnen over die laatste ronde in 1991 op Assen. Want hij vond het maar niks dat het ronderecord in Assen zo lang op mijn naam heeft gestaan.’
Na je laatste zege in 1993 op Assen had je bijna een karretje nodig om alle vlaggen in de uitloopronde mee te nemen.
‘Dat was een hele mooie race en mijn laatste zege van dat jaar, voordat ik kampioen werd. Ik had een duel met Mick Doohan tot in de laatste ronde, nadat Alexander Barros kort daarvoor was gevallen. Na afloop van de race kreeg ik drie grote vlaggen. Ze waren mega zwaar. Wat Assen een speciale plek maakte, was dat de mensen na de race massaal de baan opkwamen. De uitloopronde was een bijzondere rit. Ik probeerde de vlaggen vast te houden en geen mensen te raken die allemaal op de baan stonden. Ook de lege bierblikjes, die in het gras langs start-finish lagen, zal ik nooit vergeten. Het was altijd een ongekend feest in Assen.’
Je was mega populair. Het leek erop dat je wist wat het publiek nodig had. Was je daar bewust mee bezig of ging dat vanzelf?
‘Ik had absoluut geen idee wat ik teweegbracht. Ik was alleen maar bezig met het winnen van races. Ik moest en zou winnen, zeker in mijn jonge jaren. En dat resulteerde ook wel eens in een crash in de slotfase. Gelukkig niet op Assen. Maar bijvoorbeeld op Spa (1989) lag ik in de regen meer dan vijftien seconden voor en ging ik nog onderuit. Op Jerez (1989) reed ik ruim vijf seconden voor en ging ik ook onderuit. Vijf seconden is een compleet recht stuk voorsprong. Ik denk nu wel eens; waar was ik toch mee bezig en wat dacht ik toch in die tijd? Ik was jong en het moest altijd voluit.’
Qua rivaliteit heeft iedereen het altijd over jou en Wayne Rainey. Dat is na jullie carrière weer goed gekomen. Maar kan je wat meer vertellen over je rivaliteit met Eddie Lawson?
‘Eddie en ik waren hele goede maatjes. Eddie probeerde uit te vogelen hoe hij Wayne kon verslaan en hij wist hoe erg Wayne mij niet mocht. Eddie en ik werden vrienden. Waarschijnlijk voor Eddie alleen om te profiteren van de situatie tussen Wayne en mij. Totdat Eddie mij hier raakte op Assen (1992) en we samen crashten. Ik kon het gewoon niet geloven. Ik was altijd zeer netjes in de onderlinge duels wanneer hij voor het kampioenschap reed. Ik was jarenlang die “extra rijder” in het gevecht, die ging voor de dagzege. Ik heb mijzelf nooit in een situatie gebracht dat zoiets kon gebeuren zoals Eddie dat toen bij mij deed. En ik snap niet waarom ik niet hetzelfde respect van hem kreeg. Hij reed met een Cagiva en was nergens in het kampioenschap, terwijl ik kans had op de wereldtitel. Hij had een goede motor die dag, maar wees niet zo stom. Het moment liet mij inzien hoe hij was als persoon. Onze vriendschap was vanaf dat moment voorbij.’
Classic GP 2023 foto’s: Randy Mamola en Kevin Schwantz waren echt terug op het TT Circuit
Voor de mensen die zich het moment niet meer herinneren. In 1992 gingen jullie samen onderuit in de Haarbocht. Jullie remden beiden laat. Jij reed aan de buitenzijde, stuurde als eerste in en Lawson raakte jou op het achterwiel. Jullie kwamen beiden hard ten val. Heb je er later nog samen over gesproken?
‘Nee. Ik begreep dat hij terugkwam in de pits en tegen iedereen zei dat ik van geluk moest spreken dat ik geblesseerd was, want als ik dat niet was geweest, had hij mij iets aangedaan. Ik had een arm gebroken en mijn heup uit de kom. Hij vond blijkbaar dat hij niet fout was en hij wilde dat graag aan mij duidelijk maken, maar dat is nooit gebeurd. Wat ik begreep vond Eddie dat ik te laat remde. Maar ik reed voorop en het was aan hem om mij in te halen. En als hij niet meer tijdig kon afremmen voor de bocht, is dat niet mijn fout. Ik vond het verkeerd wat hij deed. Toen ik als eerste de bocht instak, had hij dat gewoon moeten accepteren. Het was niet de laatste ronde, er viel daar nog niks te winnen of te verliezen. Maar wij zullen het er nooit over eens worden. We zien elkaar soms nog bij evenementen en dan negeren we elkaar. Ik heb mij gerealiseerd dat hij niet de vriend was die ik dacht dat hij was.’
Over je carrière. In 1993 werd je 500cc-wereldkampoen. Was dat ook je beste jaar?
‘Ja absoluut, met uitzondering natuurlijk van het ongeluk van Wayne. Een jaar ervoor in 1992 ging het zo slecht. Ik dacht zelfs aan stoppen. Ik had maar één keer gewonnen, terwijl ik in de jaren ervoor zeker vijf of zes races won. Ik dacht eind 1992: gaat dit nog wel goedkomen voor mij? Mijn nieuwe crew chief en engineer Stuart Shenton overtuigde mij. Samen zijn we met de motor een nieuwe richting opgegaan en hebben we heel veel testwerk gedaan. We waren in 1993 beter voorbereid dan ooit. Ik kan wel zeggen dat we toen de beste motor en het beste team op de grid hadden. Tijdens de eerste race in Australië reed ik na een slechte start vijftiende of zo. Ik wist heel snel naar voren te komen en weg te rijden. Toen het begon te regenen, kwamen de achtervolgers terug. Toen het weer droog werd, reed ik opnieuw ver weg. Vanaf dat moment begonnen we het gevoel te krijgen dat het mogelijk was om kampioen te worden. De motor was niet overal zo goed, maar wel overal goed genoeg om voor het podium te gaan. We hadden zo’n goede set-up dat ik vaak in mijn laatste ronde nog mijn beste raceronde kon rijden. Dat Wayne later dat jaar zo zwaar geblesseerd raakte, nam wel een bepaalde glans van de titel af. Maar we hadden onszelf wel in de positie gebracht om kampioen te kunnen worden.’
Wat was de beste race uit je carrière?
‘Ik denk dat mijn beste race in 1991 tijdens de Japanse Grand Prix op Suzuka was. Ik racete toen voor de eerste keer met Dunlop-banden. Het ging heel slecht met testen. Ik kwalificeerde mij als derde, maar aan het begin van de race ging iedereen mij voorbij. Ik had totaal geen goed gevoel met de motor. Toen ik uit de laatste chicane kwam, zag ik de koplopers al de eerste bocht ingaan. Ik dacht dat het niks ging worden. De motoren vooraan kregen het lastiger gedurende de race, terwijl ik mij met een legere tank alsmaar beter voelde. Ik kwam terug vooraan. Het was een geweldig gevecht met zeven rijders en in slotfase met vier. Het was in die tijd vaak een duel tussen twee rijders en om toen de race te winnen met zoveel sterke rijders bij elkaar maakte het speciaal. En natuurlijk dat ik met zo’n grote achterstand halverwege de race nog eerste werd. En mijn laatste zege in 1994 op Donington Park heeft ook een speciale plek in mijn hart.’
Ik had gedacht dat jij je eerste Grand Prix-zege in 1988 op Suzuka zou noemen.
‘Die overwinning was een mega verrassing voor iedereen, inclusief mijzelf. Suzuki was de jaren ervoor nog nergens in de 500cc. Het was mijn eerste volledige jaar in het wereldkampioenschap en de eerste race van het seizoen. Ik reed lang voorop met Wayne Gardner kort achter mij. Ik dacht dat hij nog wel zou komen en daar had ik ook vrede mee. Want een tweede plaats zou niemand op dat moment al geloven. In de laatste ronde ging Wayne van de baan. Hij schakelde zichzelf uit en ik won de race met Suzuki uitgerekend in Japan. Dat was wel heel bijzonder.’
Kijk je nog steeds alle MotoGP-races en wat vind je van de Sprint?
‘Ja, de meeste races kijk ik wel. Ik vind de Sprints vermakelijk. Ik kan mij alleen niet voorstellen hoe het moet zijn om veertig races in een seizoen te hebben. Dat is echt bizar veel. Je hebt twee keer zoveel kans om geblesseerd te raken en twee keer zoveel kans om punten te verliezen of te winnen. Het verschil met onze tijd – toen we twaalf of dertien races per jaar hadden – is dat de titelkandidaten nu wel iets meer fouten kunnen maken. Dat is ook te zien aan het aantal crashes dat Pecco Bagnaia dit jaar al heeft gehad. Het had mij misschien in het verleden ook geholpen wanneer er meer races in een seizoen waren. Dan had ik de kans gehad om wellicht mijn nulscores tijdens een seizoen nog goed te maken. Dat ging met twaalf of dertien races niet.’
Heb je een favoriet in de MotoGP?
‘Ik zie Jorge Martin heel graag rijden. Uccio (Salucci – teammanager Mooney VR46 Racing Team) introduceerde mij tijdens de Amerikaanse Grand Prix bij Marco Bezzecchi. Marco zag mij en gaf mij een dikke knuffel. Ik ben een fan van deze twee jongens. En ik verwacht veel van Pedro Acosta wanneer hij in de MotoGP gaat rijden.’
Kan jij het jezelf nog voorstellen om in de MotoGP anno 2023 te rijden?
‘Ik twijfel eraan. De remmen zijn heel heftig en door de aerodynamica is er veel meer neerwaartse kracht. Mijn toch wat gevoelige en gekwetste linkerpols zou het waarschijnlijk niet lang volhouden. De laatste keer dat ik op een MotoGP-motor heb gereden was in 2014. Toen kreeg ik de kans om de Suzuki MotoGP-motor te testen, voordat ze terugkwamen. Ik reed in Austin. Daar is een heel lang recht stuk, gevolgd door een hard aamrempunt. Op het moment dat ik aankwam bij de bocht, had ik zo’n rare houding op de motor. Ik kon door de remmen en G-krachten nauwelijks op de motor blijven zitten. Dat is echt verschillend ten opzichte van de tijd waarin wij geracet hebben.’
Kevin Schwantz tijden de TT Assen |
1986 DNF 1987 DNS 1988 DNF 1989 DNF 1990 1e 1991 1e 1992 DNF 1993 1e 1994 5e DNF = niet gefinisht DNS = niet gestart |
Resultaten
Jaar | WK-stand | aantal zeges per jaar |
1986 | 22 | 0 * |
1987 | 16 | 0 * |
1988 | 8 | 2 |
1989 | 4 | 6 |
1990 | 2 | 5 |
1991 | 3 | 5 |
1992 | 4 | 1 |
1993 | 1 | 4 |
1994 | 4 | 2 |
1995 | 15 | 0 * |
* In 1986, 1987 en 1995 reed Schwantz slechts enkele grand prix-races.