Tito Rabat heeft er vier MotoGP-seizoenen op zitten, maar verder dan een zevende plaats kwam hij nog niet. Rabat heeft letterlijk en figuurlijk geleefd op het circuit om in de koningsklasse terecht te komen. Winnen in de MotoGP lijkt onmogelijk, maar hoe blijf je dan gemotiveerd? We leerden de 30-jarige Spanjaard in de afgelopen winterperiode beter kennen tijdens een uitgebreid interview.
We beginnen met de start van je carrière. Hoe oud ben je begonnen met racen?
‘Ik ben heel jong begonnen. Ik was volgens mij drie jaar toen ik een minibike cadeau kreeg. Ik ging rijden samen met mijn broer en vader. Naast racen op een minibike, was ik ook aan het karten. Op mijn elfde ben ik mij volledig gaan focussen op het wegracen. Het begon als een grap, maar ik begon het steeds leuker te vinden en raakte daardoor steeds meer gemotiveerd.’
Zat je familie ook in de wegrace?
‘Mijn vader heeft rally gereden toen hij jong was. Hij heeft goede races gereden, maar over het algemeen is mijn familie gefocust op het bedrijfsleven. (De vader van Rabat is eigenaar van het bedrijf ‘Rabat’ met verschillende juwelierswinkels in Spanje.) Eigenlijk is mijn passie voor deze sport uit het niets begonnen. Het werd steeds serieuzer. Via het Catalaanse naar het Spaanse kampioenschap en uiteindelijk ben ik in het wereldkampioenschap terechtgekomen.’
Tito Rabat reed zijn eerste Grand Prix in 2005 met een wildcard in Valencia. In 2006 kon hij instromen bij Team BQR als vervanger van Aleix Espargaró, die halverwege het jaar de overstap maakte naar de 250cc. Sinds dat moment is Rabat een vaste GP-coureur.
Op welk moment in je carrière begon je te beseffen dat je een MotoGP-rijder kon worden?
‘Ik denk in 2006. Ik reed toen eigenlijk voor hetzelfde team als nu, alleen de teamnaam was anders. Ik reed in de GP’s in de 125cc. In de tweede helft van het seizoen ging het erg goed en kwamen we met ons privéteam steeds dichter bij de top-10. Natuurlijk wilde ik daarvoor ook MotoGP-coureur worden, maar toen kwam het besef dat het misschien wel haalbaar zou zijn.’
Je officiële naam is Esteve Rabat, maar later werd dat Tito. Hoe zit dat?
‘Haha, dat klopt, maar zover ik weet was ik altijd al Tito. Ik heb een goed verhaal daarover. Ik heb een broer Jordi en hij is tien jaar ouder dan ik. Na mijn allereerste dag op school liepen we samen terug naar huis. Ik vroeg aan mijn broer: “Wat is jouw naam op school?” Hij zei: “Hoezo, mijn naam is gewoon Jordi. Wat is die van jou dan?” Ik zei: “Ze noemen mij Esteve.” Op dat moment kreeg ik pas te horen dat dit mijn officiële naam was, want thuis en overal noemde iedereen mij Tito. Dus ik dacht: Esteve, wie is dat?’
Rabat wist in 2007 zijn eerste podiumplaats in de 125cc te behalen. Er volgden nog twee podiums in 2010, voordat hij in 2011 de overstap maakte naar de Moto2.
Je staat bekend als een harde werker en iemand die praktisch altijd op het circuit van Almeria te vinden is. Hoe is dat zo ontstaan?
‘Ik genoot van het racen in de 125cc, maar het was ook vrij saai. Het probleem was dat je thuis weinig kon doen om ervoor te zorgen dat je sneller werd. Wanneer ik veel krachttraining ging doen, had dit eerder negatieve dan positieve gevolgen voor op de motor. En er waren niet veel trainingsmogelijkheden met de 125cc. Ik was ook vrij lang, wat het niet makkelijker maakte. Dat werd anders toen ik naar de Moto2 ging. Toen ontdekte ik veel mogelijkheden om beter te worden als coureur.’
Vertel.
‘In mijn 125cc-tijd woonde ik in Barcelona. Toen ik naar de Moto2 ging, kocht ik een CBR600 en een camper. Daarmee trok ik heel Spanje door en ging ik bij alle circuits langs. Het was een prachtige tijd. Doordat ik iedere dag ging trainen, lukte het ook om voor de overwinning te strijden. Uiteindelijk ben ik Almeria uitgekomen en dat werd mijn vaste basis om te trainen.’
Ging dat alsmaar trainen niet vervelen?
‘Racen verveelt voor mij nooit. Het was een soort droom waarin ik leefde, ik dacht alleen maar aan racen. Ook waren er zware momenten, zoals het overlijden van mijn moeder. Mijn herinneringen aan haar motiveren mij ook iedere dag om het beste uit mezelf te halen. Maar we hebben ook geweldige dingen beleefd toen we met de camper langs de circuits gingen. Dat zijn mooie verhalen.’
Je zou daar een boek over moeten schrijven.
‘Haha, ja misschien ooit op een dag. Maar nu wil ik mij volledig focussen op het racen.’
Rabat maakte snel stappen in de Moto2. Bij het team van Sito Pons won hij in 2013 drie races en werd derde in de titelstrijd. Een jaar later ging de Spanjaard naar Marc VDS en pakte de wereldtitel. Die titel droeg hij op aan zijn moeder, die in 2012 was overleden. Het was tevens een bijzonder moment, omdat goede vrienden Alex en Marc Marquez dat jaar ook kampioen werden. In 2015 lukte het Rabat, mede door een polsblessure, niet om zijn titel te prolongeren. In 2016 stapte hij over naar de MotoGP.
Hoe heb jij de overstap naar de MotoGP ervaren?
‘Het is fantastisch om te bereiken, maar het is ook een lastig moment. Want je gaat je realiseren dat er veel meer factoren belangrijk zijn om vooraan te komen. Dat is niet alleen hard rijden. Een coureur is een centraal punt en alles om diegene heen moet kloppen om te kunnen presteren. In de MotoGP is dat veel extremer dan in de andere klassen. De stap was dan ook zwaarder dan verwacht. Maar als jij je doel wilt bereiken, moet je constant blijven ontwikkelen en dat is wat ik aan het doen ben.’
Na twee moeilijke jaren op een Marc VDS Honda, maakte Rabat in 2018 de overstap naar Reale Avintia Racing. Op een Ducati scoorde hij al snel een paar top-10-resultaten, met een zevende plaats in Argentinië als beste resultaat.
Er wordt wel eens over jou gezegd dat je misschien niet het grootste talent bent, maar wel de hardste werker in de MotoGP. Ben jij het eens met deze stelling?
‘Ik ben het daar niet mee eens. Ik heb wel eens gedacht dat de mensen die dat zeiden misschien gelijk zouden kunnen hebben, maar na een lange carrière vind ik nu dat het niet zo is. Als je kijkt naar mijn carrière, in welke teams ik heb gereden en welke resultaten ik heb gehaald, dan kan dat niet als je geen talent hebt. Toen ik achttien jaar was, stond ik mijn eerste volledige WK-seizoen al op het podium. Ik heb niet altijd in een situatie gezeten dat ik kan laten zien wat ik kan, maar ik denk dat ik meer talent heb dan de meeste mensen denken. Ik heb in ieder geval nog een kans om mij te laten zien en dat is beter dan geen kans.’
Daarover gesproken. Wat is in jouw ogen op het moment het maximale resultaat dat je kunt bereiken in de MotoGP?
‘In de huidige situatie is een top-10-resultaat voor mij het maximale. Dat zie ik voor mij nu als een overwinning.’
En heb je wel eens gedacht als ik een Ducati fabrieksfiets had, wat kan ik dan?
‘Toen ik in de Moto2 een goede fiets had, kon ik winnen van rijders die nu ook vooraan rijden in de MotoGP.’
Je hebt vorig jaar tot eind 2021 een contract getekend bij Reale Avintia Racing in de MotoGP. Er waren ook geruchten dat je zou overstappen naar het WorldSBK. Waarom koos je toch voor de MotoGP, ondanks dat je weet dat je niet kunt winnen?
‘Mijn droom is om in de MotoGP te rijden en dat zal altijd mijn doel blijven.’
Is het zo simpel, want kunnen winnen moet aantrekkelijk klinken. Neem als voorbeeld Alvaro Bautista.
‘Natuurlijk klinkt dat ook goed, maar MotoGP is MotoGP. Stel dat ik niet meer in de MotoGP kan rijden, dan kunnen we altijd nog kijken naar andere opties. Maar dat is op dit moment niet aan de orde.’
Na een sterke eerste seizoenshelft van 2018 gebeurde er een vreselijk ongeluk op Silverstone, waar Rabat bij betrokken was. De beelden staan bij velen nog steeds op het netvlies. Op een kletsnatte baan komen aan het einde van het rechte stuk diverse rijders ten val. De Spanjaard staat op na zijn crash, maar wordt geschept door een andere motor met een driedubbele beenbreuk tot gevolg. Een lange revalidatie volgt.
Denk je nog veel terug aan de crash in Silverstone?
‘Niet meer. Het was een bijzonder moment, iets wat eigenlijk nooit gebeurt.’
Kun je je het moment nog goed herinneren?
‘Ja, ik herinnerde me nog dat ik boos was toen ik viel, want ik was een dag eerder ook gevallen. Ik zag Alex Rins zwaaien en dat maakte mij wakker. Ik ging staan, maar toen werd ik geraakt door de Marc VDS-motor. De eerste seconden voelde ik geen pijn. Daarna volgde de ergste pijn die ik ooit gevoeld heb. Mijn been zag eruit als een slang.’
Hoe heb je de revalidatie ervaren?
‘Enorm zwaar. Je ligt in het ziekenhuis met veel pijn en kan weinig doen, terwijl de anderen aan het racen zijn. Ik had na drie maanden nog steeds geen kracht in mijn been. En je zou er ook wel gek van kunnen worden als je been na een jaar nog steeds niet goed hersteld is. Sinds Sachsenring 2019 kon ik pas weer honderd procent geven op de baan.’
Heb je tijdens de revalidatie momenten gehad dat je eraan dacht om te stoppen?
‘Nee, dat niet, want ik wilde weer racen. In je carrière heb je mooie, maar ook zware momenten. Ik arriveerde misschien op een gegeven moment wel op een punt dat ik dacht: “Tito je wilt dit graag, maar tegen welke prijs?” Maar we zijn teruggekomen en dat is belangrijkste, want racen is mijn passie. Alleen duurt het lang om weer op het oude niveau te komen.’
Wat je zegt, je bent een gepassioneerde rijder. Ga je net als Rossi ook tot je veertigste door?
‘Zeker, zeker! Ik moet dat zeggen, want ik word nooit moe om te racen. Maar ik wil het wel goed kunnen blijven doen. Ik denk dat ik dat verdien. Als het niet meer mogelijk is om op hoog niveau mee te doen, dan is het tijd om te stoppen.’
Tekst: Asse Klein