Stel je voor: je zit nonchalant op je helm, een sigaret tussen je vingers, terwijl je lachend grappen maakt met de andere rijders op de grid. Het is niet bepaald wat je verwacht van een 500cc-wereldkampioen, toch? Niets is minder waar. Dit was precies de stijl van Marco Lucchinelli in zijn beste jaren. Een man die leefde als een rockster, een vrijbuiter met een ongepolijst karakter, maar bovenal een coureur met buitengewoon talent.
Het leven van een Grand Prix-coureur is de afgelopen decennia ingrijpend veranderd. Waar rijders in de jaren 70 en 80 nog volop genoten van het leven naast het circuit, draait het tegenwoordig allemaal om voeding, slaap en een strak trainingsschema. Het contrast tussen toen en nu is haast niet te geloven. Naast de relatief minder intensieve trainingsprogramma’s was er vroeger ook simpelweg meer vrijheid. Avonden in de kroeg, feestjes en zelfs het af en toe iets te veel drinken waren geen uitzondering. Coureurs voelden geen enkele druk van smartphones of social media die elk moment van hun leven konden vastleggen en van media die dat naar buiten konden brengen. Marco Lucchinelli (26 juni 1954) was een perfect voorbeeld van die tijdsgeest. De Italiaan genoot met volle teugen van het leven naast de baan. Hij was vanwege zijn relaxte houding en humor geliefd onder de coureurs. Vanwege zijn rockster-uitstraling viel de Italiaan ook zeer in de smaak bij de vrouwen. En daar maakte hij maar wat graag gebruik van. Daarnaast verzamelde Lucchinelli vrienden om zich heen – zoals dertienvoudig wereldkampioen Ángel Nieto – die wel in waren voor een feestje. Voor coureurs als Lucchinelli, die het leven naast het racen minstens zo belangrijk vonden, zou het hedendaagse strakke regime waarschijnlijk een nachtmerrie zijn geweest. Dankzij de vrijheid was er ook volop ruimte om echte persoonlijkheden te laten opbloeien. Denk aan Barry Sheene, Kenny Roberts en Randy Mamola – topcoureurs die Lucchinelli in 1981 allemaal zou verslaan toen hij tot 500cc-wereldkampioen werd gekroond. Want naast zijn liefde voor plezier maken, kon Lucchinelli ook als geen ander racen. Zijn bijnaam ‘Crazy Horse’ verdiende hij door zijn gedrag zowel op als naast de baan. De Italiaan zelf omschrijft het verschil tussen de coureurs van toen en nu als volgt: ‘Naar mijn mening is de manier van leven en racen veranderd. De passie is er altijd, maar mijn generatie was anders. We begonnen met racen toen we twintig waren. Ik was een scheepsjongen, dat wil zeggen iemand die maaltijden naar de scheepswerven bracht en dat deed ik zes maanden per jaar. In de overige maanden vervulde ik mijn droom door te racen. De kinderen die tegenwoordig racen hebben te veel van alles. Ze groeien als het ware op in een kuikenboerderij. Uit zovelen komen er wel talenten tevoorschijn, maar vroeger waren dat er niet zo veel. Dat je tegenwoordig met geld van je ouders zeer jong kunt gaan racen, is volgens mij ook de reden waarom de jongens niet zoveel doorzettingsvermogen hebben. Uiteindelijk vinden ze alles goed. Ze verdienen geld, zelfs als de motor kapotgaat of als ze de finish niet halen. Er zijn rijders die jarenlang een goede motor hebben en niets winnen. Ik won de 500cc-titel in mijn tweede jaar met een goede motor. In onze tijd werd er sneller doorgeselecteerd.’
De weg naar de wereldtitel
Lucchinelli’s reis naar de top van de motorsport was net zo onvoorspelbaar als hijzelf. De Italiaan was geen fan van conventies of strikte trainingsschema’s. Hij volgde zijn instinct op de baan, wat hem geliefd maakte bij fans. ‘Ik rijd met mijn hart, niet met mijn hoofd. Misschien val ik daardoor wat vaker, maar het is ook de reden dat ik win,’ zei Lucchinelli ooit over zijn benadering van racen. Vanaf zijn eerste deelname in de Grand Prix viel hij meteen op. In 1976 werd de Italiaan met beperkte middelen vierde in het 500cc-wereldkampioenschap. Hij reed met een Suzuki. De jaren daarna waren grillig en reed de jonge Italiaanse coureur met Yamaha en Harley-Davidson. Door een gebrek aan goed materiaal moest Lucchinelli vaak extra risico’s nemen, wat regelmatig resulteerde in een valpartij. Zijn wilde rijstijl leverde hem de bijnaam ‘Crazy Horse’ op, en ook buiten de baan deed hij die naam als echte vrijbuiter eer aan. Lucchinelli racete in de tijd van de Nederlandse ‘Grote Drie’: Wil Hartog, Jack Middelburg en Boet van Dulmen. Hij was regelmatig te vinden op stratencircuits in Nederland, zoals in Raalte. Toch zagen velen wel het talent van Lucchinelli.
In 1980 kreeg hij voor het eerst fabrieksmateriaal, als teamgenoot van Graziano Rossi bij het team van Roberto Gallina. Lucchinelli greep deze kans op de Suzuki RG500 met beide handen aan. Bij de eerste Grand Prix in Misano stond hij meteen op poleposition. Crazy Horse werd constanter en stond zeer regelmatig op het podium. Zijn seizoen eindigde met een overwinning op de Nürburgring. Hij sloot het jaar af als derde in het eindklassement achter Kenny Roberts (Yamaha) en Randy Mamola (Suzuki) en werd meteen getipt als kanshebber voor de titel van 1981.
MotoGP Valencia: afscheid van icoon Valentino Rossi
Lucchinelli bleef racen voor Gallina Suzuki, een echt Italiaans team dat bekendstond om de familiaire sfeer. Zo nodigden ze als eerste team de pers uit om in hun tent spaghetti te komen eten: simpel, maar heel gezellig. Lucchinelli voelde zich daar helemaal op zijn plek. Voor de races stond hij regelmatig met de helm achterstevoren op zijn hoofd nog te ouwehoeren met zijn collega-coureurs. Zijn ontspannen houding en humor brachten hem ver. Zelfs zo ver dat Lucchinelli in combinatie met zijn talent 500cc-wereldkampioen kon worden.
Het seizoen 1981 begon stroef met een crash. Daarna volgde er een derde plaats in Hockenheim en een vijfde plek in Monza, maar tijdens de Franse Grand Prix op Paul Ricard keerde het tij. Lucchinelli versloeg grootheden als Roberts, Sheene en Mamola en boekte de tweede Grand Prix-zege uit zijn carrière. Dat gaf hem het vertrouwen om nog vier races te winnen in 1981 en uiteindelijk Roberts na drie kampioenschappen op rij van zijn troon te stoten. Vanuit Nederlands perspectief was zijn beroemdste overwinning tijdens de TT Assen. Van Dulmen pakte de leiding en leek op de natte baan op weg te zijn naar een zege in zijn thuisrace. Maar Lucchinelli had gekozen voor intermediates en dat bleek op de opdrogende baan de betere keuze te zijn. De Italiaan passeerde de thuisrijder en won de Grand Prix van Nederland. Verder wist hij te winnen op Spa-Francorchamps, Imola en Imatra, allemaal uitdagende circuits die perfect pasten bij zijn rijstijl. Op 16 augustus 1981 werd de 27-jarige Lucchinelli gekroond tot 500cc-wereldkampioen, na de laatste Grand Prix van het seizoen in het Zweedse Anderstorp.
Nieto op de Honda NS500
De 500cc-wereldtitel leek perfect getimed voor Lucchinelli. Honda was net bezig met de opstart van HRC (Honda Racing Corporation) en wilde, na het mislukken van de NR500-viertakt, nu succes boeken met hun nieuwe driecilinder tweetakt-NS500. Met een aantrekkelijk salaris wisten ze Lucchinelli aan te trekken, zodat de Japanse fabrikant ook meteen met startnummer 1 kon rijden. De Amerikaan Freddie Spencer en de Japanner Takazumi Katayama werden zijn teamgenoten. Maar ondanks zijn status als regerend wereldkampioen wist Lucchinelli in 1982 geen enkel podium te halen en won hij nooit meer een Grand Prix. Dit lag niet aan de Honda NS500, want de 20-jarige Spencer behaalde er wel overwinningen mee. Wellicht nog pijnlijker was dat Franco Uncini – Lucchinelli’s landgenoot en opvolger bij Gallina Suzuki – de wereldtitel veroverde.
Toch liet Lucchinelli van zich horen. Tijdens de Grand Prix van Spanje wist hij Honda zover te krijgen dat zijn goede vriend Nieto op zijn reservemotor mocht rijden. Tegenwoordig zou geen enkele MotoGP-rijder zoiets durven vragen aan zijn team, omdat het antwoord toch wel duidelijk zou zijn. Zelfs in de jaren 80 was het zeer ongebruikelijk, maar Lucchinelli kreeg het voor elkaar. Nieto had eind 1981 al eens op Lucchinelli’s Suzuki RG500 gereden tijdens een internationale race op Jarama. Hoewel Nieto koning was van de lichtere klassen, had hij altijd de droom om eens een 500cc-Grand Prix te rijden. Met Lucchinelli’s verzoek en de extra druk van de Spaanse koning Juan Carlos, die een groot motorsportfan was, gaf Honda toe.
Tijdens zijn thuis-GP in Jarama mocht de Spaanse raceheld op Lucchinelli’s reservemotor debuteren in de koningsklasse. De Japanners durfden het verzoek simpelweg niet te weigeren. Dat Lucchinelli na een eventuele crash zelf geen reservemotor zou hebben en dus niet zou kunnen racen, boeide hem niet. Nieto reed niet alleen met startnummer 37 op de reservemotor, maar verscheen tijdens de vrije training zelfs op de NS500 met het iconische nummer 1. Het kon toen allemaal nog. Nieto kwalificeerde zich met een vijftiende tijd en was een kleine drie seconden langzamer dan polesitter Spencer, die op dezelfde Honda-driecilinder reed. In de race ging de lichtgewicht Spanjaard echter al na vier ronden onderuit. Roberts (Yamaha) won de race, terwijl een aan één been geblesseerde Lucchinelli vijfde werd.
Voor 1983 had Lucchinelli nog steeds een lucratief contract bij Honda. Terwijl teamgenoot Spencer wereldkampioen werd, had de Italiaan opnieuw een teleurstellend seizoen. Hij stond nog wel twee keer op het podium, maar eindigde slechts als zevende in het wereldkampioenschap. Eén positie beter dan in 1982. Na twee moeizame jaren bij Honda – waar hij wel goed verdiende maar geen succes boekte – raakte Lucchinelli’s carrière in een vrije val. Zijn vrienden en voormalige sponsoren, de gebroeders Castiglioni, haalden hem in 1984 en 1985 naar Cagiva. Deze twee jaren verliepen opnieuw zonder succes of WK-punten en dit markeerde het einde van zijn Grand Prix-carrière.
Naar de gevangenis
Toch dook Lucchinelli in 1988 weer op in een wereldkampioenschap, dit keer in het allereerste seizoen van de Superbike. Op een Ducati wist hij twee races te winnen en eindigde als vijfde in de eindstand. Een jaar later werd hij teammanager van het Ducati Superbike-team. Ondertussen ging het privé bergafwaarts. Lucchinelli werd eind 1991 opgepakt op verdenking van drugshandel en smokkel, maar de rechtbank wist hij te overtuigen dat het om zijn eigen verslaving ging, die al tijdens zijn racecarrière was begonnen. Dit resulteerde erin dat Lucchinelli niet jarenlang, maar slechts enkele maanden in de gevangenis hoefde door te brengen. Zijn tijd in de cel had ook een positieve kant: het hielp hem zijn verslaving te overwinnen.
Lucchinelli bleef actief in de motorsportwereld, onder andere als commentator en hij werd een graag geziene gast bij klassieke race-evenementen. De bijnaam ‘Crazy Horse’ bleef van toepassing, want ondanks zijn leeftijd behield hij zijn rockster-uitstraling en eigenzinnige karakter. In 2017 werd de voormalige topcoureur getroffen door een enorme tragedie toen zijn zoon Cristiano op 36-jarige leeftijd om het leven kwam bij een verkeersongeval.
Samen met voormalig Grand Prix-coureur Fausto Ricci runde hij een motorsportschool. Kort voor het overlijden van Cristiano was Marco Lucchinelli tot MotoGP Legend benoemd. In totaal won de Italiaan – die inmiddels de zeventig is gepasseerd – zes GP’s en behaalde hij één wereldtitel. Slechts een paar coureurs zijn erin geslaagd om niet enkel op prestaties, maar door hun unieke karakter geschiedenis te schrijven. Marco Lucchinelli hoort zonder enige twijfel in dat rijtje thuis.
Foto’s: Henk Keulemans