maandag 31 maart 2025

100 jaar TT Assen: de droomweek van Bert Smit

Nederlandse overwinningen in de TT zijn zeldzaam, héél zeldzaam. Enkel Wil Hartog, Jack Middelburg, Paul Lodewijkx, Egbert Streuer, Bernard Schnieders en Hans Spaan hebben het Wilhelmus laten klinken op Grand Prix-niveau in Assen. Toch zijn er talloze andere unieke en soms bijna vergeten Nederlandse TT-momenten. Momenten waarop alles perfect samenviel, of juist nét niet. Prestaties die minstens zo indrukwekkend waren als een Grand Prix-zege. Ter ere van het 100-jarig bestaan van de TT in Assen sprak Moto73 met acht Nederlanders die een bijzonder TT-verhaal te vertellen hebben. Bert Smit – Moto73 nr6 (4pag) V2

100 jaar TT Assen – Wilco Zeelenberg: ‘Moest dat nou zo?’

Bert Smit nam negen keer deel aan de TT Assen, maar één ‘Speedweek’ stak er met kop en schouders bovenuit. In 1988 beleefde hij zijn ultieme droomweek. Na een overwinning aan het begin van de week in het Europees kampioenschap, volgde een paar dagen later zijn enige podiumplaats in de Grand Prix. Achter fabrieksrijders Jorge Martinez en Peter Öttl werd hij knap derde in de 80cc-klasse. Een complete verrassing! Alles viel die TT-week op zijn plek en dat op een motor waar hij nog nooit eerder op had gereden.

Jouw TT-week van 1988 was heel bijzonder. Hoe verliep de aanloop naar je thuis-Grand Prix?

‘We hadden destijds zelf een Casal gebouwd met een roestvrijstalen monocoque-frame, een ontwerp dat enigszins geïnspireerd was op de creaties van Martin Mijwaart bij Jamathi. De motor was goed, maar eigenlijk te zwaar. Als het regende, kon ik misschien bij de eerste vijf eindigen in de GP 80cc, maar op een droge baan zat een plek in de top tien er hooguit in.’

Maar je ging niet met een Casal van start tijdens de TT.

‘Elk jaar was het een hele klus om de begroting rond te krijgen. In 1988 werd ik met het laatste deel financieel geholpen door de TT-commissie. Dat was geweldig, want zo wist ik dat ik me geen zorgen meer hoefde te maken over de onderdelen. Maar met mijn Casal zou ik niet in de top eindigen. Sinds 1983 reed ik al mee in de TT Assen en was inmiddels 31 jaar; ik wilde graag iets bijzonders neerzetten. Daarom had ik alles ingezet op de TT Assen om daar voor een topresultaat te gaan. Daarvoor had ik een Krauser nodig, want die was zeker vijf kilo lichter dan mijn eigen motor.’

Hoe ben je aan een Krauser gekomen?

‘Een nieuwe Krauser kostte toen zo’n 40.000 gulden (€18.000), ruim de helft meer dan mijn Casal. Ik ging op zoek naar iemand die er nog een had. Via-via kwam ik uit in België, waar een Krauser stond die ik mocht gebruiken. We besloten ervoor te gaan, maar toen we de motor gingen ophalen, bleek hij in zeer slechte staat en incompleet te zijn. Hij stond zelfs in een kippenschuurtje. Toch hebben we hem meegenomen.’

Waarom?

‘We waren een bepaalde weg ingeslagen en ik wilde koste wat het kost met een Krauser racen in Assen. En we zaten nog maar een paar weken voor de TT! We zijn met de motor naar de Krauser-fabriek nabij München gegaan. Ik had Mike Krauser junior al benaderd met de vraag of hij de motor op niveau wilde brengen. Hij had daar wel een kit voor, maar toen Krauser senior onze motor zag, verzocht hij ons direct het terrein te verlaten. Want zo ging je volgens hem niet met een Krauser om. Ik heb mijn verhaal uitgelegd. Krauser junior wilde me toch helpen, mede omdat hij 10.000 gulden (€4.500) zou verdienen aan de kit. Maar toen ze daar de cilinder eraf haalden, bleek het carter verouderd te zijn en paste de kit er eigenlijk niet op. Een nieuw carter zou me nog eens 5.000 gulden (€2.200) kosten en dat geld had ik niet. Ik gaf aan dat ik het thuis zelf wel in elkaar zou zetten. We hebben toen alle onderdelen van de kit – zoals een uitlaat, ontsteking en cilinder – meegenomen. En zo gingen we met nieuwe onderdelen en een lege portemonnee naar huis.’

Hoe ging het verder?

‘Eenmaal thuis kwamen we nog van alles tegen. Er zat een scheur in het blok én in het subframe. We hebben alles nog aan elkaar kunnen lassen, maar vraag maar niet hoe. We zijn zelfs nog een keer naar Rotterdam geweest, waar iemand aluminium kon lassen. Zondagavond, vlak voor de TT-week, stopten we rond 23:00 uur met sleutelen. We moesten namelijk naar Assen, want op maandag begonnen de trainingen voor het EK al. In die tijd kon je als rijder nog meedoen aan zowel het EK als het WK. Onderweg naar Assen zijn we op een landweggetje gestopt om te testen of de motor het überhaupt deed.’

Dat moet goed zijn gegaan, want je won de EK 80cc-race op dinsdag!

‘Dat klopt, maar na de eerste training stond ik pas tiende. Dat had ik met mijn Casal ook gekund, want daarmee werd ik een jaar eerder nog vierde. Ik was niet blij. Ik heb toen een andere carburateur geleend, een type dat volgens Krauser niet zou kunnen, maar ik geloofde erin dat die beter zou werken. Bij de laatste training had ik de motor zo ver afgesteld dat ik de tweede tijd neerzette achter Peter Öttl, die met een fabrieks-Krauser reed. Öttl viel uit in de race en ik wist te winnen. Dat was een mooie opsteker voor de Grand Prix!’

De TT-Speedweek was een bijzondere tijd, want twee dagen later begon je aan de trainingen voor de Grand Prix.

‘Maar wel zonder mijn carburateur, want die had ik na de EK-race weer moeten inleveren. Ik heb toen mijn Dellorto-carburateur erop gezet en deze op gehoor afgesteld. Dat was mij wel toevertrouwd, want ik had hiermee al jaren met de Casal gereden. In de eerste training begaf na vier ronden mijn big-end (krukaslager) het. “Pech,” zeiden ze, maar ik zag het als geluk. Was het iets eerder gebeurd, dan had ik de EK-race niet gewonnen. Ik strandde in de Stekkenwal en vroeg aan de baco daar op welke positie ik stond. Ik bleek de derde tijd te hebben gereden, met dezelfde tijd als in het EK. Toen wist ik dat ik op de goede weg zat. Uiteindelijk wist ik mij tussen de fabrieksrijders op de eerste startrij te kwalificeren.’

Wat weet je nog van de race?

‘Ik kon mij goed meten met de snelste mannen, maar ik kwam net wat snelheid tekort. In de race had ik wel geluk met uitvallers. Zo kwamen fabrieksrijders Alex Crivillé en Stefan Dörflinger voor mij ten val. In eerste instantie streed ik met Jos van Dongen om de vijfde plaats. Die wist ik van mij af te schudden. Jos vertelde later: “Jij was zo gebrand, dat ik dacht: laat ik maar de verstandigste zijn, anders eindigen we samen in de sloot.” Aan het begin van de race dacht ik overigens dat ik nooit de finish zou halen. Mijn koppeling ging kapot in de tweede ronde en die had ik op sommige plekken eigenlijk hard nodig. Zeker omdat ik een wat bijzondere versnellingsbak had, met veel ruimte tussen de tweede en derde versnelling. Maar door mijn rijstijl aan te passen, lukte het toch om een goed tempo te houden.’

De openingsfase van de 80cc-race in 1988 met Peter Öttl (18), Stefan Dörflinger (3), Jos van Dongen (23) en Bert Smit (34). Jorge Martinez en Alex Crivillé reden daar nog voor.

Wanneer kreeg je door dat je een podium kon behalen?

‘In de voorlaatste ronde ging ik door de Haarbocht en hoorde ik ineens een enorm kabaal. Ik dacht dat mijn motor kapot was. Ik keek op, maar het bleek het publiek te zijn. Ze gingen zo enorm tekeer dat ik het boven het geluid van mijn motor uithoorde. Toen wist ik dat ik op een goede plek lag, maar niet precies op welke positie. Achteraf bleek dat ik op dat moment net derde lag, omdat Crivillé was uitgevallen. Ik had wel door dat ik goed lag, dus in de laatste ronde heb ik geen risico’s meer genomen. Pas tijdens de uitloopronde, of misschien zelfs bij binnenkomst, kreeg ik te horen dat ik derde was geworden.’

Je stond op het podium met winnaar Jorge Martinez (Derbi) en Peter Öttl (Krauser), beiden fabrieksrijders. Hoe was dat?

‘Heel bijzonder. Ik werd een beetje gedirigeerd door Theo Bult, die langs de kant van het podium stond te kijken. Hij gaf aan wat ik moest doen en wanneer ik de champagnefles moest openen. Voor mij was dat een geweldig moment, want vroeger was ik een enorme fan van Theo. Ik weet nog goed dat hij tweede en derde werd tijdens de TT Assen. Op het podium zag ik ook de mensen van het TT-bestuur en mijn sponsoren staan, die dit allemaal mogelijk hadden gemaakt. En toen viel mijn oog ineens op Krauser senior, dezelfde man die mij uit zijn fabriek had willen sturen. Hij stak een duim naar mij op, haha!’

Hoe zag je dag er verder uit?

‘Ik weet nog dat die dag de EK-voetbalfinale tussen Nederland en de Sovjet-Unie was. Er zaten zelfs mensen met tv’s op het talud. Wij hebben de wedstrijd met betrokkenen rondom mijn team bij mijn caravan gekeken. Ook kreeg ik nog een gelukstelegram van de gemeente Stadskanaal, erg attent. En natuurlijk herinner ik mij de weg naar huis nog goed. Mijn naam stond op de caravan – want we maakten natuurlijk wel reclame – en bij de viaducten wisten ze schijnbaar ook dat ik derde was geworden. Dat was ontzettend leuk!’

Hoe ging het verder met je snelle Krauser?

‘Tijdens onze volgende Grand Prix in Rijeka stond ik weer op de eerste startrij. Martinez sprak me er zelfs op aan, ik was duidelijk gestegen in de pikorde. Maar in de eerste training brak mijn versnellingsbak, iets wat destijds een maandsalaris kostte om te vervangen. Tijdens het raceweekend zijn we nog naar München gereden om een nieuwe op te halen. Opnieuw pech, zou je denken, maar als het eerder was gebeurd, was ik geen derde geworden in de TT. In de race op Rijeka reed ik in de eerste ronde zelfs even aan de leiding, totdat op het snelle stuk een paar fabrieksrijders over mij heen kwamen. Ik wilde aanhaken en remde daardoor nog later, maar op dat moment spatte het hele frame uit elkaar. Een harde crash met flinke schade. Geld om het direct te repareren had ik niet, maar ik werd financieel geholpen door John Bestebreurtje, omdat hij vond dat ik zo goed bezig was. Daardoor kon ik de motor weer opbouwen en afreizen naar de laatste GP 80cc van dat jaar in Brno. Maar vanaf dat moment voelde de motor niet meer zoals in Rijeka en Assen. Het was nog genoeg voor de top-tien en soms rand top-vijf, maar niet meer om voor de podiumplaatsen te strijden.’

Hoe banden de motorsport veranderden – TTerugblik #4

Wat voor gevoel komt er bij je op als je aan de TT Assen denkt?

‘Dat zijn prachtige herinneringen. Ik heb zo’n tien keer aan de TT mogen deelnemen en het was altijd het hoogtepunt van het jaar. Daar werkte je naartoe. Ik was altijd enorm gebrand; in Assen moest er een schepje bovenop. Op dat circuit kon ik soms net iets meer laten zien dan op andere banen. Ik heb er EK’s gewonnen, mijn enige podiumplaats in de Grand Prix behaald en ook mijn twee Nederlandse titels werden in Assen beslist.’

Gouden tijdperk

Bert Smit was in 1988 de laatste Nederlander die een podiumplaats behaalde in de TT van Assen in de 80cc-klasse. Eind 1989 verdween deze categorie, die eerder de 50cc had vervangen, uit de Grand Prix-racerij. Daarmee kwam een einde aan een glansrijke periode vol Nederlandse successen in de lichtste Grand Prix-klasse. De 50cc-klasse maakte in 1962 zijn intrede in het wereldkampioenschap. Tijdens deze periode, die tot en met 1983 duurde, behaalden Nederlandse coureurs dertien podiumplaatsen. Met de komst van de 80cc kwamen daar nog drie Nederlandse podiumplekken bij: naast het podium van Smit waren dat twee ereplaatsen voor Hans Spaan. De meest succesvolle jaren lagen tussen 1968 en 1974, toen Nederlandse coureurs maar liefst elf keer op het TT-podium stonden in de 50cc-klasse. Hoogtepunt was de enige Nederlandse overwinning in deze klasse: Paul Lodewijkx won in 1968 op een Jamathi.

Foto’s: Henk Keulemans, Asse Klein

Wist je dat…
Bert Smit op 38-jarige leeftijd (in 1994) met een wildcard nog deelnam aan de GP 125cc in Assen? Hij viel uit in deze race, maar later dat jaar werd hij nog wel Nederlands kampioen 125cc.
In 1994 reed Bert Smit (64) op 38-jarige leeftijd zijn laatste TT van Assen met een wildcard in de 125cc.

TT-resultaten van Bert Smit

Racegeschiedenis
Jaar Klasse Positie
198350ccP15
198480ccP17
198580ccDNF
198680ccP14
198780ccP16
198880ccP3
198980ccP8
1990125ccDNQ
1994125ccDNF

Stay tuned

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en mis nooit het laatste nieuws! Onze nieuwsbrief wordt iedere week op dinsdag (bij veel nieuws) en donderdag verstuurd.


Gerelateerde artikelen