Brandhout met een duivel erin, smokkelpaden, duistere bossen, heuvels met uitzicht tot ver over de grens. Twente is als een spannend jongensboek. Tukker Jacob Westerburger, die er al reed toen de meesten van ons nog moesten leren lezen, geeft een rondleiding.
[sgpx gpx=”/wp-content/uploads/gpx/tracertracks-3-twente.gpx”]
Jan Dirk Onrust
Jacob Westerburger (71) uit Enschede haalde zijn motorrijbewijs in februari 1966. Dus hij heeft tijd genoeg gehad om leuke motorweggetjes in Twente te ontdekken. ‘Eerst op een BSA B31 en twee Machtless’. Toen ben ik lange tijd gestopt. Het echte rijden begon voor mij weer in 2004, toen ik mijn huidige Pan kocht.’
Sindsdien is Jacob een vaste waarde bij de Nederlandse Promotortochten. Hij miste daarbij nog een tocht die honderd procent door Twente gaat. ‘Daarom heb ik die zelf gemaakt. Twente heeft heel veel kleine weggetjes. Bochtig, bijna altijd heel rustig, midden in de natuur en vol duistere bezienswaardigheden.’
Jacob, die je zou inschatten als leraar wiskunde, heeft zijn leven lang in de bouw gewerkt. Voor zijn werk heeft hij in onder meer Voorburg en Eindhoven gewoond, maar keerde uiteindelijk weer terug naar zijn geboortestreek.
Gouweouwe
Als hij zijn schuur opent, zien we zijn twee grootste hobby’s. Een motor en tweeduizend grammofoonplaten. ‘Samen met mijn vrouw maak ik een radioprogramma voor de lokale omroep. Op zolder, waar ik een radiostudio heb. Een uurtje lang gouweouwes draaien uit mijn eigen collectie. Maar eigenlijk hou ik het meest van klassieke muziek, de wat lichtere soort. Als het even kan, probeer ik dat toch in het programma te draaien.’
Wat zou hij kiezen als achtergrondmuziek voor zijn Twentetocht?
‘Hm, Grieg misschien wel. Melodieën als landschappen, beetje geheimzinnig.’
Witte wieven en hellehonden
De tocht begint bij de restaurant De Gouden Boogjes in Oldenzaal, uiteraard op een bedrijfsterrein vlak aan de snelweg (A1), dat is makkelijk aanrijden. Na twee keer afslaan zijn we daar een lichtjaar van verwijderd en rijden we het typisch Twentse coulisselandschap in, waar de horizon nooit ver weg is. Niet zoveel bos, maar wel veel bomen, waartussen boerderijen en kleine weilanden zijn verstopt. Het wordt algauw zo intiem dat de weg dwars over het erf van een boer loopt.
Het motregent wat en het is heiig.
‘Bijna wittewievenweer,’ zegt Jacob.
Witte wieven, het woord is gevallen. Wat je in het westen mist noemt, zijn hier levende wezens, die in slierachtige vorm boven heidevelden en riviertjes tevoorschijn komen. Ze zijn nog ouder dan het christendom, en kwamen vroeger overal in de volksverhalen voor. Ook in het westen, maar daar zijn ze verdwenen. Maar het oosten van Nederland heeft iets behouden wat elders niet meer bestaat. Geheimzinnigheid. Dus in Twente voelen ze zich nog thuis, net als Hellehonden, Heemennekes en andere wezens van Keltische of Saksische achtergrond.
Hooivork in de kont
En verdraaid, wie komen we tegen bij Ootmarsum? Lucifer zelf. Althans, een bord dat naar een legende verwijst. Toen een knecht een boerenschuur betrad, vloog het brandhout hem om de oren. Het werd hem toegeworpen door een klein krom griezelig kereltje, dat werd geïdentificeerd als de duivel. Hij werd in een zak gevangen en onder een steen begraven aan de Zonnebergweg. Beetje wijwater erover, klaar. Het Kwaad in Twente is kennelijk goed beheersbaar.
Maar onderhuids zaten er spanningen. Jacob wijst me op de houten gevelversiering van een boerderij. ‘Een kruis op de top betekent dat er een katholiek woont. Dat was een teken voor rondreizende geestelijken dat het hier een veilig adres was. Die moesten niet bij de verkeerde aankloppen, want dan hadden ze de hooivork in de kont.
Wit van niks
In de grensplaats Losser daarentegen is niets aan de hand. Zelfs geen smokkel over de duistere boswegen? ‘Neuh, daar hadden ze hier nog nooit van gehoord. Tenminste, als ze werden ondervraagd door de douane. Dat is een Twents gezegde geworden. ‘Kump uut Losser, wit van niks.’ In het Nederlands zou je zeggen: ‘Hij liegt dat hij barst.”
Bij De Lutte is het ook niet pluis. Jacob wijst op een zijweggetje van zijn Twentetocht. ‘Dat is de Kaviksweg. Vroeger liep hier de Dodenweg. Hier kon je zomaar overreden worden door een onzichtbare lijkwagen, als je tussen de diepe karrensporen liep. Dus je kunt hier beter rechts aanhouden.’
Bij kasteel Singraven in Denekamp, wacht meer onheil. ‘Ooit was dit een nonnenklooster,’ weet Jacob. ‘Een van de nonnen had intieme relaties met meerdere mannen in het dorp. Als straf hiervoor werd ze levend ingemetseld in het kasteel, een oud Twents gebruik. Sindsdien spookt het er.’
Op mistige dagen wil het spook nog wel eens tevoorschijn komen boven de Dinkel, die hevig kronkelt langs de rand van het landgoed. Minder spookachtig: pal aan de weg drijft de Dinkel een dubbele watermolen aan. Deze is zou oud dat Jacob Ruysdael hem in de zeventiende eeuw nog schilderde.
Berg met uitzicht
Na alle duistere verhalen komen we bij Lattrop, het Heart of Darkness van Twente. Dit is letterlijk een van de duisterste plekken van Nederland. Daarom hebben vrijwilligers juist hier de Cosmos Sterrenwacht gebouwd. Jacob raadt aan op woensdag of zaterdagavond te gaan.
Als je de sterrenwacht overslaat, biedt de Kuiperberg een goed alternatief qua ver kijken. De berg is voor Twentse begrippen zo hoog (7100 cm) dat je zicht heb tot ver over de grens. De ANWB zette er in 1922 een oriëntatietafel neer, zoals dat hoort bij echte bergen.
Jacob en ik duiken weer de diepte in waar zeker 100 km aan spannende verhalen ligt. En die hoef je echt niet allemaal te kennen om zijn Twentetocht te ervaren als een mooi jongensboek.