Wat zijn ze mooi hè, de Stelvio, Col d’Izoard, Timmelsjoch, Berninapas, Col de la Bonette… En motorrijders genoeg daar. Het is precies de reden waarom ik genoegen neem met een bochtje en hoogtemetertje minder. Ik levert ze graag in om de bergpassen helemaal voor mijzelf te hebben.
Frankrijk
Gorges de Daluis, 795 m – Opengespleten aarde
Deze route past misschien niet precies in de definitie van een bergpas, maar waanzinnig rijden is het er wel. Eerst rijd je de Col de Valberg vanuit het skidorp op zo’n 1,5 uur rijden vanaf Nice, in het achterland van de Côte d’Azur en als je denkt dat die mooi was, sla je linksaf richting de kust en doet het landschap er nog een schep bovenop. De aarde lijkt er speciaal voor jou open te splijten. Niks en niemand op de weg. Balanceren boven de afgrond van de Var, zoals de bergbeek beneden heet. Een wereld van wenden, keren, gas geven en uitdrijven tot aan de poorten van het Middeleeuwse dorp Entrevaux met een charmant motormuseum.
Col de la Moutière, 2.454 m – Geheime achteringang
Kijk, deze moet je weten te liggen. De meeste motorrijders knallen er aan voorbij als ze de fameuze Col de la Bonette willen aantikken, de hoogste verharde bergpas van de Alpen (als je het extra rondje over de Cime de la Bonette meetelt tenminste). Maar wie in de afdaling de afslag naar Saint-Dalmas-le-Selvage neemt, krijgt een heerlijke eenzame toegift. Vanuit dit robuuste dorp klimt de Col de la Moutière via een soort achterdeur naar boven. Ongemerkt, stil en prachtig. Het asfalt is pokdalig, het slotstuk gravel, maar hier voel je pas echt het avontuur van passen rijden. Eenmaal over de Col, rijd je de Bonette nog eens op. Nu met een nog dikkere glimlach.
Pas de Tous Vents, 1.052 m – Over het balkon
Juist in de uitlopers van de Alpen zijn soms heerlijke routes te vinden die nog niet zijn afgekloven door hele pelotons aan motorrijders. De Pas de Tous Vents is er zo eentje. Oké, de Gorges du Verdon zijn groter en spectaculairder, maar in dit stuk niemandsland heb je de weg voor jezelf. Eigenlijk is het een reeks van kleine passen achter elkaar. Met onder meer de Tous Vents. De weg voert over een balkon boven de Peyron, een kleine rivier die vooral bij regenval water heeft. Spectaculair zijn de vergezichten en trajecten die regelrecht uit de rotsen zijn gehakt. Het voelt er alsof je boven de afgrond zweeft.
Col de Rousset, 1.254 m – Miskende superpas
Met de Route Napoleon om de hoek, wordt de Col de Rousset vaak over het hoofd gezien. Maar het is een spektakelstuk van de bovenste plank met meer dan tien haarspeldbochten en enkele heerlijke langgerekte bochten waar je het gas er stevig op kunt houden. Je moet er het plateau van de Vercors voor oprijden en dat is allerminst een straf. Ook boven ligt fijn motorterrein. De Col de Rousset is twintig kilometer lang en overwint bijna 900 hoogtemeters.
Toerisme Duitsland: Sauerland, Hollandse Alpen
Italië
Pas du Paradis, 1.720 m – Een motorparadijs
Toegegeven, hij ligt niet ideaal. Op het eerste gezicht is het logisch om gewoon de directe route naar Bonneval te volgen om daar de machtige Col de l’Iséran te nemen. Maar dat kan ook als je een omweg door Italië pakt, via de Fréjustunnel. De beloning bestaat uit twee superfijne bergpassen: de Pas du Paradis en de Col de Mont Cenis. Samen goed voor meer dan tien haarspeldbochten, een stuwmeer, groots berglandschap en uitstekende Italiaanse koffie. Terug in Frankrijk pik je zo de route richting Bonneval weer op.
Sella di Razzo, 1.760 m – Wunderbar!
Een Duitstalig kopje voor een bergpas in Italië? Jazeker, want de Sella di Razzo leidt van of naar Sauris, een wonderlijk stukje Italië dat door de geïsoleerde ligging een soort Duitstalige enclave is geworden. Met dank aan een verdwaalde Duitse soldaat die er een paar honderd jaar geleden terechtkwam en is gebleven. Eigenlijk is het hele traject tussen pakweg Ampezzo en de top fantastisch. Het is een aaneenschakeling van bochten door afwisselend terrein dat van bossen naar weilanden, almen en steile bergwanden wisselt. Eenmaal boven kun je links- of rechtsaf richting Oostenrijk. Altijd goed.
Russis Kreuz, Kofeljoch & Würzjoch, 2.006 m – Dolomietenzicht
Vanuit het authentieke Villnöstal klimt een smalle weg richting deze drieklapper: Russiskreuz, Kofeljoch en Würzjoch, allemaal iets onder 2.000 meter hoogte. Het bochtenwerk is er dik in orde, het asfalt soms uitdagend en zelfs bij de grootste Dolomietenliefhebbers staat deze route zelden op de agenda. Alleen de locals komen er graag. De grootste plus is hier het uitzicht. Zodra je het dal uit bent, BAM: kijk je zo de Dolomieten recht in het gezicht. Veel mooier wordt het niet.
Passo Valles, 2.032 m – Binnendoor op z’n best
De Passo Valles verbindt de Passo Pellegrino binnendoor met de Passo Rolle. Dan zou je een boel verkeer verwachten, maar dat valt doorgaans erg mee. Aan het traject zelf ligt dat niet, want dat is buitengewoon fraai. Tot boven 2.000 meter hoogte is er uitzicht op een grote hoge bergwereld en met de versnellingsbak in zijn drie kun je je uitleven op het bochtige terrein. De afwisseling is de kracht van deze pas: hoekig, rond, kort, langgerekt. Alle soorten en maten bochten komen voorbij. Tip: Malga Vallazza voor pauze met een streekgerecht erbij.
Passo Staulanza, 1.766 m – Voor het betere stuurwerk
De Passo Cibiana is een goede opmaat voor het betere stuurwerk op de Passo Staulanza, twee overgangen in de zuidelijke Dolomieten. De sfeer is er hyper Italiaans met kleine dorpen en sterke koffie bij het café. Vanuit Dont begint het klimmen met korte en grote klappen. Het is zo’n pas die je, zonder te racen, op tempo kunt nemen. Eenmaal over de top kun je kiezen uit twee bekende toppers: Giau of Falzarego. En als je de tijd hebt, neem je ze gewoon allebei.
Duitsland
Isartal, 800 m – Horizontale bergpas
Strikt genomen is dit natuurlijk geen bergpas. Het gaat wel op en neer, de weg verbindt verschillende dalen, maar volgt daarbij een rivier en geen bergrug. Maar voor deze maken we graag een uitzondering omdat hij nogal bijzonder is en weinig wordt gereden. Het gaat dwars door één van de wildste stukken natuur op de grens van Duitsland en Oostenrijk. De rivier de Isar mag er vrij stromen, zonder kades, zonder grenzen. Op de motor volg je de loop van het water dwars door die natuurpracht. Met behalve zicht op het vrije water ook op de ruige flanken van het Karwendelgebergte.
Oostenrijk
Hengstpas, 987 m – Bij Salzburg linksaf
Wie doet het? Je mist daarmee de hoogste bergen van Oostenrijk, maar krijgt er wel iets voor terug: rust, ruimte en de onbekende Kalkalpen. En vergis je niet. Fijn golvend landschap wordt er afgewisseld met bergen die nog altijd tot boven 2.000 meter hoogte gaan. Toppers zijn de route langs de Salz door de Ybbstaler Alpen met aansluiting op Nationalpark Gsäuse en Nationalpark Kalkalpen, waar je net onder de 1.000 meter hoogte de Hengstpas vindt. De weg slingert rustig door de verstilde bergen. Hand half aan het gas en genieten maar.
Sölkpas, 1.790 m – Toevalstreffer
In deze tijd van vooraf zorgvuldig in je navigatie geladen routes, kom je ze niet vaak meer tegen: toevalstreffers. De Sölkpas was er zo eentje tijdens een iets te optimistisch geplande dagtocht. Er was een kortere route nodig om voor het donker bij het hotel te zijn. Dat werd de Sölkpas, een onverwacht pareltje. Nul ander verkeer, mistflarden voor een vleugje mysterie en uitdrijven door ongerept landschap naar Tamsweg. Zet maar op je lijst: Sölkpas.
Staller Sattel, 2052 m – Wachten op je beurt
Je kunt natuurlijk de oude Brennerpas nemen als je van Oostenrijk naar Italië wilt, of omgekeerd. Of via de Grossglockner Hochalpenstrasse en de Plöckenpas. Maar één van mijn favoriete pasjes is die over het Staller Sattel. De weg is zo smal dat er eenrichtingsverkeer is ingevoerd. Het ene half uur bergaf, het andere bergop. Als je vanuit Italië naar Oostenrijk rijdt, brengt de route je langs een mooi bergmeer naar het Defereggental met zijn kleine dorpen en oude houten huizen. Heel fraai.
Toerisme Italiaanse Alpen: het voorjaar ontwaakt
Zwitserland
Glaubenbergpas, 1.543 m – Uit de vergetelheid
Het hele traject, zo’n 32 kilometer tussen Sarnen en Entlebuch, is pas sinds 2010 volledig geasfalteerd. In de Middeleeuwen een belangrijke verbindingsweg, daarna wat in de vergetelheid geraakt. Het is een pas zoals we die graag zien: bochten, een gemiddeld stijgingspercentage van 10 procent, nog meer bochten en een landschap met toppen, hoogveen, wilde bergbeken en rotspartijen. Als je richting Sarnen rijdt, kun je er een toegift aan toevoegen over de Glaubenbielenpas (1.611 m).
Passo Lucomagno, 1.906 m – Tussen klassiekers
De Zwitserland-liefhebber heeft ze op zijn of haar bucketlist staan: St. Gotthardpas en San Bernardinopas. En terecht. Bovendien sluiten ze mooi op elkaar aan. Het is precies de reden waarom het op de Passo Lucomagno of Lukmanierpas vaak zo rustig is. Daarom hoort hij tot mijn persoonlijke favorieten. Het bochtenwerk is wat minder spannend dan op de bekende toppers – het klimt vrij geleidelijk – maar wat is het geweldig om in je eentje door de verlaten bergwereld te rijden. Wild, ruig, hoog, puur.
Download hier de route 15 onbekende Alpenpassen
Foto’s: Hans Avontuur