Een motorrijbewijs, maar geen eigen motor? En wel een nieuwe vriend die graag op de motor door de bergen rijdt? Dan stap je achterop de buddyseat, zoals Gitta den Engelse dat afgelopen najaar deed. Zo beleef je het bergavontuur op twee wielen minstens zo intensief!
In de verte hoor ik mijn alarm afgaan, kijk op de wekker en zie dat het pas 5:00 is. Uitslapen is er niet bij vandaag. Helemaal niet erg. Op de parkeerplaats staat Dennis’ bus namelijk al klaar voor vertrek, de motor achterin, vastgezet met zes spanbanden. Onze trip kan beginnen! Nou ja, eerst nog even twaalf uur over de autobahn naar het zuiden sturen. Natuurlijk kan je dat hele stuk ook met de motor afleggen, maar het is wel zo ontspannen om al die snelwegkilometers met een luxe bestelbus te maken. Ik verheug me erg op deze reis. Dennis is er al veel vaker geweest met de motor, voor mij is het de eerste keer dat ik die kant op ga. De bestemming is Chienes in de Italiaanse alpenregio Alto Adige. Maar je mag ook Kiens zeggen, zie ik op de kaart. En Südtirol in plaats van Alto Adige.
Dat komt door de Eerste Wereldoorlog, vertelt Dennis me. De Italianen vochten samen met de Geallieerden tegen Duitsland en Oostenrijk. Als beloning werd ze een worst voorgehouden: Tirol. Maar toen de overwinning werd gevierd, moest Italië genoegen nemen met Zuid-Tirol, vanaf de Brennerpas tot even voorbij Bolzano. De rest bleef Oostenrijk. Inmiddels is dat al meer dan honderd jaar geleden, maar het grootste deel van de bewoners spreekt nog steeds het Tiroolse dialect.
Sella Ronda
In Kiens hebben we geboekt in Gasthaus Der Gassenwirt, een speciaal motorhotel van de hotelorganisatie MoHo. Zo weten we zeker dat we de Suzuki V-Strom veilig kunnen stallen.
De sfeer in het hotel is warm en gezellig. En duidelijk meer Tirools dan Italiaans, wat door het hartelijke “Grüß Gott” en de traditionele dirndl-jurk van gastvrouw Petra Falkensteiner benadrukt wordt. Maar Italiaanse gasten worden moeiteloos in het Italiaans te woord gestaan en Engels spreken ze spreken ze ook. Gelukkig, want Duits en Italiaans zijn niet mijn sterkste punten.
Dennis wil de Dolomieten in, die al direct ten zuiden van Kiens beginnen. Geholpen door hotelier Andreas Falkensteiner, die zelf motorrijder is en alle mooie routes in de omgeving van zijn hotel als zijn broekzak kent, stellen we een route samen door het hart van de Dolomieten. Eerst via Bruneck, Olang en de Furkenpas rond de Kronplatz, dan door de Badiavallei naar het zuiden en vervolgens over vier bergpassen rond het Sellamassief: de Campolongopas, de Pordoipas, de Sellapas en de Gardenapas. Oftewel: de beroemde Sella Ronda.
Wat mij opvalt is dat de bergen hier zo totaal anders zijn dan de Alpen. Ze komen letterlijk uit het niets uit de grond en reiken tot grote hoogte. De lucht is kraakhelder en de bergen steken strak af tegen de blauwe lucht. Het is al eind september, maar de temperatuur is hier nog heerlijk zomers. Ik mis de voering van mijn motorjack die ik in het hotel heb achtergelaten geen moment. Maar wegdoezelen in die weldadige warmte is er natuurlijk niet bij. Ondanks dat ik zelf het stuur niet in handen heb, moet ik er met al mijn aandacht bijblijven. Motorrijden is niet nieuw voor mij – ik rij zelf ook motor – maar de tornante, de haarspeldbochten van de Dolomieten, zijn toch heel andere koek dan de Hollandse polder. Over Dennis’ schouders kijk ik voor me om te zien wat komen gaat, je zou er bijna zeeziek van worden. Gelukkig heb ik tijdens mijn zeiltrips al ontdekt dat ik daar geen last van heb. Dennis rijgt de bochten soepel aaneen en ik probeer op het juiste moment mee te hangen om het ritme zo min mogelijk te verstoren. Ik ben er duidelijk drukker mee dan Dennis, want hij kletst lekker door. Dankzij dik twintig jaar ervaring met motorrijden in de bergen kan hij blijkbaar tegelijkertijd focussen op de weg én praten. Ik ben blij dat hij over de juiste routine en reflexen beschikt, met al die losse keitjes en rubbersporen in de bochten. Af en toe voel ik het achterwiel wegglijden, maar Dennis corrigeert netjes en rijdt rustig verder. Sommige rubbersporen lopen richting berm. Ik vraag mij af hoe dat dan is afgelopen…
33 haarspeldbochten
Bij het plaatsje Arabba pauzeren we om een pizza te eten. We kunnen er weer tegenaan en rijden verder omhoog naar Passo di Pordoi, 33 haarspelbochten over net iets meer dan 600 hoogtemeters! Op de pashoogte staan we natuurlijk even stil bij het monument van Fausto Coppi. Deze wielrenner met de bijnaam Campionissimo, Kampioen der Kampioenen, behaalde gedurende zijn carrière in totaal 153 overwinningen. Als eerbetoon aan deze grote renner wordt het hoogste punt van de Giro d’Italia de Cima Coppi genoemd, de Berg van Coppi. Van alle Italiaanse bergpassen is de Pordoi het vaakst deze eer ten deel gevallen.
We parkeren de motor, bergen onze helm en tas op in een kluisje bij de kassa en kopen een kaartje voor de kabelbaan naar de Sasso Pordoi, een rotsplateau op een hoogte van 2950 meter. Vanuit de gondel zie ik kleine gehelmde poppetjes aan de steile wanden hangen. Bergbeklimmers. En weer iets hoger slingert een stoet wandelaars als een kolonne mieren achter elkaar aan over een smal slingerpad omhoog. Met bijna duizend hoogtemeters best een flinke klim. De machinist van de gondel zit er onbewogen bij, het doet hem allemaal niks. Wat wil je, ook het mooiste landschap ter wereld wordt heel gewoon als je het iedere dag ziet. Maar voor mij is dit volop genieten.
Boven aan gekomen op de terrazza delle dolomiti lijkt het alsof we op de maan beland zijn, alleen maar rotsen. Hoog boven ons glijdt een paraglider als een adelaar rondjes op de thermiek rond het plateau. Dat staat nog op mijn bucketlist, dat zweven boven de bergentoppen, met alleen het geluid van de wind. Warm zal het daarboven trouwens niet zijn, want ook ik voel dat het hier op deze hoogte duidelijk frisser is dan beneden. Maar niet fris genoeg om ons te beletten te genieten van het uitzicht. Fenomenaal, de gehele Dolomieten zijn vanaf hier zichtbaar. En dan te bedenken, dat we hier, op bijna drie kilometer hoogte, in feite op de bovenkant van een voormalig koraalrif staan!
Weer beneden vervolgen we de toer over de Sellapas en de Gardenapas. Het aantal haarspeldbochten tellen is zinloos, het zijn er zoveel dat ik de tel kwijtraak. De kilometerteller is duidelijker: 158 km klokken we als we aan het eind van de dag weer in Kiens aankomen. Zeker de moeite waard!
Tiroolse live-muziek
Na het avondmaal klapt Dennis de kaart open om de route voor morgen uit te stippelen. Gastheer Andreas, net klaar in de keuken, schuift spontaan aan en geeft een interessante tip: over smalle weggetjes naar de aardpiramides bij het plaatsje Ritten op de flanken van de gelijknamige berg, net even boven Bolzano. Een flinke rit, maar volgens Andreas de moeite waard. ‘Deze piramides zijn ontstaan doordat regen de leemachtige aarde op de berghelling wegspoelde, behalve op de plekken waar grote stenen lagen. Die hielden de grond droog en stevig. Die stenen liggen nu als een soort van hoedjes op de toppen van die leemzuilen.’ Ik ben benieuwd. Nog even horen we het Tiroolse live-bandje aan, maar als snel kan ik de lokroep van m’n bed niet weerstaan. Morgen weer verder.
Was de route gisteren – hoe fraai ook – redelijk standaard, wat we vandaag doen is heel andere koek. Net als gisteren rijden we over de SS244 naar het zuiden, maar als snel buigen we af naar het westen en verruilen we deze strada statale voor smalle land- en bergweggetjes. Dennis is voorzichtig met het gas, de weg zit vol kuilen. Dat ook de autoriteiten zich hiervan bewust zijn blijkt als niet veel later de weg afgesloten blijkt wegens wegwerkzaamheden. Stoppen en omdraaien? Of gewoon verder. ‘Hoe dicht kan het zijn?,’ vraagt Dennis zich af. ‘Met de motor kom je toch overal langs?’ Ik denk hetzelfde en dus negeren we het bord en rijden verder. Lange tijd gaat het prima, tot we stuiten op een grote, dampende machine met mannen in oranje overalls eromheen: de weg wordt geasfalteerd! Oei, dat teer wil je liever niet op je motor hebben. Omdat ze één weghelft per keer doen, rijden we voorzichtig over de nog droge helft verder. Tot we op een volledig nat gedeelte stuiten en ook de berm geen optie is. Zo langzaam als mogelijk rollen we door het vloeibare zwarte goedje. Maar zo langzaam als mogelijk is niet langzaam genoeg, want als we weer droog asfalt onder de wielen hebben, blijkt de onderkant van de motor vol te zitten met een kleverige mix van alsfalt, zand en kleine steentjes. Oeps, Dennis kijkt ineens helemaal niet meer zo blij! Dat wordt thuis flink poetsen…
Lekkere rijderspas
Maar ieder nadeel heeft z’n voordeel. En dat is in dit geval: we zitten nog op de goede route. Niet veel later bereiken we dan ook de aardpiramides. Althans, een bordje waarop aangegeven staat dat we er bijna zijn. Om ze echt te zien moeten we nog tien minuten door een bos lopen. Het blijkt de moeite waard, wat een imposant gezicht, die smalle torentjes met dakjes van steen erop. Net een sprookje.
Na Ritten rollen we verder over de SS508 door de Sarntaler Alpen, in noordelijke richting via het Valle Sarentina en het Val di Pennes naar de Passo di Pennes. Wat een lekkere rijderspas, met in het begin een paar fijne, snelle doordraaiers en in het midden een heerlijk stapeltje haarspeldbochten. Maar hoe hoger we komen, hoe kouder het wordt. Daar hadden we niet op gerekend. Wat stom, al onze warme spullen liggen nog in het hotel. Op de top van ruim 2200 meter hoogte geeft de thermometer nog nét geen vorst aan. Brrr. Gelukkig is er op de pashoogte een restaurant. Snel naar binnen voor een warme minestronesoep. In het zonnetje achter glas, met een warm bord soep in je maag, is het heerlijk warm. Maar ja, we moeten toch écht een keer weer naar beneden. Gelukkig stijgt de temperatuur snel als we afdalen richting dal. Alhoewel, de comfortabele 25 graden van de afgelopen dagen halen we niet meer. Het maakt me niks uit. Een gevoel van vrijheid en geluk borrelt in me op. Dennis voor me, de wind op m’n wangen, een prachtig berglandschap… wat valt er verder nog te wensen? Nog een keer hier naartoe misschien? En dan een eigen motor mee? Zéker weten!
MoHo-Hotel Gasthaus Der Gassenwirt
Het ruim 400 jaar oude Gasthaus Der Gassenwirt, dat sinds 2016 uitgebaat wordt door motorliefhebber Andreas Falkensteiner en zijn echtgenote Petra, ligt aan de voet van de Zuid-Tiroolse berg Kronplatz, ook wel de Poort naar de Dolomieten genoemd. Wat nauwelijks overdreven is. Zodra je de Kronplatz voorbij bent zit je midden tussen de beroemde Italiaanse steenklompen. Maar ook het hotel zelf is de moeite waard, met uitgebreide wellness-faciliteiten, een groot zwembad en – het is en blijft ondanks dat er Duits gesproken wordt natuurlijk wel Italië – erg lekker eten. Andreas staat zelf achter de kachel; naast vaardig motorrijder blijkt hij ook nog een prima kok!
De motorhotels van MoHo
De hotels die zich hebben aangesloten bij de MoHo-organisatie hebben stuk voor stuk een motorrijdershart. De meeste gastheren zijn zelf hartstochtelijk motorrijder en kennen de mooiste motorwegen in de omgeving als hun broekzak. En hebben ze er nog geen route van, dan maken ze die wel voor je als je het vraagt. No problemo! Natuurlijk is er altijd een beveiligde stalling, hebben ze ook gewoon een busje kettingvet voor je en kun je je motorfiets afspoelen, mocht je de hele dag door de regen hebben gereden. Voor natte kleding is er een speciale droogruimte en vieze kleding kun je laten wassen. Er zijn bijna zestig MoHo-hotels, verspreid over Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Italië en Kroatië. Onderscheid tussen de hotels wordt gemaakt met een speciaal sterrensysteem. De hotels met een ‘drie helmen’- status zijn vrij basic, bij vier helmen kom je al eigenlijk niets tekort en bij vijf helmen zit je in de crème de la crème van de MoHo-hotels. Deze hotels en hun eigenaren denken en ademen simpelweg motorfiets. Voor meer informatie over de MoHo-hotels in Italië en andere motorvakantielanden ga je naar www.moho.info.