Het liefst slaan we ze over, doodlopende wegen. Op en neer over dezelfde weg heeft nu eenmaal niet onze voorkeur. Maar wat als je het tóch doet? Dan ontdek je plekken die ruig, authentiek en verrassend zijn. We rijden naar Tirol en gaan op zoek naar de mooiste Sackgassen, zoals de Tirolers het zelf zo mooi zeggen.
Oké, slik de teleurstelling maar weg. We gaan niet naar het Kaunertal, de bekendste doodlopende weg van Tirol. Het is de enige Sackgasse die we in de Oostenrijkse deelstaat wél op en neer rijden. De uitzondering op de regel dus. Maar het gaat op deze tocht juist om de dalen waar we ongemerkt aan voorbij rijden. Kortom: op zoek naar de verborgen schoonheid van vergeten valleien.
Dus steek ik na het binnenrijden van Tirol het brede Inntal over en rijd ik het Pitztal binnen. Hoewel er twee skigebieden liggen, is het opmerkelijk authentiek gebleven. Dat komt vooral omdat de helft van het dal tot diep in de vorige eeuw alleen via een onverhard karrenspoor bereikbaar was. Tegenwoordig ligt er strak asfalt.
Hoe dieper je het Pitztal inrijdt, hoe prachtiger het wordt. De wanden gaan steil omhoog, watervallen kletteren omlaag en boven je balanceren boerderijen op de rand van de afgrond. In het kleine Zaunhof verlaat ik de route die op mijn gps staat. Ik wil uitvinden hoe je nou bij zo’n onmogelijk gelegen boerderij komt. Het is een soort hillclimbing light.
Mijn reisgenoot, de KTM 1290 Super Adventure S, geeft het pretgehalte een extra zet. Hoewel het weggetje smal is, laat de machine zich licht en sportief rijden. Bij elke hoekige bocht stuur ik scherp in om vervolgens – bam, bam, bam – richting hemel te vliegen. De 160 pk en 138 Nm laten zich gelden.
Onvoorstelbaar hoe snel je dan hoogtemeters maakt. Voor je het weet, rijd je ergens waar normaal de wolken waaien. Vanaf deze hoogte kijk ik op de huizen en kerk van Zaunhof neer en zie ik op de bodem van het dal de snelstromende Pitze. Wat een uitzicht. Afdalen en verder naar het einde van het dal.
Op de laatste kilometers naar het keerpunt opent de bergwereld zich en komen de witte pieken van de Wildspitze tevoorschijn. Met de gletsjers rondom. Ik zet de KTM even aan de kant, geniet van het panorama en start dan de tweecilinder voor de rit terug. Het is precies dezelfde weg die ik gekomen ben, maar vanaf deze kant ziet alles er heel anders uit.
Toerisme Oostenrijk: De Hahntennjoch
Heerlijke lussen
Terug over de Inn en naar mijn slaapplek, het motorvriendelijke Hotel Seerose aan de Piburger See. Met de Super Adventure in de garage bekroon ik de dag met stevige bergkost en een glas bier op het terras. Ik verheug me nu al op de rit van morgen, die begint met de klim naar het hooggelegen dorp Kühtai.
Het is heerlijk rijden door de frisse bergochtend. Fijne bochten om een beetje op te warmen, duizend meter omhoog én weer omlaag. Doel is het afgelegen Lüsenstal. Het asfalt volgt de rivier. Soms rechtdoor, soms met grote ronde lussen. Halverwege het dal brengen vier haarspeldbochten me een etage hoger.
Een parkeerplaats lijkt het einde van de weg te markeren, maar dat is gezichtsbedrog. Het gaat verder en verder het dal in, het wordt mooier en mooier. Voorbij een smalle kloof opent het dal zich nog één keer voor een hele fraaie toegift: een vallei van groene velden, een slingerende beek en een dramatische bergwereld erboven.
Ik leg aan voor koffie bij Alpengasthof Lüsens, dat 242 jaar oud is. Het terras kijkt uit op de Stubaier Alpen met toppen die de 3.000 meter aantikken. De zon komt boven de bergen uit en warmt de wereld op. De dikke binnenjas kan ik uit mijn motorjack ritsen. Het wordt een warme dag. Op de gps kijk ik alvast hoe de geplande route verder gaat en straks de oude Brennerpas zal volgen.
Als ik daar niet veel later rijd, zie ik links beneden Innsbruck liggen, de hoofdstad van Tirol met springschans, paleis en monumentale panden. Op enkele huizen die ik passeer staat de afbeelding van Andreas Hofer, de held die in 1809 de Tiroler opstand leidde tegen Napoleon, verschillende successen boekte maar uiteindelijk verloor. Hij stierf voor het vuurpeloton. Hofer is hét symbool van vrijheid geworden en nog altijd enorm geliefd.
Nooit van gehoord
Op de oude Brennerpas is het lekker doorrijden. Er zit wel verkeer op, maar in de sport-stand schiet de KTM er eenvoudig voorbij. Ik hoef niet eens terug te schakelen. De Brenner verbindt Oostenrijk met Italië en zo wordt de route ook gebruikt. Navistal, Gschnitztal, Schmirntal, Valsertal? Nooit van gehoord. Dat gaat nu veranderen.
Te beginnen bij het Navistal. Het dal loopt dood, maar je kunt er deels wel op een andere manier in- en uitrijden. Ik neem op de heenweg de route over de bodem van het dal en op de terugweg kies ik voor het traject bovenlangs. Het is onvoorstelbaar rustig en ik kom niet één andere motorrijder tegen. In het Gschnitztal is dat niet anders. Het voelt alsof ik iets aan het ontdekken ben.
Hoewel over schoonheid niet te twisten valt, vind ik de route door het Schmirntal het mooist. Hoe dieper ik erin rijd, hoe leger en woester het wordt. Met helemaal aan het einde een gehucht, goed voor een handvol boerderijen en het Alpengasthof Kasern uit 1902. In de tuin staan banken en stoelen in de zon. Er worden regionale specialiteiten geserveerd en huisgemaakte taart.
Later die middag tik ik het einde van het nabije Valsertal aan om vervolgens over de Brenner terug naar het hart van Tirol te rijden. Ik volg rechtsaf de flanken van het Inntal naar nóg zo’n prachtig en wat vergeten dal: het Alpbachtal. Er zijn ondertussen wolken komen binnendrijven. Ze hangen laag en af en toe vallen er druppels op het vizier.
Hoe dieper ik in het Alpbachtal doordring, hoe verder weg de ‘gewone wereld’ lijkt. Het is een beetje een sprookjeswereld van weilanden, bossen en almen. Moderne huizen staan er nauwelijks. Bijna alle boerderijen zijn van donker, zongeblakerd hout. Er staan exemplaren tussen die honderden jaren oud zijn. Volgens mijn gps moet ik vanaf het eindpunt ook via een netwerk van kleine weggetjes terug kunnen rijden. Het proberen waard.
Het is er smal, smaller, smalst. En de navigatie raakt de draad kwijt. Af en toe gaat de KTM bijna recht over het boerenerf en nog net niet door de koeienstal. Tot het asfalt in een weiland eindigt. Omdraaien, de gps vergeten en ouderwets op gevoel proberen af te dalen. Een keertje links, een keertje rechts. Op die manier komt het uiteindelijk goed.
De toegift van de dag volgt aan de ander kant van het Inntal. Vanuit Kramsach vertrekt een route langs een handvol kloven richting het gehucht Pinegg. De Super Adventure kan zich hier weer uitbundig laten gaan. Tempo houden. Strakke bochten rijden. Het wegdek is nat, maar niet glad.
Feestnummers
Aan het einde van de middag land ik, na opnieuw de Inn te zijn overgestoken, bij Gasthaus Sollererwirt in Thierbach. Het is gestopt met regenen en het laatste avondlicht zorgt voor een ongekend mooie gekleurde wolkenhemel. Mijn slaapadres, een gasthof uit 1670, heeft een ouderwetse Stube met krakende houten vloer, hoekbanken, kruisbeeld aan de muur, oude kacheloven en een heerlijke Käsespätzle, een Tiroler variant van pasta met regionale bergkaas en uien.
Sollererwirt is zo’n adres waar het ’s avonds vanzelf (te) laat wordt. De warme sfeer van de Stube nodigt uit om lang te blijven zitten. Kachel aan, glas bier erbij, sterke verhalen vertellen. Het oog valt op een groen klaptafeltje dat aan de muur hangt. Hierop schreef majoor Josef Speckbacher – strijdgenoot van Andreas Hofer, die we al eerder tegenkwamen – zijn oproep aan de Tiroolse boeren om tegen Napoleon te vechten. Proost!
Tenerife op de motor: Hoog boven zee
Het stevige ontbijt moet de motorrijder weer een beetje op gang brengen. Sterke koffie erbij. Prima. Daarna stuur ik de KTM omlaag richting Hopfgarten en het dal van Kelchsau. Heen en terug, we zijn immers bezig met een route langs doodlopende wegen. De Kitzbüheler Alpen staan vooral bekend als feestbestemming tijdens de wintersport. De afgelopen coronajaren heeft dat nagenoeg stilgelegen, maar in bijvoorbeeld Kirchberg gaat normaal gesproken het dak eraf als Wolter Kroes & Co hun feestnummers inzetten.
Het imago doet de bergen echter tekort. Dat wordt nog eens duidelijk als ik deze ochtend de afslag naar Aschau neem. Voor ik terug naar huis rijd, wil ik nog een laatste doodlopende weg nemen. Voor het bochtenwerk hoef ik niet naar het puntje van het zadel te schuiven. De finale van de rit is vooral mooi. Omdat de weg aan het einde van het dal eindigt, is er alleen sprake van bestemmingsverkeer. Rustig dus.
Ik volg het water. Het slingert gemoedelijk naar het Talschluss, zoals de Oostenrijkers zelf zeggen. Op de kaart had ik gezien dat het einde van het dal door de bergen rondom wordt omarmd. De werkelijkheid is nog veel mooier. Een smalle weg gaat over de flanken van de Grosser Rettenstein, op de grens van Tirol en Salzburg. Het is een mini-universum van almen en snelstromende bergbeken.
Download de route
5 Topstops
1. Dorfplatz, Wenns
Op 50 meter van de route ligt dit kleine dorpsplein. Blikvanger is het Platzhaus dat in de zestiende eeuw volledig werd beschilderd. Een kapel, dorpspomp en een fijn terras van Gasthof Post maken het plaatje af. Info: www.postwenns.at
2. Alpengasthof, Lüsens
Helemaal aan het einde van het Lüsenstal staat deze robuuste herberg die ooit tot een klooster behoorde. Vanaf het terras heb je een droomuitzicht op de Stubaier Alpen. Info: www.alpengasthofluesens.at
3. s’Hoamat Platzl, Steinach
Als je op de oude Brennerpas even uit het zadel wil, dan is dit bij locals geliefde adres een aanrader. Vooral voor koffie met huisgemaakte taart. Info: www.hoamatplatzl.tirol
4. Alpengasthof Kasern, Kasern
Meer dan honderd jaar oude herberg aan het einde van de weg in het Schmirntal. Bij mooi weer zit je er in de tuin, te midden van de enorme bergwereld. Info: www.alpengasthof-kasern.at
5. Fuchswirt, Kelchsau
Klassiek Oostenrijkse dorpsherberg met 650 jaar oude Stube en zonnig terras. En voor wie blijft slapen en dus niet meer hoeft te rijden: een Biergarten. Info: www.fuchswirtkelchsau.at
Reisinformatie
Erheen
Wenns in het Pitztal ligt op ongeveer 860 kilometer rijden vanaf Utrecht via de Fernpass en het stadje Imst. Het is ook leuk om de eerste nacht in Innsbruck door te brengen, een verrassend sfeervolle stad.
Overnachten
In Tirol is de keuze enorm. Van eenvoudige Zimmer Frei tot luxueuze vijfsterrenresorts. Motorrijders zijn overal welkom. Wij sliepen bij het motorvriendelijke Seehüter’s Hotel Seerose in Piburg, met garage en werkplaats (www.seerose.at) en bij Gasthaus Sollererwirt in Thierbach, een eeuwenoude herberg annex boerderij (www.sollererwirt.com).
Eten en drinken
In de dalen die we op deze route rijden wordt vooral stevige bergkost geserveerd, zoals Käsespätzle, Tiroler Gröstl en verschillende soorten Knödel. De gerechten staan bij de Nederlander niet meteen hoog op het lijstje, maar wie ze eenmaal heeft geproefd, is verkocht. Ook fijn in Tirol: bijna overal kun je huisgemaakte taart bij de koffie bestellen.