In de zomer zoeken Nederlanders massaal verkoeling aan het water. Meestal aan de kust, maar de oevers van de Maas hebben fijne stuurweggetjes en zijn met de buitenwereld verbonden door veerponten. Zo krijgen we, buiten een dijk van een route, onderweg ook die gezochte verkoeling.
Foto’s: Michiel van Dam
Onze pontjesroute begint bij de Keurvorst van de Pfalz. Niet bij de goede man zelf, want als het goed is, voert hij al sinds 1799 een hemelkoor van engelen aan en laat hij het uitbaten van het naar hem genoemde hotel-restaurant in Ravenstein over aan een ter zake kundig horecateam.
Ontbijtje naar binnen, motoren naar buiten, baasjes erop. We rijden direct al over de dijkweg langs de Maas.
Toerisme Nederland: FoodRoute door Noord-Brabant
Die dijk troont als een keurvorst boven het water rechts en de landerijen links. Rijen prachtige bomen erlangs dienen als erewacht en werpen een aangename schaduw op de weg. Waarom lukte het niet om het Demense veer in onze route op te nemen? Een solide hekwerk geeft het antwoord. Hier mogen alleen fietsers en voetgangers oversteken. Geen nood, dan krijgen olie en banden de gelegenheid om verder op te warmen.
Bij Megen mogen we dan ons eerste pontje oprijden. De schipper voldoet met zijn witte baard helemaal aan ons beeld van een kapitein. Hij komt hoogstpersoonlijk kennismaken en € 2,70 incasseren. Ondertussen stampt zijn schuit al naar de andere oever.
‘Heeft uw boot een naam, kapitein?’
Schouderophalen.
‘Megen. Dat is vaak zo. Waar hij heen vaart is ook de naam van de pont.’
Voordat we kunnen vragen hoe het dan zit als zijn boot juist van Megen naar Appeltern vaart, is daar al de volgende oever. Fasten your seatbelts, start de motoren. ‘Provincie Gelderland. Dichterbij dan je denkt.’
Brabantse bodem
Maasbommel heet de volgende pont, die zet ons over naar Brabantse bodem.
Hier en daar hebben we een mooie lus in de route geknoopt, waardoor we diep het Brabantse binnenland induiken. Ruimhartig slingeren we zo over het land rond Oss en Den Bosch. Maar steeds komen we weer terug bij de rivier, naar de koelte aan de Maas. Want over deze waterweg varen de pontjes nog tussen het andere vaarverkeer door. Op de Waal zijn de veerboten grotendeels vervangen door bruggen als oeververbindingen. Volgende pont.
‘Hoe heet uw boot schipper?’
‘De Alphen, naar dat dorp daar.’
Dat wordt dus weer Gelderse grassprietjes tellen. Maar zo zien we ook dingen, waar we anders aan voorbij zouden rijden. Alphen heeft een loungeterras langs de weg, met verleidelijke stoelen en parasols. Er staat een rijtje stenen waar anders alleen een hondje aan zou snuffelen. Daarom is er voor menselijke passanten een informatiebord bij gezet, dat meldt dat het hier gaat om een kerkhof voor stenen markeerpalen uit de tijd van voor GPS.
Zo’n plaatsje langs de rivier als Alphen blijkt bij nadere beschouwing best wat bezienswaardigheden te hebben. Dat huisje links bijvoorbeeld, een dijkmagazijn, wat zouden de Alphenaren daarin bewaren? Iets verderop staat een klassieke houten windmolen met z’n armen te zwaaien. Tot Voordeel en Genoegen stamt uit 1795 en in de negentiende eeuw hoorde bij de molen ook het recht van het voetveer over de Maas en was hier een laad- en losplaats.
Een zijweggetje loopt dood, maar pakken we het toch even mee. Want over deze privéweg van Vattenfall kunnen we bij de waterkrachtcentrale komen, die wordt gemarkeerd door een rij van witte sluis- en stuwtorens van Rijkswaterstaat in de Maas.
Tonnie de Blank
Wat krijgen we nou? Een groot fotobord laat ons schrikken. Een brug hier over de Maas? Nee toch? Dat past niet in ons pontjesthema. Gelukkig is het loos alarm. Er komt alleen een nieuwe brug van Moordhuizen op de oever naar de pontsteiger van de veerpont bij Lith.
En daar komt die al aanvaren.
‘Hoe heet uw schuit, schipper?’
‘Tonnie de Blank.’
‘Aha, dus niet Moordhuizen of Lith?’
‘Nee. Tonnie de Blank was een man, hij woonde daar op de hoek en hij had een stuk of drie veerboten in bedrijf op de Maas. Toen de veerboten in 1984 bij Stichting De Maasveren kwamen, noemden ze deze pont Tonnie de Blank. En zo heet hij nu dus al zo’n veertig jaar.’
We mogen volkomen legaal nog rijden over de Lithse Dijkweg, helemaal tot aan Maren-Kessel. Daar ligt aan de Veerweg het volgende pontje al te wachten, dat ons naar Alem brengt.
Deze schuit heet Amalia, dat hoeven we niet te vragen, dat lezen we zelf ook wel.
‘Ja, naar de prinses’, zegt de schipper, die zo vriendelijk was om ons te komen ophalen vanaf de andere oever zodra onze motoren aan de Marense oever opdoken.
Heidense offerplaats
Alem, dat klinkt naar alruin en ander voor-christelijkspul. En inderdaad: op dit voormalige eiland was ooit een heidense offerplaats. Dat vertelt Paul van Winden, de gastheer die niet alleen het etablissement Sientjes in Kerkdriel runt, maar ook een begenadigd verteller is.
Tot 1935 lag Alem aan de Brabantse kant van de Maas. Door kanalisatie werd een meander van de Maas afgesneden, waardoor Alem op de noordelijke oever kwam te liggen. Zo werd het dorp afgesneden van Brabant en lag het voortaan op een schiereiland, door middel van een dam verbonden met Rossum. Voor die dam kwam, was er alleen een veerboot tussen Alem en Rossum.
Sientjes was de naam van een herbergierster die vanuit het café De Bommelse Stoep heel wat schippers voorbij zag komen. Maar dat veranderde toen de Maas werd omgelegd, want de Omklapbocht werd te krap voor de binnenvaart, de zandafgraving daarvoor werd recreatiegebied De Zandmeren en Sientje ging met pensioen. Het café werd gesloopt. Einde verhaal.
Totdat er op de plek van dat oude café aan de haven de nieuwe horeca kwam, met respect voor de plaatselijke geschiedenis Sientjes genoemd, waar Paul de verhalen levend houdt. We nemen er de tijd voor, want Sientjes biedt ook avondeten, overnachting en ontbijt.
Toerisme Duitsland, Main: rivier voor het leven
Vol fruitboomgaarden
De tocht voert verder door de Bommelerwaard, ook weer een riviereiland, uitloper van de Betuwe en dus vol fruitboomgaarden. Er staan ook beroemde kastelen, zoals Loevenstein en Ammesoyen, maar wij wenden de voorsteven richting het volgende pontje dat ons over het water van de Afgedamde Maas zal zetten, dat Aalst scheidt van Veen.
Schipper, mag ik overvaren, ja of nee? En moet ik dan een cent betalen, ja of nee?
In plaats van het ondertussen vertrouwde blauw en geel, deel van de huisstijl van Stichting De Maasveren, is het schip van riveer.nl in andere kleuren geschilderd. De service is ook anders aan boord, want hier komt de kapitein niet uit zijn stuurhut aan dek om dat centje te innen. Aan boord van de Aalst II dient de passagier zichzelf bij het schippersloket te vervoegen, om daar voor zijn passage te betalen.
Weer op de Brabantse wallenkant slingert de weg voort over de Maasdijk. Een opvallend bord waarschuwt voor andere weggebruikers die zomaar oversteken. Nee geen fietsers, maar bevers. Er schuift weer een brug in beeld, dat is niet de bedoeling op onze pontjestoer. Maar er is geen ontkomen aan: we moeten over de keersluisbrug Kromme Nolkering over het Heusdensch Kanaal.
Bernse veer
Rechtuit over de Bergsche Maasdijk, rechtsaf op de Bernsedijk naar de Veerweg. En daar ligt al ons volgende vaartuig in de bekende geel-blauwe kleurstelling: Bernse veer. Gelukkig vertelt ons een gebrandschilderd houten plankje de naam van deze schuit. Want de kapitein gaat niet met de pet, klomp of pinautomaat rond en schuift ook geen betaalloket open. Hij blijft gewoon boven in zijn stuurhut zitten en komt geen praatje maken. Mooie baan heeft zo’n man. Geld krijgen om in je stuurhut motorblaadjes te lezen, terwijl de automatische piloot het werk doet.
Het Bernse veer zet ons over naar de zuidoever, waarop we na een luttel aantal kilometers het fraaie vestingstadje Heusden doorkruisen.
Vanaf Heusen naar Drongelen slingert de dijkweg weer over een overweldigend mooi wei-, rivier- en uiterwaardenlandschap. Na Doeveren loopt de route hoog op de dijk over een prachtige bomenallee. Een groene tunnel, nog mooier dan die tussen Ravenstein en Megen.
Denkend aan Holland
Nederland is mooi, dat wisten onze voorvaderen ook. We denken aan de versregels van Marsman:
‘Denkend aan Holland
zie ik breede rivieren
traag door oneindig
laagland gaan.’
Hij schreef ‘Holland’, maar bedoelde natuurlijk ook Gelderland en Brabant.
En Belcampo schreef, staande bij het Wielse Veer: ‘Ik moest diep ademhalen van heerlijkheid; er is in de natuur niets, dat in grootsheid gelijkstaat met een kalm voortstormende, brede rivier, zo’n onweerstaanbaar machtig gebeuren, dat zich in zo’n volmaakte rust voltrekt. En op dat grootse gebeuren zijn dan mensjes bezig hun kost te verdienen.’
Zoals de binnenschippers en de pontjeskapiteins die in de heerlijkheid maar rondvaren. Horen wij daar de Keurvorst zijn engelenkoor zingen of is het de rijwind in de helm?
We gaan langs gemaal Gansoyen over de Bovenlandsche Sluis, waar nog machinedelen van het oude stoomgemaal langs staan. Daarna passeren we de schutsluis Waalwijk en volgen de Zomerdijk naar de Sluisweg. En aan het einde daarvan deint het Drongelense veer al op de Maas. We genieten opnieuw van de oversteek. Het is onderhand een vertrouwde ervaring geworden op onze pontjesroute. De trillingen komen niet uit de eigen machinekamer en het deinen wordt niet door oneffenheden in het wegdek veroorzaakt.
Een stukje verderop wacht de laatste veerpont van onze route. We genieten extra van het sluitstuk van deze toer. Het landschap en de hemel zijn weids. Boven ons trekken twee helikopters hun sporen. Alleen dat kan mooier zijn dan onze motorrit door dit gebied van water en land. Maar eenmaal op het Capelse veer is ook dat nog maar de vraag. Want als de klep neergaat en de slagboom opendraait, ligt de volgende dijkweg alweer op ons te wachten.
Reisinformatie
Pontveren
* Maas: www.maasveren.nl
* Bergsche Maas: www.bergschemaasveren.nl
Overnachten, eten en drinken
* Stadsherberg De Keurvorst in Ravenstein: www.keurvorst.nl
* Boetiekhotel B&B Sientjes in Kerkdriel: www.sientjes.com