In de negentiende eeuw was Brabant het centrum van de Nederlandse leer-, schoenen- en textielindustrie. Met dank aan water, hout en vooral spotgoedkope arbeid. Tussen Breda en Eindhoven gaan wij op zoek naar herinneringen aan die tijd. En naar mooi toerterrein.
Bij het binnenrijden van het dorp Waspik zet ik de Suzuki V-Strom 1050 op de standaard. Ik lees de borden. Stationslaan, Spoorstraat. Maar rails liggen hier al lang niet meer. Ook het station is verdwenen. Op een veld staat nog wel een gerenoveerd hek uit 1886 en een kaarsrecht fietspad toont de route van de verdwenen spoorlijn.
Het is een mager begin van onze zoektocht naar industrieel erfgoed. Zeker met al het moois dat nog komen gaat. Maar beginnen bij het begin. De trein. Die verbond de geïsoleerde streek met de rest van Nederland. De mouwen werden opgestroopt en begin twintigste eeuw tekende Brabant voor tachtig procent van de Nederlandse leer- en schoenindustrie.
Ik stop op de motor, zet de rijmodus een tikje sportiever en duik het achterland in. Slingeren door weilanden en leegte. Soms duikt er een haakse bocht op. Altijd leuk. Terugschakelen en vierkant de hoek om! En verderop nog een keer. Zonder tegenliggers kan het zelfs nog wat scherper. Vervolgens beland ik op een kaarsrechte dijk die al in de middeleeuwen werd aangelegd, zodat de mensen de voeten droog konden houden. Loodrecht op de dijk liggen de weilanden en een enkele boerderij.
Het landschap is vooral groots en weids, niet direct het stereotype Brabant van bossen en gezellige dorpen rondom de kerk en het café. In Waalwijk rijd ik langs de monumentale panden van schoenfabrieken. Tegenwoordig zijn er woningen en kantoren in ondergebracht. De fabriek van Van Haren is nog wel in bedrijf. Met de kenmerkende entree: een poort met een grote ijzeren boog erboven.
De stad uit, het groen in. Ik passeer het Nationaal Park De Loonse en Drunense Duinen met het sfeervolle gehucht Giersbergen, geef gas door voormalig moerasland en stap even af om de Moerputtenbrug te bekijken, een van de architectonische hoogstandjes van het Halvezolenlijntje. Na de sluiting van de spoorlijn raakte de brug ernstig in verval, dreigde gesloopt te worden, maar ligt er nu gerenoveerd en prachtig bij.
100 kilo op de schouders
Ik stap op, start de V-Strom en wring door het stadsverkeer naar het hart van Den Bosch. Iets buiten het centrum staan verschillende fabrieken die tot het mooiste industriële erfgoed van Brabant horen. Ondertussen kan ik misschien ook ergens koffie met een originele Bossche bol scoren. Oh ja, dat erfgoed: Grasso-fabriek (1912), Verkadefabriek (1929), Brabanthallen (1931) en De Gruyter Fabriek (1933). Koek en snoep worden er al lang niet meer gemaakt. De meeste panden zijn nu in gebruik als bedrijfsruimte, theater en filmzaal.
Eenmaal de stad uit zoek ik de Zuid-Willemsvaart op. Aangelegd in 1826 en zoals zoveel kanalen in Brabant speelt het een belangrijke rol bij de ontwikkeling van de industrie. Ik had ook eerst nog naar Oss kunnen sturen, geboortegrond van Unilever, maar om de route in één dag te kunnen finishen moeten er keuzes worden gemaakt. Zo zal ik ook Philips overslaan, want aan dat erfgoed alleen zou je een heel verhaal kunnen besteden. En op de eerste plaats willen we vooral rijden.
Dus volg ik niet meteen de kaarsrechte weg langs het kanaal, maar neem ik de route via mooie Brabantse dorpen als Berlicum, Middelrode en Heeswijk-Dinther. Ik laat de Suzuki ontspannen door de versnellingen lopen en in hetzelfde relaxte ritme wat mooie bochten nemen. Af en toe vang ik een glimp op van het klassieke Midden-Brabantse landschap met grillig gevormde weilanden en populieren voor de klompenindustrie.
Bij Veghel in de remmen en naar de oude hallen van de Coöperatieve Handelsvereniging Veghel (CHV), vooral bekend als fabriek voor mengvoeder, kunstmest en graan. Het bedrijf was begin twintigste eeuw ontstaan uit solidariteit, als bescherming van de kleine boeren tegen de macht van de grote handelaren. In museum SIEMei krijg je een indruk van een tijd waarin de boeren en arbeiders zware fysieke inspanning leverden. Zakken kunstmest van 100 kilo werden op de schouders van het schip naar het magazijn gedragen en zakkenverschoners klopten samen dagelijks 25.000 zakken schoon (en hun longen smerig).
De machines staan al sinds 1970 stil. CHV fuseerde, moderniseerde en verplaatste de werkzaamheden naar grotere locaties. Ik rijd langs de panden die decennialang leeg stonden, maar inmiddels in gebruik zijn als zogenaamde ‘cultuurlocatie’.
Hij krimpt tot miniformaat
Terwijl ik verder de Zuid-Willemsvaart afzak, zit ik met mijn hoofd nog even in de CHV-fabriek en de prachtige eenvoud van de oude techniek. Op pad met een hypermoderne Japanse motor voel ik me bijna schuldig. Zo massief en zwaar de machines van toen, zo licht en vernuftig is het vandaag de dag. Ik passeer een oude klokkengieterij en voor ik ga zwelgen in nostalgie, brengen moderne bedrijfspanden me terug bij de tijd.
Helmond. Nou niet bepaald een stad die bekend staat om zijn rijke culturele geschiedenis of oude binnenstad met schilderachtige huisjes. Maar het is maar net hoe je het woord cultuur definieert. Helmond is wel een van de belangrijkste plekken in de Brabantse industriële historie. Daar laten de gebouwen aan het kanaal geen twijfel over bestaan. Sommige hebben een nieuwe bestemming gekregen, zoals De Cacaofabriek, bij andere wordt nog altijd geproduceerd (Nedschroef, Vlisco). Bij een oude hijskraan aan het water krimpt mijn toch forse allroad tot miniformaat.
Door richting Geldrop. Even zit de bedrijvigheid van 2021 in de weg. Kernen als Het Hout, de Akkers en Mierlo zijn min of meer aan elkaar gegroeid. Het is de prijs die wordt betaald voor de vooruitgang. Gelukkig is de welvaart tegenwoordig wat beter verdeeld dan eind negentiende eeuw, toen arbeiders in hutten woonden of – als ze geluk hadden – in de huizen die fabrieksbazen voor hen lieten bouwen. Dat een deel van het loon zo weer terugvloeide in de zakken van de baas, was een bijkomstigheid.
Slingeren door Geldrop en daar is het Weverijmuseum, gevestigd in een oude… tja, weverij natuurlijk: de NV Wollenstoffenfabriek v/h A. van den Heuvel & Zoon. Geldrop profiteerde enorm van de industriële revolutie en kende tal van textielfabrieken die met grote stoommachines werden aangedreven. En wat is dan een ‘Sneivelstrutje’? In het museum leer ik dat dit dialect is voor jeneverstraatje en wijst op het enthousiaste drankgebruik in Geldrop, dat al van voor de industrie dateert.
Rijke zakenmensen
De verstedelijking maakt plaats voor natuur. De Kempen. De Strabrechtse Heide. Arme zand- en heidegronden met dennenbomen. De Kleine Dommel stroomt er traag naar het zuiden. Ik buig af naar Valkenswaard, rijd langs de voormalige sigarenfabriek en duik daarna opnieuw de natuur in.
De V-Strom kan zich uitleven op het Brabantse platteland. De wegen slingeren nu door dunbevolkt gebied met weilanden, vennen, lanen en verstilde gehuchten. Op de boerderijen werden vroeger zoveel kinderen geboren, dat die later op zoek moesten naar ander werk. Ze werden de goedkope krachten waar de fabrikanten van profiteerden. De industrie laat zich even niet zien. Pauze op de prachtige Markt en Vrijthof in Oirschot. Onder de dikke kerktoren heb ik de terrassen voor het uitkiezen.
Als ik later aan de rand van het natuurgebied De Kampina naar Oisterwijk stuur, bedenk ik me dat de natuur er mede voor heeft gezorgd dat de leerindustrie naar dit deel van Brabant is gekomen. Afgezien van goedkope arbeid, was er ook schoon water en volop eikenschors, ingrediënten die belangrijk waren bij het looien. Bovendien hadden de boeren vaak ervaring met het vak omdat ze ’s winters al op kleine schaal looiden als bijverdienste.
Veel fabrieken waren in handen van rijke zakenmensen uit het westen, die hier hun kans schoon zagen. Via het mooie centrum van Oisterwijk brengt de Suzuki me naar de KVL, een industrieel complex aan de spoorlijn. Ooit was dit de grootste leerlooierij van Nederland, goed voor 25.000 huiden per week. Op de poort stond trots de naam: Kon. Lederfabriek Oisterwijk N.V. Amsterdamsche Ledermaatschappij.
In vergelijking met andere grote looiers heeft KVL het nog lang volgehouden. Terwijl de meesten in de jaren zeventig ten onder gingen, sloot de looierij in Oisterwijk pas in 2001 de poort. Na leegstand en verloedering volgde de wederopbouw en herbestemming. Met veel succes. Anno nu worden de gebouwen onder meer gebruikt als kantoor, café-restaurant, expositieruimte, brouwerij én voor de bakkerskunsten van Robèrt – Heel Holland Bakt – van Beckhoven.
3 lekkere stops
1. Noordkade, Veghel
Het voormalige CHV-terrein is veranderd in een levendig wereldje van cultuur en gastronomie – en van gewoon boodschappen doen bij de Jumbo. Café de Afzakkerij en Wittern hebben allebei een terras met zicht op het water.
2. KVL, Oisterwijk
Even in de remmen voor wat lekkers uit de voormalige leerfabriek, de grootste van Nederland zelfs. Dat kan bij De Keuken van Leer, de Kazerne en bij Robèrt, waar je natuurlijk aanschuift voor zoetigheid.
3. Spoorzone, Tilburg
Ooit de plek waar locomotieven werden onderhouden en wagons gebouwd, nu een plek om uit te gaan. Je kunt een plek zoeken bij onder meer een voormalig rijtuig of op het terras van RAW. Liever alleen goede koffie? Ga naar Stoom013.
Eigen karakter
Ik rijd een rondje over het terrein, geniet van nog wat melancholisch verval en draai daarna Oisterwijk uit voor het laatste stuk naar het centrum van Tilburg. Onderweg laten Udenhout en Berkel-Enschot hun schoonheid zien, tot ik uiteindelijk de rand van de stad bereik en het Wilhelminakanaal oversteek. Daar is de Piushaven, die de laatste jaren tot een hotspot vol eigentijdse horeca is uitgegroeid.
Mijn finish ligt echter verderop in de stad die vooral groot is geworden dankzij de textielindustrie. Dorpen en gehuchten werden opgeslokt, maar hebben deels nog altijd hun eigen karakter en volksaard behouden. Ik leid de V-Strom soepel door het verkeer, omcirkel de binnenstad en bereik achter het station de Spoorzone.
Afstappen en tussen de industriële panden op zoek naar een plek op het terras. Het geluid van de werkplaatsen – de NS onderhield er zijn treinen – is verstomd. Uit de boxen klinkt fijne muziek en aan de tafeltjes om me heen onvervalst Tilburgs: ‘Diejen ouwe zooi is best schoon gewòrre, nie?’
Download de Brabant route
Voorvertoning in nieuwe tab(opent in een nieuwe tab)
3x afstappen
1. Museum SIEMei, Veghel
Bomvol met spullen uit de Meierij. Geeft een beeld van de landbouw en de industrie die daarmee samenhing. Veel oude landbouwwerktuigen, maar ook andere producten uit de streek zoals sigaren en klompen.
Informatie: www.siemei.nl
2. Weverijmuseum, Geldrop
Op deze plek in Geldrop stond in de middeleeuwen al een watermolen, waarmee de industriële revolutie min of meer is begonnen. Het museum vertelt het verhaal van de textielindustrie in Geldrop-Mierlo. Alleen het pand is al de moeite waard.
Informatie: www.weverijmuseum.nl
3. Textielmuseum, Tilburg
Mooi museum waarin verleden en heden van de textielindustrie samenkomen. Dus niet alleen oude machines, maar ook nieuwe technieken en modern design.
Informatie: www.textielmuseum.nl